woensdag 5 oktober 2011

10 - vrijdag 30 september 2011 terug in Curitiba

Vrijdag 30 september 2011. Er hing zeemist over de bergen en het weer leek alweer wat te betrekken, toen Geraldo ons tegen acht uur op de vrijdagmorgen naar de Rodoviario bracht. Samen met Toninho hadden we nog ontbeten en daarmee sloten we weer een stukje van de reis af. We hadden tevoren geen reisbiljetten besteld, maar volgens de computer aan het loket bleek de bus al zodanig vol te zitten dat we twee gescheiden plaatsen kregen toebedeeld, op rij 14 en rij 26. Konden we dan misschien tijdens de rit van stoel ruilen? Nee, dat kon niet,want de computer had overzicht over de gehele rit en bij elke stop stapten weer nieuwe mensen in, ook weer met een besproken plaats. Zo groeien Ben en ik als Rucphense dorpelingen langzamerhand mee met het steeds verder uitdijende computertijdperk. Geraldo bleef met ons wachten tot de bus, die uit Florianópolis moest komen en al drie uur onderweg was, arriveerde. Hij begon zich te verontschuldigen dat hij en Toninha ons misschien niet goed ontvangen zouden hebben, omdat ze beiden enigszins gespannen waren. Die zorg hebben we van hem weg genomen, want aan gastvrijheid had het zeer zeker niet ontbroken. Ben heeft hem nogmaals wat praktische tips gegeven hoe hij meer rust in zichzelf zou kunnen vinden. Keurig op tijd kwam de bus binnenrijden. En met een warme abraço namen we afscheid van Geraldo, die zichtbaar opgelucht was dat we begrip hadden getoond voor zijn problemen.
De route liep een stukje parallel aan de zee. Ik herkende het aan de vogels die hoog in de lucht cirkelden. Die hadden we al eerder gezien op onze reizen door Brasil, en altijd in de buurt van de zee. Ze hebben een zeer opmerkelijk silhouet: met een lange staart en sterk gehoekte vleugels zweven ze bewegingloos hoog in de lucht. Ik heb steeds gedacht dat het Fregatvogels waren, maar na een korte speurtocht op Google weet ik het niet meer zo zeker. Daarna gingen we weer het prachtige berggebied in, dat ik nu nog mooier vond dan op de heenreis. Misschien omdat ik er nu naar keek zonder er alsmaar foto’s van te willen maken…..
Intussen dwaalden mijn gedachten naar Nederland. Via de mail had ik bericht ontvangen dat vanmorgen tussen tien uur en half elf Braziliaanse tijd, in Nederland 5 uur later, vrijdagmiddag tussen drie en half vier, Mans de Jong van onze Natuurwerkgroep en de Heemtuin Rucphen, uit handen van de Partij voor de Dieren en de lokale Egelopvang een oorkonde zou ontvangen als blijk van waarderingz voor al hetgeen hij voor de biodiversiteit heeft gedaan en nog steeds doet in de provincie Brabant. Ik was er in mijn gedachten sterk bij aanwezig. Van harte, Mans, fijn dat er in de regio genoeg anderen zijn dan onze ambtenaren van het gemeentehuis die wél erkennen waarmee je bezig bent. En dan nog wel juist op dit moment, nu de strijd tegen de Gemeente Rucphen weer in alle hevigheid is losgebarsten. Maar zoals je zegt, de Natuur heeft de Tijd, en wij hebben geduld….
Exact 12 uur reden we weer de Rodoviario van de miljoenenstad Curitiba binnen. Enkele elektronische thermometerpalen in de stad verrieden dat het buiten 34 graden was. Daar merk je dus helemaal niets van in die mooie luxe touringcar met airco. Agnes Vercauteren, onze Vlaamse vriendin, die in 1977 samen met haar toen nog aanstaande, Ben Hakvoort door Brasil op weg was uitgezonden, ving ons op. Agnes en Ben hebben samen jarenlang in een team met een Nederlandse missionaris en een Nederlandse verpleegster een gemeenschap van kleine boeren ondersteund en helpen organiseren in Turvo, 300 km van Curitiba. Ze hadden beiden een gedegen landbouwopleiding, Agnes als “agronoom”, Ben als “landbouwtechnicus” met aanvullend een tropentraining, en hebben in Turvo een nog altijd goed functionerende boerencoöperatie opgezet met een eigen groentemarkt en verkooppunten in de regio voor groente en melk. Daarnaast heeft Agnes veel betekend voor de vrouwen van Turvo en in later jaren in de regionale en landelijke vrouwenbeweging. Ben is helaas een aantal jaren geleden overleden, en Agnes is van Turvo naar Curitiba verhuisd, o.a. om dichter in de buurt van haar twee geadopteerde Braziliaanse kinderen te zijn. Ze is nog altijd actief op het gebied van de biologische land- en tuinbouw. Agnes bracht ons naar het kantoor van Cefuria en zou ons daar achter laten. Pas maandagochtend gaan we met haar een dagje doorbrengen. Cefuria is een organisatie die in de jaren ’80 als sociale beweging is opgezet en nog steeds actief is ter ondersteuning van groeperingen die in sociale nood zijn, zoals bij voorbeeld mensen in achterstandswijken die geen behoorlijke behuizing hebben, of die zonder werk zijn, of slecht onderwijs hebben voor hun kinderen, of medische zorg ontberen. Op hetzelfde kantoor huist een organisatie die in 2003 is voortgekomen uit Cefuria, met de naam Centro Santos Milani, voluit geheten Centro Milton Santos e Lorenzo Milani. Waarom noem ik dat nog even? Omdat grappig genoeg Bens grootvader Nicodemo Lorenzo Milani heette en van Zwitser-Italiaanse afkomst was. Zijn moeder was dus ook een Milani. En Ben heeft de naam Lorenzo meegekregen: Bernardus Antonius Lorenzo Strik. Misschien zijn er nog familiebanden te traceren tussen Bens familie en de Italiaanse priester die aan dit centrum zijn naam heeft gegeven. Het Centrum Santos Milani is een vormingscentrum dat tot doel heeft mensen te vormen tot leiders in de samenleving, om samen met de leefgemeenschap waaruit ze voortkomen, de weg te zoeken weg vanuit de armoede en naar een betere kwaliteit van leven. En precies daarvoor zijn we naar hier gekomen. Twee jaar geleden heeft Ben op onze reis gepropageerd dat er vanuit Europa geen geld meer te verwachten was voor armoedebestrijding in het steeds rijker wordende Brasil, maar dat Vastenactie Nederland nog wel mogelijkheden bood een vormingscursus in deze zin te financieren. Santos Milani heeft die handschoen opgepakt en een leiderscursus georganiseerd, die wordt bekostigd door de Vastenactie en de Johannes Stichting uit Ridderkerk. Deze cursus loopt nu een aantal maanden met 1x per maand een lang weekend van lezingen en debatten, en dit keer is Ben te gast om een van die lessen te verzorgen. We werden ontvangen door twee enthousiaste jonge meiden, Bruna en Wanda van rond de 24, en twee net zo enthousiaste meiden met iets meer praktijkervaring, Andrea en Luzia, van rond de 35 jaar. Samen waren ze een “actie” aan het voorbereiden voor die middag en vroegen of we mee wilden gaan. Dat leek ons een goed idee, enerzijds omdat we geen andere plannen hadden, anderzijds omdat we wel eens wilden zien hoe ze zoiets aanpakten. We gingen eerst gezamenlijk lunchen bij een restaurant per kilo vlak om de hoek en haalden daarna op het kantoor alle materiaal op om te vertrekken naar een stadje vlak buiten Curitiba met de mooie naam Almirante Tamandaré. Opgerolde spandoeken, lege benzineblikken met stokken om te trommelen en vooral véél lawaai te maken, en een camera. Met twee auto’s op pad. De auto’s waarmee we zouden gaan, staan altijd geparkeerd in een ondergrondse garage, waar je als chauffeur geen toegang hebt. Je laat je auto achter bij de ingang en door ervaren mensen wordt ’ie ergens onder de grond voor je geparkeerd tussen de palen van de hoogbouw erboven. Wil je weg, dan meld je je aan de balie en enkele ogenblikken later staat je auto buiten gereed. Een oplossing waarschijnlijk ingegeven door gebrek aan parkeerruimte in het centrum van deze wereldstad, maar wel makkelijk dat je niet zelf tussen allerlei betonnen palen hoeft te manoeuvreren. We stapten met achten in een Fiat-busje, met Ugo (zeg maar gewoon Hugo, van oorsprong Japanner) aan het stuur. Hun doel was steun te verlenen aan een 70-tal families die al zo’n zeven jaar wonen aan de rand van het stadje vlakbij een rivier die regelmatig overstroomt en voor grote problemen zorgt. In juli was er nog een overstroming geweest en die had aan twee kindjes het leven gekost. Deze groep families, voornamelijk zwarte en gekleurde mensen, was afkomstig van de binnenlanden van de Staat Santa Catarina, de aangrenzende staat in zuidelijke richting, en had zijn geluk gezocht hier aan de rand van de stad, omdat er in hun oorspronkelijke woongebied om welke reden dan ook geen droog brood, laat staan een korrel rijst, te verdienen viel. Ze hebben toen in Almirante Tamandaré een stuk braakliggende grond bezet (hetgeen mogelijk is volgens de Braziliaanse wet) en zich hier gevestigd. Nu, zeven jaar later, is er in hun kleine gemeenschap nog steeds geen enkele voorziening, geen schooltje, geen crèche, geen busdienst naar de stad, geen asfaltweg ernaartoe, alleen maar modder en zeer onhygiënische omstandigheden in tijden van regen. Ze kwamen vragen aan de burgemeester om verbetering van hun levensomstandigheden. Cefuria had gezorgd voor een bus, zodat een groot deel van de bewoners acte de présence kon geven bij het gemeentehuis. Spandoeken werden uitgerold en opgehangen, de aanwezige kinderen zorgden voor het nodige lawaai met alle trommels. Wij zouden het een “demonstratie” noemen. Of ze daarvoor ook een “vergunning” hebben moeten aanvragen, weet ik niet. Alles verliep heel rustig daar op de trap voor het stadhuisje. Een groepje van zeven bewoners plus een vertegenwoordiger van Cefuria ging binnen een petitie aanbieden met al hun wensen. De petitie was opgesteld in samenwerking met mensen van Cefuria. De man met de camera ging mee om vast te leggen wat er zou worden afgesproken. Het duurde lange tijd voordat ze weer naar buiten kwamen. Uiteindelijk was er een gesprek tot stand gekomen, niet met de burgemeester, maar wel met een vijftal ambtenaren, en de conclusie was dat er over enkele dagen iemand van de gemeente zou komen kijken om zelf de problemen in ogenschouw te nemen. Met die belofte waren de bewoners èn Cefuria voor dit moment tevreden. De spandoeken werden opgerold, de bewoners stapten weer in de bus op weg naar huis en wij reden met Ugo terug naar de stad. Het was allemaal heel vreedzaam verlopen. Of de gemeente zijn belofte zal houden, is niet duidelijk, maar met alle zekerheid zal Cefuria de vinger aan de pols houden en ervoor zorgen dat er iets gaat gebeuren.
Het weekend zou plaats vinden in een ontmoetingscentrum aan de rand van de stad. In de “Casa do Trabalhador”, het Huis van de Arbeider. Bruna en Luzia reden ons erheen en onderweg stopten we voor een “jantar”, de avondmaaltijd. Ze hadden gekozen voor een groot Italiaans restaurant en dat werd voor ons ook weer een nieuwe ervaring. Je betaalt een vaste prijs per persoon, in dit geval R$ 18,90 (rond € 8,00). Daarvoor kun je eten zoveel als je wilt. In het midden van de zaal staat een groot rauwkostbuffet, in de hoek is een open keuken waar je zelf je bord met pasta’s kunt laten samenstellen. Meerdere pasta’s, zo’n twintig bakken met ingrediënten, twee kookplaten met enkele soorten reeds voorbereid vlees en zes gastoestellen met open koekenpannen . Ook de pasta’s zijn voorgekookt en worden in een grote pan met kokend water die in vakjes is verdeeld, in snel tempo per persoon klaar gemaakt. In no time heb je de door jouw gewenste samenstelling op je bord. Bruna en ik waren als eerste gegaan voor een bordje aangeklede spaghetti en Ben en Luzia zouden volgen. Tot mijn verbazing zaten zij bij onze terugkomst aan tafel al te eten. Hoe kon dat nou? En wat blijkt? Er lopen zeker zo’n twintig obers rond met kant en klare pizza’s, gesneden in kleine hapklare punten in elke denkbare variatie, waarmee ze langs alle tafels gaan. Na verloop van tijd, toen wij, en met ons vele andere gasten, zo ongeveer aan een toetje toe waren, veranderde de samenstelling van de pizza’s en kwamen er schotels voorbij met pizza met banaan, met ananas, met kokos, en zelfs met witte chocolade. We lieten ons aan tafel alvast een beetje inpraten over wat het weekend te verwachten was. Daarna ging het verder naar het ontmoetingscentrum, mijlenver weg vanaf het stadshart van Curitiba. De beheerder opende de poort, maar liet ons verder zelf onze weg zoeken. Bruna ging ons voor naar een afdeling van tien eenvoudige eenpersoonskamers. In elke kamer een bed, een wandtafeltje met stoel en een prullenmandje. Verder niets. Zijn er nergens tweepersoonskamers? Bruna ging op onderzoek, maar kwam onverrichter zake terug. De beheerder was niet meer te vinden. Nu ben ik niet voor één gat te vangen. En om twee nachten alleen te slapen, zag ik ook niet zo zitten. Dus sleepten we samen, Ben en ik, een bedje uit de ene kamer naar een andere kamertje. Het was krap, maar het ging. En met enige puberlol dat we iets onconventioneels hadden gedaan, gingen we tevreden slapen.

Zaterdag 1 oktober 2011. Vandaag is de verjaardag van Bens moeder. Zij had de mooie geboortedatum van 1-10-’00. Ze is 101 jaar mogen worden. De Casa do Trabalhador bleek een mooi ontmoetingscentrum te zijn met 100 slaapplaatsen en twee zalen voor bijeenkomsten. Ooit opgezet door de Paters Jezuïeten. En beheerd door de CEPAT, Centro de Pesquisa e Apoio aos Trabalhadores, Centrum voor Onderzoek en Steun aan Arbeiders. Er bestaan in dit grote land zo ontzettend veel groeperingen van deze aard. Dat zegt wel iets hoe slecht nog steeds, anno 2011, de zaakjes aan de onderkant van de maatschappij geregeld zijn. Vanaf de middenstand en hoger is alles prima voor elkaar, net als in Europa, maar aan de basis laten de sociale voorzieningen nog veel, heel veel te wensen over en leven zeker 40 miljoen mensen op de rand van of in extreme armoede. Ben was, zoals bijna alle dagen, al weer vroeg op de been, ik volgde wat later. Er was een ontbijt gepland om acht uur met alle deelnemers die uit de wijde omtrek moesten komen, maar de eersten kwamen pas tegen half negen opdagen. Ana-Inez was een van hen, de persoon met wie we twee jaar geleden contact hadden. Dankzij haar was deze cursus tot stand gekomen. Helaas had zij vanaf maart van dit jaar besloten een “sabbathjaar” te nemen en was de leiding en organisatie van de weekenden in handen gekomen van veel minder ervaren jonge vrouwen, zoals Bruna. Ana-Inez zat nog wel in het bestuur van Cefuria, maar bemoeide zich niet meer met de dagelijkse gang van zaken. Er waren dit weekend in totaal 24 personen. De meesten van hen hadden een goede opleiding achter de rug, veelal op de universiteit, en zetten zich nu in voor diverse bewegingen, zoals voor de boeren zonder land, de mensen zonder huis, de vrouwen aan de rand van de maatschappij. Vanaf hier neem ik een groot deel van de tekst over uit het dagboek van Ben, die altijd vanuit een andere gezichtshoek de dingen beschrijft dan ik, hier en daar door mij aangevuld ter verduidelijking.

Om negen uur begonnen we met de presentatie van de aanwezigen. Bij het voorlezen van een poëzie werden er in een cirkel pamfletten op de grond gelegd met erop de problemen van het land en de strijd om er politiek en sociaal iets aan te doen. Daartussen lagen pamfletten over Canudos, de Índios, onlusten, etc. We dansten eromheen tot er een 20-tal lagen. Daaronder ook een hamer en een sikkel, symbool voor de strijd tegen het kapitalisme. Thema van de lessen dit weekend was meer informatie te verstrekken over de strijd die op meerdere fronten is geleverd voor een rechtvaardiger samenleving.
Na deze symbolische opening (zelf noemen ze het in hun programma een “mystieke” opening) gaf Cesar Sanson, hij is professor Sociologie, een uitleg over de algemene strijd bij de vorming van de Staat Paraná. Tot het jaar 1920 bestond 90% van deze staat (ongeveer vier of vijf keer Nederland) uit oerbos en leefden de mensen van wat de natuur te bieden had. Sindsdien is alles gekapt voor de aanplant van thee, later koffie, nog weer later soja, allemaal geworden tot monoculturen, met als gevolg landverhuizingen van de oorspronkelijke bewoners. Met kapitaal uit andere staten, vooral uit het aangrenzende São Paulo, werd de economie door immigranten overgenomen. Zo gebeurde het dat Paraná geen eigen cultuur wist te ontwikkelen. Alles samengeraapt uit andere staten. Hetgeen tot op heden te merken is in de samenstelling van de bevolking.
Tijdens de lezing ging er een traditionele “caio de chimarrão” rond. Moeilijk te vertalen. Is een soort van beker met “mate” – bij ons inmiddels ook bekend als “ma-thee”, een vorm van groene thee die in de zuidelijke staten heel veel gedronken wordt. Die thee zuig je door een soort van rietje met een metalen mondstuk. Hier is niemand vies van de buurman, want de beker gaat van hand tot hand en iedereen neemt er een paar slokjes uit. Vanuit een grote thermosfles wordt de beker dan steeds bijgevuld.
Na de koffiepauze heb ik met verve mijn verhaal verteld met behulp van de Powerpoint van Pat. Over mijn werken in en voor Brasil. Afgewisseld met zang. Ik had meer last van ademgebrek dan in 2009. Ik sta ook onzekerder op mijn benen. Na mijn levensverhaal als jongeling in oorlogstijd en de sociale strijd als priester tot 1972, ging het over de financiële hulp verstrekt door mijn drie Nederlandse stichtingen aan projecten in Brasil en de uitzending van Nederlandse vrijwilligers die voor enige tijd de Brazilianen tot steun wilden zijn op diverse gebieden. In Nederland maakten we daarbij gebruik van Braziliaanse muziek. Ons werk was niet gericht op “ontwikkelingshulp”, maar gebaseerd op “uitwisselings-samenwerking”. Daarna heb ik verteld over mijn relatie tot frei Tito de Alencar Lima, en de strijd die vooral de Paters Dominicanen tegen de dictatuur hebben geleverd. De details over zijn tragisch einde in Lyon ten gevolge van de martelingen gedurende de dictatuur, maakten me van streek. Ik raakte weer zo geëmotioneerd, dat ik ben gaan huilen. Dat sloeg in bij de toehoorders. Met een lied “Eu venho do Norte” (“Ik kom uit het Noorden, ben wel Braziliaan, maar word behandeld alsof ik een vreemdeling ben. Heb ik dan geen rechten? Of heeft God me vergeten??”) ben ik geëindigd, met veel handgeklap. Met een groepsfoto en dankbetuigingen door Wanda aan mij en Pat met enkele cadeautjes, werd mijn officiële deelname aan het weekend afgesloten. Cesar (o.a. werkend voor CEPAT, de eigenaar van het centrum) vernam van Bruna dat we tussen de deelnemers sliepen in de eenpersoonskamers. Hij zorgde ervoor dat we een tweepersoonskamer kregen op de eerste verdieping, met eigen badkamer en draadloos internet. In no time waren we boven geïnstalleerd, nadat alles beneden weer in de oude situatie was teruggebracht. Daarop volgde in de eetzaal de “almoço”, eenvoudig en goed. We spraken met Ana-Inez en deelden met haar onze bevindingen tot nu toe.
Om twee uur ’s middags gingen we verder met Jorge Montenegro, die ging vertellen over de strijd in Paraná om het land te ontwikkelen, met alle positieve en negatieve effecten. Dat duurde van twee tot zes uur. Het was heel interessant om te horen hoe bestaande groepen, honderden, moesten vechten voor hun bestaansrecht. Te beginnen bij de Índios, die massaal in de pan zijn gehakt door de Portugezen. En de vissers en kleine landbouwgroepen die moesten vechten voor hun bestaan. Aan de hand van vele beelden en landkaarten van de Staat Paraná liet Jorge zien hoe allerlei kleine groepen de oorsprong van de staat bepaalden. Hoe al de conflicten om de grond het grondbezit en de groei van de staat hebben beïnvloed.
Op deze manier ontstaat een beter beeld van de oorsprong van de Staat Paraná en meer inzicht in wat er mis ging en wat goed ging. Dit soort van informatie is erg belangrijk voor de jongelui die met allerlei studie-achtergronden terecht zijn gekomen in de strijd voor groepen die onrechtvaardig zijn behandeld, van hun land zijn verdreven of zonder voorzieningen bleven zitten, waardoor ze in noodtoestanden kwamen. Om zich effectiever te kunnen inzetten en de diverse groeperingen beter te kunnen steunen in hun strijd om recht.
Bij al de uitleg heb ik uit vele ervaringen vragen kunnen stellen over Paraná en gedachten kunnen aandragen vanuit onze Nederlandse achtergronden. Zoals over de enorme afstand tussen arm en rijk, ontstaan door de Portugese kolonisatie en verdeling van de grond. Die heeft geleid tot de blanke overheersing en het onderwaarderen van de inheemse bevolking en de als slaven ingevoerde negers. Dat steeds opnieuw de kleine boeren worden opgeslokt door de groten met hun monocultuur om geld te verdienen in plaats van diensten te verlenen aan de medemens. Waarop Jorge inhaakte en vertelde dat de “landbezettingen” haast zijn beëindigd door de MST (Beweging van de Boeren zonder Land), omdat er weinig land meer beschikbaar is in Paraná om te “bezetten”. Ik herinnerde me dat ik in mijn tijd honderden boertjes in Rondônia heb opgevangen uit Paraná die om die redenen, en gelokt door “drogvoorstellen” van de firma Vigorelli, een naaimachinefabrikant, een stuk grond kochten zonder dat ze op de steun konden rekenen die ze was beloofd. Ik gaf ze een coöperatie en een ziekenhuis. Ja, in de hoofden van de Brazilianen aan wie niets ontbreekt, is er nog heel wat te veranderen om tot echte democratie te komen samen met de om allerlei redenen “minder-bezitters”.
Ik ben door oververmoeidheid om vijf uur weggegaan uit de zaal. Mijn hoofd liep om. Ik moest haast maken om te gaan uitrusten en sliep tot half zeven. Pat is de hele middag bezig geweest op Internet met E-mails en de blogspot. Er moesten nog wat details geregeld worden voor het vervolg van de reis.
Na de avondmaaltijd heb ik nog met meerdere deelnemers gesprekken gevoerd over de cursus en over van alles en nog wat. Vooral met Jayme Antonino Pelini, van oorsprong afstammend van Italiaans /Spaanse voorouders. Hij vertelde me hoe hij bij het krijgen van mijn boek “Morrer para Viver”(Sterven om te Leven) eerst niet wist hoe erdoorheen te komen, totdat hij merkte dat hij vele namen die erin genoemd werden, kende. Herinneringen uit zijn kinderjaren gedurende de dictatuur kwamen terug. Toen las hij het boek in één ruk uit, en was nu van plan het nogmaals te gaan lezen, omdat hij er zeer van onder de indruk was. Een al wat oudere interessante man, deze Jayme, die van huis uit schrijnwerker is en daarnaast ook bezig met kleinschalige biologisch/organische land- en tuinbouw in een stadje van 5.000 inwoners, Quintadinha. Daar biedt hij aan jongelui een ervaringsplaats voor een toekomstige baan. Hij maakt daarbij gebruik van een nieuwe wet ingevoerd door Lula, de “Trabalho Solidario”, solidair werk. Ieder heeft zijn eigenheid in de vorming, maar is geen salarisarbeider. Met 18 jaar gaan de jongeren dan een echte betaalde baan zoeken en hebben dan meteen de rechten van een arbeider. We spraken ook over de “Economia Solitaria”, een vorm van economie waar we producten kopen uit de eigen gemeenschap en niet uit de naburige stad of van nog verder weg. Een beetje zoals we in de Heulhoeve doen, waar lokale biologische producten worden aangeboden. Een onderwerp waarover hij zich zeer kon opwinden, was het feit dat de boeren van de coöperatie min of meer verplicht worden mét hun zaden ook de nodige dure insecticiden af te nemen, die vaak ter plekke helemaal niet nodig zijn. Bovendien ontbreekt vaak de kennis van de landbouwvergiften en gebruiken ze ze zonder te weten wat goed is.
Gaandeweg het einde van de middag was het koud geworden, het weer was omgeslagen, en rond zeven uur viel er een enorme bui regen uit de hemel, vergezeld van enkele flinke donderslagen. Een aantal deelnemers had daarop niet gerekend, had geen trui of jasje bij zich en besloot naar huis te gaan. Uiteindelijk bleef er die avond een tiental mensen over die zouden blijven slapen. We vermaakten ons samen in de grote zaal met muziek en niet te vergeten een biertje en een groot glas “caipirinha”, dat van hand tot hand ging. Was de “cachaça” bijna op, dan verdween Ugo weer naar de keuken om nieuwe drank toe te voegen. Het leek een beetje op de ma-thee van vanochtend. Gewoon samen delen….. Wanda leefde zich uit op het maken van een spandoek van stof, met bloemrijk gekleurde stoffen letters met de tekst “Assembleia Popular – Mutirão por um Novo Brasil”, “Volksbijeenkomst om gezamenlijk te werken aan een nieuw Brazilië”. Om a.s. vrijdag mee te dragen in een mars op de nationale feestdag van de Daklozen. Het restantje stof werd creatief in elkaar gevlochten en als haarband gebruikt in haar weelderige donkerbruine haardos. Om half elf hielden wij het voor gezien. De rest amuseerde zich nog tot middernacht met vele liederen uit een bundel over de strijd van de boertjes om hun grond en de verheerlijking van het boerenleven.
Interessant is om te zien dat heel het gebouw waarin ook door het bisdom bijeenkomsten worden gehouden, de tekens draagt van de Bevrijdingstheologie, die eens de kerk beheerste. Waar ik nu zit te schrijven, zie ik op de deuren de namen staan van Chico Mendes, vermoord om de strijd om grond in de Staat Acre. En die van Margarida Alves, ook gedood in de strijd om langbouwgrond. Dat is nu voorbij. De twee laatste pausen hebben ervoor gezorgd dat door het plaatsen van conservatieve aartsbisschoppen en het afkeuren van de Bevrijdingstheologie, er weer meer naar de hemel wordt gekeken dan naar de honger en armoede die rondom zeer aanwezig is.

Zondag 2 oktober 2011. De verjaardag van mijn vader, Jan Strik. Hij overleed in de tijd dat ik pastoor was in Amazonië. Ik had al jaren weinig of geen contact meer met hem, sinds hij en mijn moeder gescheiden waren. Rond vier uur stond ik op om wat te schrijven. Ik was alweer een poosje wakker en lag te denken wat ik de deelnemers aan de bijeenkomst nog zou willen meegeven. Toen dat eenmaal op papier stond, had ik wat meer rust en ben nog twee uurtjes gaan slapen. Bij het ontbijt verschenen voor een deel dezelfde mensen van gisteren, voor een deel ook weer anderen. Onze gedachten dat het om een vaste groep van deelnemers zou gaan, bleken niet bewaarheid. In totaal waren we deze dag met ongeveer 20 personen. De dag begon ongeveer op dezelfde wijze als gisteren. Nu met het zingen van een lied over een maatschappelijk probleem. Tegelijkertijd spreidden de deelnemers op de grond een serie op karton uitgeschreven probleemsituaties uit van groepen die door Cefuria en Santos Milani worden gesteund, om ze aan betere behuizing, bestrating, licht en water, scholing, veiligheid e.d. te helpen. Het ochtendprogramma werd gevuld door Fernanda en Ramon Keiko, die spraken over de nieuwe dynamische stadsontwikkelingen en de sociale bewegingen. Een belangrijk onderwerp in een tijd waarin nog steeds alle dagen vele berooide families hun heil komen zoeken in de grote stad, maar er alleen maar armoede en miserie aantreffen. Het middagprogramma was voor Marcelo Oikawa, een Japanner, die een boek heeft geschreven met de titel “Porecatu”, over “de oorlog die de communisten vergaten”. Het gaat over de gemiste kansen van de communisten in de jaren ’50 en ’60 door onderlinge verdeeldheid. Daarbij gingen mijn gedachten uit naar het feit dat er in Brasil momenteel eindeloos veel groepen en bewegingen zijn die alle het goede vóór hebben. Er is onderling niet direct sprake van verdeeldheid, maar het ontbreekt wel aan éénheid. Ze zouden tot overeenstemming moeten komen om een nationale koepel te vormen van alle basisgemeenschappen om vanuit de Politiek met een hoofdletter P, uitgaande boven alle partijpolitiek, leiders te vormen om over enige jaren de PCDBE, de “Partij van de Basisgemeenschappen van de Vergetenen” op te richten en zo voor het eerst in de geschiedenis de benedenlaag van de bevolking op te tillen uit hun uitzichtloze situatie. Daarover heb ik een droom gehad twee jaar geleden en ik geloof nog steeds dat het mogelijk moet zijn.
Tegen het einde van de bijeenkomst was er een “slotceremonie”, in de kring met dans en poëzie, en daarbij kreeg ik de gelegenheid nog wat te zeggen. Al mijn gedachten van de vroege ochtenduren heb ik kunnen overbrengen, met name over de noodzaak van persoonlijke verdieping om tot succes te komen door middel van meditatie. Er volgde nog een slotlied met nadrukkelijke aanwezigheid van de Braziliaanse vlag, en daarmee was het echt afgelopen.
Uitgebreide abraços volgden ten afscheid.
Terugblikkend op de cursus, was onze conclusie dat deze niet helemaal voldeed aan het beeld, zoals we het ons hadden voorgesteld. We hadden eigenlijk verwacht een groep jongeren aan te treffen zonder basisstudie, en een meer constante bezettingsgraad per weekend. Hier waren het meer wisselende groepen van gestudeerde deelnemers en van mensen met de nodige levenservaring. Desondanks was de cursus inhoudelijk wel prima en gaf ze de deelnemers goed gereedschap om de problemen waar ze tegenaan lopen beter te begrijpen en betere leiders te zijn in de gemeenschap waar ze hun energie aan geven. En dat was toch juist een van de doelstellingen.
Onze tassen stonden inmiddels gepakt en deel 09 van de blogspot was gepubliceerd. We konden verder met onze reis. Maar zover was het nog niet meteen. Wanda en Ugo zouden ons in de Fiatbus naar een hotel brengen midden in de stad, maar moesten nog even langs een groepering in een “bezettingswijk”. Ergens in een industriegebied was zes of zeven jaar geleden een groep bezetters neergestreken die na enige tijd een stukje grond kochten van iemand die zei dat hij de eigenaar was, maar het niet was. Hij had de grond weliswaar in beheer, maar iemand anders was de eigenaar. Hij had die grond nooit mogen verkopen. Bovendien golden er zodanige gemeenteregels dat de grond sowieso niet verkocht kon worden. Daaruit is een geweldig conflict ontstaan, waar drie advocaten mee gemoeid zijn en nog is de zaak niet opgelost. De hele wijk heeft illegale stroom en illegaal water, afgetapt van het gemeentelijke netwerk; er zijn totaal geen voorzieningen, alleen maar een hoop modder in de tijd van de regens. Na enig rondcirkelen door de wijk vonden we het huisje van een van de leiders. Dit was een ander soort favela (krottenwijk) dan we in Brasil al vaak genoeg bezocht hadden. Hier woonden mensen met nette kleren, keurig geknipte haren en meerdere auto’s in de straat. Hier was sprake van andersoortige problemen dan we kenden. Deze mensen hadden hun spaarcentjes in de grond gestoken en konden verder geen kant op. Sinds korte tijd hadden de bewoners een “Associação”, een vereniging om hun gezamenlijke belangen te behartigen en aankomende donderdag was er, ook in het kader van de dag van de daklozen, een bijeenkomst in de wijk. Wanda kwam hierover afspraken maken. In zeer korte tijd stonden er zo’n tien man om ons heen, en voor we het wisten, zaten wij, als gasten, op een bankje dat snel te voorschijn was getoverd, en ging Wanda met de heren in gesprek over hun problemen. Ik denk dat we er zeker anderhalf uur hebben gezeten. Pas toen het duister over ons was gevallen, zo rond half zeven – dat gaat hier heel erg snel, zonder schemering zoals bij ons - namen ze afscheid van elkaar en vervolgden we onze reis naar het centrum van de stad. We werden gebracht naar het Vernon Palace Hotel, pal tegenover de Rodoviario, het busstation.
Kregen er een kamer met nummer 1205, en deze kamer was inderdaad op de 12e verdieping. Wanda en Ugo lieten ons daar achter. Zij beiden hadden zeer zeker bijgedragen aan een mooi, en toch ook vrolijk en muzikaal weekend. Cefuria had een fijne kamer voor ons geboekt, nog betaald ook voor deze nacht, met een fraai uitzicht over stad en station. We voelden ons voor het eerst in enkele dagen weer een beetje vrij om ons eigen spoor te trekken. Pat herinnerde zich dat we twee jaar geleden enkele nachten hadden gelogeerd in deze zelfde wijk, zo vlak bij het station waar we een toeristentreintje naar de kust hadden genomen. Als die herinnering klopte, zou er vlakbij een enorm winkelcentrum moeten zijn. Bij navraag bleek dat te kloppen en samen wandelden we erheen om er een kleinigheid te gaan eten en even onze zinnen te verzetten. De avondtemperatuur was zo’n 15 à 16 graden. Mijn longen waren erg vermoeid en een kort sprintje om op de zebra’s de aanstormende auto’s voor te blijven, leverde ademnood op, iets wat ik niet vaak heb meegemaakt. Het zal wel de oververmoeidheid zijn van dit voor mij toch zeer zware en intensieve weekend. We vonden het winkelcentrum en pas nadat we zo ongeveer 35 verschillende vormen van fastfoodketens of kilorestaurants waren gepasseerd, liepen we tegen een balie aan waar ze verkochten wat we wilden, een lichte pastei en een drankje. Heerlijk, die van Pat met drie soorten kaas en oregano, die van mij met kabeljauw. Het biertje erbij smaakte prima. We waren weer even vrij. De wandeling terug was korter dan heen, zo leek het en zonder verdere problemen arriveerden we weer in de Vernon Palace. Pat zette nog even de computer aan en kwam meteen op het draadloze internet van het hotel. Daar vonden we een berichtje van Waldemar en Célia, onze vrienden in São Paulo waar we morgen heen reizen. We hadden afgesproken dat we met elkaar na aankomst op het vliegveld een tochtje zouden maken naar een groot bedevaartsoord van Nossa Senhora de Aparecida, Onze Lieve Vrouw van Verschijning, met de auto op twee uur afstand. Dit berichtje liet ons weten dat Célia niet mee zou gaan, omdat ze op de kieslijst stond voor een bestuursfunctie van de gezondheidsraad in hun wijk en haar neus zou moeten laten zien gedurende de verkiezingen. Omdat ik toch wel heel erg moe was, besloten we samen om Aparecida te laten schieten, en gewoon twee gezellige rustige dagen te hebben bij Waldemar en Célia thuis. Pat zocht het telefoonnummer op en om elf uur ’s avonds hebben we ze nog gebeld dat we gewoon lekker bij ze thuis wilden zijn. Volgens mij vonden ze het helemaal niet erg, dat die autorit van twee uur extra heen en twee uur extra terug niet door ging. Met die rustgevende gedachte gingen we slapen in het mooie grote bed, twaalf hoog, en iets dichter bij de hemel dan we gewend zijn. .
Wordt weer vervolgd door Pat.
Abraços, Ben +++

Geen opmerkingen:

Een reactie posten