donderdag 29 september 2011

08 woensdag 21 september 2011 Holambra I en Holambra II

Vervolg woensdag 21 september 2011. Na de lunch nam Leny me mee naar het huis van Maritha Domhof, die als kind in de klas had gezeten bij Zr. Pacifique. De familie Domhof was in 1954 uit Nederland naar Brazilië geëmigreerd. Maritha werd drie jaar later, in 1957, geboren en was dus 9 jaar toen Pacifique in augustus 1966 in Holambra arriveerde om haar missiewerk te beginnen. Maritha zat toen in de tweede of derde klas lagere school. Ze herinnert zich nog heel goed dat ze van Pacifique blokfluitles heeft gekregen die voor haar een eerste kennismaking was geweest met muziek. En dat niet alleen, de blokfluit die ze bezat had een barst opgelopen en was vals. Ze kreeg toen van Pacifique een nieuwe blokfluit, die ze tot op de dag van vandaag heeft bewaard. Om het kostbaar kleinood veilig mee naar school te kunnen nemen, had haar moeder van een oude donkerbruine Hollandse winterjas een hoesje voor de fluit gemaakt, met een extra “sokje” om de onderzijde van de fluit te beschermen, en een extra overslag voor de bovenkant. Beide kwamen op tafel, net als het boekje met de eerste fluitoefeningen van toen. Maritha kon nog steeds een deuntje spelen op de oude blokfluit. We haalden nog meer herinneringen op aan die tijd, maar die bewaar ik voor een apart kadertje in mijn boek. Ik had nooit durven dromen dat ik in Holambra nog iemand zou ontmoeten die Pacifique als onderwijzeres had meegemaakt. Als cadeau kreeg ik van Maritha nog een mooi boek mee met foto’s van gebouwen uit de begintijd van Holambra, die ze zelf had gemaakt. Waaronder ook de school en het kloostertje van toen. Voor mij was deze ontmoeting met Maritha in alle opzichten weer zeer bijzonder.
Eenmaal thuis bij Leny, begon zij te graven in een doos met oude recepten. Al pratend over die oude tijd, had zij zich herinnerd dat ze in de zomervakantie van februari 1968 een kookcursus had gedaan bij Zr. Irmentrudis, de collega van Pacifique die in Holambra een huishoudschool heeft gehad. In tegenstelling tot Pacifique, die slechts een half jaar in Holambra is geweest, bleef Irmentrudis er zo’n 6 of 7 jaar. Leny had van haar cake en soezen leren maken en die recepten kwamen inderdaad boven water. Ik heb er ook een paar foto’s van gemaakt.
Na de thee bezochten we nog kort de moeder van Leny, mw. Greet Litjens, 92 jaar oud, de weduwe van de “econoom” van de Coöperatie van de beginjaren. Hoewel de coöperatie begonnen was met kapitaal van de Nederlandse immigranten, zorgde Leny’s vader, Jan Litjens, ervoor dat er niet alleen uit Brazilië, maar ook uit de Verenigde Staten aanvullend investeringskapitaal kwam. Daaraan dankt deze gemeenschap, sindsdien “stad” geworden, zijn naam: Hol-Am-Bra – Holland, Amerika, Brasil. Al babbelend met de oude dame, hoorden we geluiden uit de tuin komen. Het bleek een hele groep “capivara’s” te zijn, een soort beverratten, zo groot als een middelgrote hond met een afgeplatte vierkante snuit, die zich af en toe graag tegoed doen aan gras. We hebben er op afstand naar staan kijken. Zolang ze met rust gelaten worden, doen ze geen kwaad, maar er zijn gevallen bekend dat ze gemeen kunnen aanvallen en bijten. Nadat ze met zijn alleen een stukje gras hadden “gemaaid”, verdwenen ze weer rustig in het bos grenzend aan de tuin. Bij “Oma Greet” ontmoetten we ook nog Leny’s zus Ietje met dochter Ilonka. En dat is vermeldenswaard, omdat de zusjes Litjens, die allen op één na op Holambra wonen (die ene woont in NL), bij toerbeurt een deel van de dag voor hun moeder zorgen. ’s Nachts is er een verpleegster die blijft slapen, maar verder is er altijd een van de zusjes bij Moeder aanwezig. Waar vind je dat nog in Nederland!? We reden naar huis voor de avondboterham en brachten de rest van de avond met Leny en Ed in Hollandse gezelligheid door met een flesje wijn en een schaaltje knabbeltjes…..

Donderdag 22 september 2011. Ed had aangeboden ons met de auto naar “Holambra II” te brengen. Met spijt in het hart verlieten we hun tuinhuis. Als ik op dat moment de vrije keuze had gehad, was ik met een verrekijker ergens in de tuin en het aangrenzende weiland gaan zitten. Op zoek naar zang- en weidevogels. Hun tuin zit er vol mee. Er zitten gewone huismussen in de dakgoot, kleine duifjes spelen op het afgedekte zwembad, een kolibrietje laat zich af en toe zien in de bloeiende hibiscus en in het weiland is de kievit bezig een plekje te zoeken voor zijn nest. Hij is hier iets groter dan bij ons, en roept zijn eigen naam: quero-quero (lees: kèrro-kèrro), letterlijk vertaald: ik wil, ik wil. Wat hij precies wil, laat zich raden, het zal wel een lief vrouwtje zijn. In elk geval is hij in deze omgeving wat algemener dan onze kievit in Rucphen. Verder scharrelt er nog van allerlei kleurrijk gevederte rond, waar ik echt geen naam aan zou kunnen geven. Maar de volgende reisbestemming roept en dus gaan we – toch weer met veel plezier - op pad. Onze vier tassen verdwijnen in de achterbak van de auto en we nemen warm afscheid van Leny, die we beiden altijd al erg graag hebben gemogen.
De reis gaat naar “Holambra II”, zoals het onderling nog steeds wordt genoemd. Officieel heet het tegenwoordig “Campos de Holambra” en maakt deel uit van de gemeente Paranapanema. Holambra II is ooit ontstaan omdat Holambra I te klein werd voor de vele Nederlandse immigranten, wiens kinderen onderling gingen trouwen en ook een bedrijf voor zichzelf wilden beginnen. Daarover is erg veel te vertellen, maar dat voert te ver voor deze blogspot. Het nieuwe Holambra, dat rond 1960 ontstond, is veel groter qua grondgebied dan Holambra I. Er is daar nu een zeer goed georganiseerde, heel grote coöperatie van zo’n 100 leden, zowel van Brazilianen als van (voormalige) Nederlanders, en er wordt van alles geproduceerd en verhandeld. Maïs, bruine bonen, tarwe, haver, gerst, katoen, aardappelen, suikerriet, sinasappelen, bananen, eucalyptus, slachthaantjes, melk- en vleeskoeien, snijbloemen en planten. Een duidelijk voorbeeld waartoe de Nederlandse handelsgeest kan leiden. Wat bij de productie aan het grote succes heeft bijgedragen is de zgn. “pivô”, een irrigatiesysteem dat over een grote lengte langzaam op wielen ronddraait en gigantische grondoppervlakken van water voorziet. Dat heeft ertoe geleid dat er soms wel drie oogsten per jaar van één grondstuk afkomen. Er is altijd wisselteelt en waar mogelijk wordt de grond niet steeds opnieuw geploegd of anderszins bewerkt. Tussen de maïsstoppels van de vorige oogst wordt bij voorbeeld weer gewoon tarwe gezaaid. Van biologische teelt moeten ze hier nog weinig hebben, de pivô wordt dus ook gebruikt om gif e.d. aan het water toe te voegen en er wordt met kunstmest gewerkt.
We vertrokken om acht uur ’s morgens, dronken ergens een “café com leite” met “pão de queijo” (een kopje koffie met melk en suiker en een luchtig kaasbolletje), en hadden met Ed nog een interessant gesprek over het werk dat hij een tijdlang had gedaan. Ook hij heeft met zijn gezin zo’n 11 jaar in Holambra II gewoond, maar het gezin miste de knusheid van Holambra I en wilde dus terug. Tijdens deze 11 jaar werkte hij niet als zelfstandig veearts, maar was werkzaam in een soort van laboratorium waar hij zich bezighield met “embryo-transplantaties” bij koeien. Voor mij een nieuwe wereld. Ik heb natuurlijk al wel gehoord van het “klonen” van dieren, maar heb me er verder nooit in verdiept. Er wordt dus in het laboratorium gemanipuleerd met eitjes en zaadjes om “betere” koeien te creëren. Ed zei dat hij ook nu nog, op zijn bedrijfje thuis met 100 koeien, goede embryo’s in de vriezer had zitten. Grappig genoeg heb ik de middag voor ons vertrek een foto willen maken van de koeienstal opzij van hun huis en trof er toen Ed aan die met een lange in plastic gepakte arm onder de staart van zijn meiden de baarmoeder van elke koe aan het controleren was om te zien of ze wel drachtig waren geworden, hetgeen lang niet bij allemaal het geval bleek te zijn. We hebben het bij de koffie nog even gehad over het ethische aspect van de embryo-transplantaties. Ed bekijkt dit vanuit de wetenschap en is er enorm door gefascineerd. Voor mij hoeft het niet zo nodig. Ik denk dat het een ontwikkeling is gebaseerd op nóg meer geld verdienen en volledig voorbij gaat aan de mogelijkheden en de schoonheid die de natuur zelf al te bieden heeft. We arriveerden tegen 12 uur in Campos de Holambra en via de “celular”, Ed’s telefoontje, werd met zijn broer Kees en diens vrouw Anna afgesproken dat we elkaar in het restaurant van “El Gringo” (= de buitenlander, in dit geval een Argentijn) zouden ontmoeten. Anna is een dochter van de familie Scholten, met wie Ben in de 50’er jaren veel contact heeft gehad. Voordat hij tot priester werd gewijd, studeerde hij vier jaar theologie in São Paulo en bracht elke vakantie door op Holambra, met name bij de Scholtens, om het boerenvak onder de knie te krijgen, waarvan hij later zou profiteren bij zijn werk in het Amazonegebied. We lunchten samen en als onderdeel van het buffet (hier niet per kilo, maar voor een vaste prijs) troffen we naast de gebruikelijke bruine bonen ook een schaal met linzen en een met kikkererwten. Die was ik in Brasil nog niet eerder tegengekomen. Misschien de invloed van de Argentijnse keuken? Gekookte “codorno”-eitjes (zijn het kwartels?) zijn hier trouwens ook heel gewoon. Onze tassen verhuisden naar de auto van Kees en Ed begon welgemoed aan de terugreis van 300 km. In dit enorme land een kleinigheid, waar ze hun hand niet voor omdraaien …. Bedankt, Ed, voor de lange rit die je speciaal voor ons maakte!
Kees van de Groes is 6 of 7 jaar ouder dan zijn broer Ed en is boer. De schuur van de slachthaantjes heeft hij verhuurd en hij houdt zich momenteel vooral bezig met bruine bonen en eucalyptus. De in de loop der jaren verworven gronden heeft hij inmiddels verdeeld over zijn zes kinderen, die allen op een of andere manier ook weer boer zijn. Alleen zijn oudste dochter is nu met enkele luxe soorten bloemen begonnen, die veelgevraagd zijn bij bruiloftspartijen en waarvoor dan ook duur wordt betaald. Anna en Kees leven in een mooi huis, dat door hen zelf is gebouwd. Er zijn negen kleinkinderen. In hun manier van leven en zijn, zijn ze eenvoudig gebleven en vooral Anna ervoer ik als een wijze vrouw, die graag op zoek gaat naar diepgang. Ze voelen zich als gezin goed geïntegreerd in de Braziliaanse samenleving. Spreken beiden ook goed Portugees. Hun kinderen hebben ze een Nederlandse opvoeding gegeven. Maar nu, twee generaties verder, met Braziliaanse schoonzonen en schoondochters, beseffen ze toch dat integratie niet zo eenvoudig is. De verschillen in cultuur zullen nog wel enkele generaties doorsijpelen. De middag brachten we in rust door en om zes uur begaven we ons gezamenlijk naar “De Horizon”, een gemeenschapszaaltje waar de vrouwen van de stad een avond belegd hadden voor Ben om er zijn verhaal te vertellen. De Coöperatie is ook hier in Holambra II inmiddels begonnen met enkele voorzieningen, min of meer naar Nederlands model, voor de ouder wordende generatie Nederlanders door grond aan te kopen voor kleine seniorenwoninkjes (de eerste drie zijn reeds bewoond) en een gemeenschapszaal. We zouden om zeven uur beginnen, maar dat werd weer eens plus of min “een Braziliaans kwartiertje”. Rond kwart voor acht waren de verwachte 60 man+vrouw aanwezig en konden we eindelijk beginnen. Met behulp van de Powerpoint-presentatie van zijn leven heeft hij de zaal toegesproken en toegezongen. Het werd een mooie avond. Dochter Anne-Marie van de Groes hield een openingswoordje, dochter Carolina nam de taak op zich om Ben’s boek te verkopen (in totaal al tien stuks!). In de pauze waren er Hollandse vlaaien bij de koffie, en op tafel stonden Hollandse azalea’s in mooie kleuren. Na afloop was er een Braziliaanse vrouw, wiens naam me ontging, die een bijzonder dankjewel presenteerde aan Ben via een korte Powerpoint met muziek en dat nog gepaard deed gaan met het boek over “50 jaar Holambra II”. Voor mij was er ook nog een azalea, die nu bij Anna op het terras staat te pronken. Thuis dronken we nog een glaasje op de goede afloop en moe èn voldaan vielen we die avond in slaap.

Vrijdag 23 september 2011. Na een goede nachtrust en een lekker ontbijtje, kwamen dochter Carolina van de Groes en echtgenoot Marcello Swart ons om half tien halen om ons een idee te geven van de wijde omgeving van Campos de Holambra. Marcello, ook zoon van Nederlandse emigranten, is sinds tien jaar eigen baas op de gronden die ook hij via zijn vaders harde werken heeft verkregen. Hij heeft een opleiding genoten als “agrónomo”, een soort van landbouwingenieur. Hij heeft ons van alles laten zien. Uitgelegd hoe de “pivô” werkt en waar het water vandaan komt. Er zijn diverse natuurlijke meertjes en poelen die met Nederlandse handigheid van een dam, een pomp en buizen zijn voorzien om de uitgestrekte landerijen te kunnen bevloeien. Heeft ons het verschil getoond tussen bruine bonen die water krijgen en die planten die door de pivô net niet bereikt worden. Vertelde over de nachtvorst die toch ook hier af en toe kan toeslaan en een totale oogst om zeep helpt. Tot mijn verrassing hoorde ik van Marcello ook dat er in de Staat São Paulo binnenkort een wet van kracht wordt dat 20% van de gronden die bewerkt worden door de boeren, zullen moeten worden “teruggegeven” aan de natuur. Hij was al hiermee begonnen. Daartoe is een instituut actief dat aangeeft welke plekken in aanmerking komen voor herplant en welke (inheemse) bomen en planten moeten worden aangeplant. Lijkt me een goed initiatief om ook in Rucphen in te voeren…!! Opvallend was in de gehele streek dat de Nederlanders allemaal mooie huisjes hebben neergezet voor hun arbeiders. We zijn nog naar de nieuwbouw van zo’n huisje wezen kijken. Een mooi ruim huisje met drie slaapkamers, geschikt voor een gezin met kinderen. Met een standaardkeuken en –sanitair, en geheel betegeld. Een arbeider heeft tegenwoordig ook een arbeidscontract, kan niet zomaar ontslagen worden en heeft een opzegtermijn. Welk loon een arbeider verdient, weet ik niet, maar het is zeker meer dan het zogenaamde “salario minimo”, het minimumloon dat door de overheid wordt vastgesteld. Enkele jaren geleden was dat nog rond de 250/300 Reais, nu bedraagt het R$ 545. Omgerekend nog geen 250 Euro. Marcello houdt niet van schulden, alle machines die hij had staan in zijn schuur, voor verschillende vormen van planten, zaaien of oogsten, waren allemaal betaald. Voor hem dus geen afhankelijkheid van de banken! Ik ontdekte vogelpoep langs de muren en op de grond van de schuur en wat bleek? Tussen de zakken kunstmest had al enkele keren een (soort van) kerkuil genesteld, hetgeen Marcello gelukkig kon waarderen. De hoeveelheid gif die in de schuur ergens in een hoekje open en bloot op de plank stond, tja, die moest nog wel worden afgeschermd met een scheidingswand en af te sluiten deur, maar dat kwam nog wel…. Het was een zeer leerzame en interessante ochtend. We snoepten nog van een verse sinasappel, zó van de boom, en reden in een wijde boog weer terug naar de bewoonde wereld. Zetten Carolina af bij hun zeer fraaie, net nieuw gebouwde huis, dat we ‘en-passant’ nog even van binnen mochten bekijken, en eindigden weer bij Kees en Anna voor de “almoço”, de warme lunch. De plannen om ’s middags te gaan kijken bij de visvijvers van Kees en hun zoon Eric, hebben we afgeblazen. Enige rust en de gelegenheid om wat te schrijven leken ons toch beter dan om wéér in een auto te stappen. Gelukkig had men er begrip voor en konden we wat op verhaal komen. Later toonde Kees ons foto’s van de visvijvers en hoorden we van Anna hoe ze in de beginjaren hier elk weekend hobby-vissers ontvingen die per kilo betaalden voor de door hen gevangen vis. Anna beheerde toen zelf de weegschaal en de kassa! Rond zeven uur ’s avonds arriveerden de kinderen van de Groes met aanverwante artikelen om allemaal kennis te kunnen maken met de gasten uit Nederland en was er voor de hele familie een goed georganiseerd mini-buffet met Hollandse groentesoep, guiches en gevulde stokbroden. Natuurlijk werd er gezongen en moest Ben er weer aan geloven. De gitaar van de kleinzoon werd erbij gehaald en Ben liet iedereen weer genieten van zijn stem en zijn vrolijke muziekjes. We praatten nog even na met Kees en Anna en bespraken met hen de plannen voor de volgende dag, die door een andere tak van de Scholten-familie zou worden georganiseerd. We sliepen daarna als rozen, in de gelukkige wetenschap dat we pas om tien uur de volgende ochtend “aan de bak” moesten…..

Zaterdag 24 september 2011. Reeds rond half tien arriveerde Margriet Scholten, zelf een telg van de Nederlandse familie Derks, maar al zo’n 40 jaar getrouwd met Jan Scholten, de oudste broer van Anna. Zij had gehoopt dat ook onze koffers mee zouden gaan, zodat we de laatste nacht bij hen zouden slapen, maar daarvan hebben we afgezien. Weer in een ander bed slapen en dan voor één nacht, was net even te veel. Margriet had er begrip voor en samen reden we in haar auto de 5 km terug naar het centrum van Campos de Holambra. Ze zette ons af bij het plaatselijke ziekenhuisje, waar broer Bart Scholten met zijn dochter Rianne op ons stonden te wachten. Rianne, zelf fysiotherapeute, maar nu liever huismoeder met twee kindjes, is Presidente, voorzitster, van de vereniging die ervoor heeft gezorgd dat de ziekenzorg beter werd georganiseerd. Toen Holambra II in 1960 van start ging, werden er enkele zusters van de congregatie van de Zusters van Amersfoort en een Nederlandse priester met hen mee gestuurd. Immers de zielzorg van die Hollanders in den vreemde moest ook goed verzorgd worden, zo vond de Nederlandse Overheid destijds. Na verloop van tijd verlieten de Nederlandse zusters de Holambra-kolonie en gaven het klooster waar ze al die jaren hadden gewoond, cadeau aan de Coöperatie. Er werd een vereniging opgericht en met financiële steun van de leden van de Coöperatie èn van de gemeente werd het gebouw verbouwd en geschikt gemaakt als hospitaal. Een deel ervan werd verhuurd aan de gemeente waar een Eerste Hulppost werd ingericht. Nu zijn er verschillende artsen bij toerbeurt overdag werkzaam en als er ’s nachts hulp benodigd is, dan gaan de patiënten naar de gemeentelijke post, waar ook overnacht kan worden. Om eerlijk te zijn, heb ik de totale opzet van het geheel niet zo goed begrepen. Ik denk dat er gewoon te weinig patiënten èn te weinig financiële middelen zijn om een echt ziekenhuis te laten draaien. Maar, Rianne, en ook de mensen die we daarna spraken, zijn met deze opzet al heel tevreden. Voorheen was er niets van dien aard.
We namen afscheid van Rianne. Haar zouden we later die dag nogmaals ontmoeten in het huis van haar ouders (Bart en Bets Scholten). Vader Bart nam ons mee in zijn mooie P.C. Hooft-tractor en reed ons naar het museum van 50+ jaren “Nederlanders in Brazilië”. Bij aankomst was er een gezelschap van zeker 40 man in alle leeftijden van de Van Melis-familie. Allemaal nazaten van Vader en Moeder van Melis die ook in de jaren ’50-’60 naar Brasil waren geëmigreerd en nu een familiedagje hielden. Met een soort van quiz met vraagjes als: “Hoe heette het hondje van Oma van Melis?” (De Nederlandse woorden “oma” en “opa” worden hier nog door de Braziliaanse kleinkinderen gebruikt, terwijl geen van hen nog een woord Nederlands spreekt.) De museumbeheerder, de gepensioneerde Toon Eltink, voegde zich later bij ons en samen liepen we door alle afdelingen van het kleine, maar goed georganiseerde (hoe kan het anders met al die Nederlanders hier?!?) museum. Het werd af en toe een feest van herkenning. In het huisje dat was ingericht met de meubeltjes en spulletjes die de Hollanders destijds vanuit Nederland meebrachten, herkende ik het ledikant, zoals ook mijn vader en moeder dat destijds hadden. Met de gehaakte sprei erbovenop. In de afdeling met Braziliaanse voorwerpen, zoals men het toentertijd hier aantrof, stond exact hetzelfde dienblad dat mijn grootvader, Opa Smoolenaars, als kapitein van de grote handelsvaart, van zijn vele reizen naar Zuid-Amerika had meegebracht en dat nu al dertig jaar bij mij in de huiskamer staat. Met veelkleurige vlinders uit het regenwoud en omlijst met een randje ingelegd hout. Heden ten dage zal dit soort van souvenir vast niet meer gemaakt mogen worden. Alhoewel, met de op handen zijnde nieuwe wet die grote delen van het regenwoud wil omhakken ten behoeve van nóg meer vee en nóg meer soja, weet ik het nog zo net niet met de liefde voor de natuur in dit grote land…… Toon Eltink vertelde ons enkele wetenswaardigheden die de moeite waard zijn hier te herhalen. Brazilianen houden van heiligenverering. In de wijde omtrek werd “São Roque” vereerd en aangeroepen. Een heilige die rond het jaar 1300 leefde en wordt beschouwd als beschermer van invalide mensen. Hij wordt dan ook altijd afgebeeld met een lange mantel, maar met één been onbedekt. Hij zou ook in zijn tijd beschermer zijn geweest van vee en besmettelijke ziekten onder het vee hebben voorkomen. Of de naam “Roque” ook iets betekent in het Portugees, heb ik niet kunnen achterhalen. Een ander bijzonder verhaal betrof de “Porta da Roda”. Een ‘roda’ is een wiel en een ‘porta da roda’ was een soort van draaideur. Wanneer een jong meisje ongewenst zwanger werd, was dat een schande voor de familie. Tijdelijk ver weg van de familie werd de baby geboren en vervolgens gebracht naar een zusterklooster in de omgeving van het huidige Campos de Holambra. Daar bevond zich een “draaideur” met aan de buitenzijde een babywiegje. Het netgeboren kindje werd daarin gelegd en de moeder ging terug naar haar familie, alsof er niets was gebeurd. De zusters “draaiden” de deur naar binnen en namen het baby’tje op in hun klooster zonder zich erom te bekommeren waar het kindje vandaan kwam. Binnen de muren van het klooster kon de baby opgroeien en soms verbleef hij of zij er jarenlang. Zo zijn er veel kinderen die geen enkele aanwijzing hebben wie hun biologische ouders waren. Soms waren het zoveel ongewenste kinderen, dat de zusters ze niet eens een naam gaven. Er is een verhaal bekend van een jongen die met de naam “nummer zeven” door het leven gaat…. Nog weer een bijzonderheid is de komst van mensen in de streek die de nazisten van het Duitsland van Hitler een warm hart toedroegen, nog voor het in Europa echt oorlog werd. Zij bewoonden een grote fazenda in het huidige Holambra en bouwden er met bakstenen waarin een hakenkruis is opgenomen. Van deze bakstenen waren diverse voorbeelden in het museum te vinden.
Intussen had zich ook Jan Scholten bij ons gevoegd, de oudste broer van Anna en Bart. Temidden van de vele foto’s troffen we de officiële foto die gemaakt was, nog in Nederland, van de gehele familie Scholten, vlak voor hun vertrek. Zo’n foto werd door de Nederlandse Overheid gemaakt van alle vertrekkende emigrantenfamilies. Immers, in die tijd vertrok je “voor het leven” en hoogstwaarschijnlijk zouden de achterblijvers ze nooit meer terugzien. Deze foto moest de herinnering levend houden. Ik heb er een digitale foto van gemaakt met de hoofden van de beide broers Jan en Bart anno 2011 ernaast. Er zijn tientallen families hier te vinden tussen alle foto’s, variërend van Kievitsbosch tot Steltenpool, en van De Wit via De Bruijn tot de familie Swart. Komisch al die Nederlandse achternamen, waarmee straks vele Brazilianen verder door het leven gaan. Mijn meisjesnaam is al gevallen in dit verhaal. Smoolenaars, met dubbel “o” en mijn vader heette Jan. Laat hier op Holambra II nu een familie zijn geweest van wie Jan Smolenaars, met één “o”, de stamvader was! Ze hebben het hier waarschijnlijk niet gered of niet goed naar hun zin gehad, want de familie is gerepatrieerd naar Nederland. Temidden van de vele oude landbouwtoestellen en –voertuigen die er ook nog stonden in het museum, hebben de mannen met elkaar nog vele herinneringen opgehaald en ook Ben wist daar de nodige belevenissen uit die tijd aan toe te voegen.
Het uur van de “almoço” was inmiddels al lang aangebroken. We stapten nu samen met Bart in de zo mogelijk nóg mooiere P.C. Hooft-tractor van Jan Scholten. Even buiten Campos de Holambra was een “posto”, een benzinestation, dat inmiddels was uitgebreid met een gigantisch restaurant van de keten “Graal”. Ook weer zo’n typische naam voor Brasil. Misschien ook wel van Nederlandse oorsprong? In elk geval zet deze keten wegrestaurants op in de stijl van de mensen in de streek. Zo hebben ze ergens een Japans ingericht bedrijf, en ongetwijfeld ook nog Italiaanse en Duitse restaurants in het Zuiden. Maar hier, in de Nederlandse omgeving, hebben ze met de hulp van de mensen van Holambra I èn II een restaurant in Hollandse stijl ingericht. Inclusief de klompen, de molens, de boerenluiken en niet te vergeten een draaiende video van André Rieu. Tot op de W.C. hingen de schilderijen van tulpen, klompen en Amsterdamse grachten. Dit alles om nog meer toerisme naar de streek te trekken! Hoe het ook zij, het is best leuk om te zien en het kilo-buffet was er prima verzorgd. Daarna reden we langs de uitgestrekte landerijen van Jan weer terug naar de stad. Onderweg vertelde Bart, die een bedrijf heeft met voornamelijk suikerriet, dat ook daar een positieve verandering staat te gebeuren. Tot nu toe werden suikerrietplantages afgebrand voordat ze werden geoogst. Dat ging ten koste van veel leven dat zich in de plantages had ontwikkeld. (Marcello had ons al verteld dat ze eens een dode kleine soort krokodil tussen de suikerriet hadden gevonden!) Vanaf 2014 mogen in de Staat São Paulo de grote bedrijven niets meer afbranden, en vanaf 2017 zal het ook aan de kleine producenten van suikerriet verboden zijn. Wat blijkt namelijk? Als de gehele plant wordt geoogst, kan na het extraheren van de suiker (hetzij voor menselijke consumptie, hetzij voor alcohol te gebruiken als autobrandstof in plaats van benzine) de pulp gebruikt worden voor opwekking van energie. Zo kan de natuur misschien toch nog dubbel profiteren van deze gigantische monocultuur. We reden nu naar het prachtige en zeer gezellig ingerichte (met echt Hollandse gezelligheid) huis van Bart en Bets. Met een heerlijk groen uitzicht. Bets is dol op planten en dat was te zien, zowel binnen als buiten. Ben voelde zich niet goed, ik denk oververmoeid en met een fikse verkoudheid onder de leden. Hij bleef een tijdje rusten bij Bets op het terras, die hem voorzag van een ferme stoot Antigrippine. Omdat ik die ochtend met Rianne had afgesproken ’s middags ook nog wat bloemen te willen zien, ging ik na een verfrissing met heerlijke Hollandse vlaai, met Rianne mee om te kijken op een bloemenkwekerij van haar zwager Gerard (hier Geraldo) de Bruijn. Zijzelf is getrouwd met Richard (hier Ricardo) de Bruijn, die weer ergens als boer werkzaam is. De kwekerij bevatte meerdere soorten bloemen en planten die vooral gebruikt worden als opvulling in gemengde boeketten, zoals de rode besjes van de gele hypericum en kleine witte margrietachtige bloempjes waarvan ik de naam niet weet. Omdat de winter net voorbij is, was het geen erg kleurrijk geheel. Wat ik wel heel interessant vond, is dat ook de bloemperken buiten alle waren voorzien van verlichting. Elke nacht worden alle planten voorzien van lamplicht om zodoende sneller tot bloei te komen. Hoezo energiebezuiniging?! Van Huize Bart en Bets reden we nog voor een borreltje naar Huize Jan en Margriet, om later weer bij Bart en Bets terug te keren. Daar kwam de gezamenlijke familie Bart/Jan/Theo Scholten bijeen en weer was er een gezellige Hollandse avond met soep, vlaaien, en broodjes ter ere van onze aanwezigheid. Gelukkig was er hier een schoonzoon aanwezig die ook gitaar speelde en aardig kon zingen, zodat Ben een beetje rust kreeg. Daartegenover heeft hij in dit gezelschap weer veel meer verteld van het vele werk dat hij in Brasil heeft gedaan. Tjonge, pas om half twaalf werden we terug gebracht naar het huis van Anna en Kees voor onze laatste nacht in Campos de Holambra. Kees zou op ons wachten, maar lag lekker te slapen in de huiskamer. We moesten op de ramen bonken om te worden binnen gelaten. Tot zover mijn ‘inhaalslag’ van onze belevenissen. Straks hoop ik verder te schrijven om weer helemaal bij te komen, want sinds Holambra hebben we nog weer van alles beleefd. Tot later dus. Tjau, lieve groetjes, Patty+++

dinsdag 27 september 2011

07 – Woensdag 21 september 2011 - op Holambra I

Woensdag 21 september 2011. Bij Leny en Ed hebben we nu al enkele malen geslapen in het tuinhuis, achterin de tuin. De twee honden, Bongo – een stevige knul, en Pepita – een soort van tekkeltje, bewaken er ’s nachts samen het erf. Twee jaar geleden hebben we al geprobeerd vriendschap met ze te sluiten. Met Pepita gaat dat vanzelf, met Bongo ligt het iets moeilijker. Met hem blijft voorzichtigheid geboden. Bongo kwispelde wel bij het horen van onze stemmen, maar tot een echt contact kwam het niet. Daarvoor zijn we hier toch te kort. We hebben heerlijk geslapen en hadden weinig last van de muggen. Pat bleef nog wat liggen tot half acht. Ik ben om half zeven begonnen met al mijn documenten beter op orde te leggen in de mappen. Op volgorde van de bezoeken. Leny had inmiddels al georganiseerd met haar schoonzus Anna (van de Groes-Scholten) op Holambra II dat we daar een dag later heen zouden gaan en er ook een dag langer zouden blijven. Morgenavond ga ik er een PowerPoint-voorstelling geven voor het vrouwengilde en hun mannen. Na het ontbijt reden we om 9 uur met Ed naar de lokale krant ‘Journal da Cidade’ voor een onderhoud, dat maar liefst duurde tot bijna 12 uur. De journalist Luís Gonçalves Alves wilde alles weten over mijn relatie met Holambra vanaf 1956, toen ik vier jaar lang, tijdens mijn theologiestudie in São Paulo in de vakanties naar de familie Scholten ging op Holambra om me te bekwamen in de landbouw. Meedeed aan de strijd tegen Hogeboom, de tweede directeur van de Coöperatie die door de immigranten zelf met hun gezamenlijk kapitaal was opgezet. Deze directeur wilde met de botte bijl rechttrekken wat scheef was getrokken door de eerste directeur van de Coöperatie, Heimeijer. De met de emigranten vanuit Nederland meegereisde pater is aan deze strijd onderdoor gegaan en gestorven. En het werd de oorzaak van het weggaan van vele boerenfamilies, die het niet konden bolwerken. In plaats van dat ze geholpen werden door hen, die wel slaagden, moesten ze, bijna-failliet, maar zien elders in Brasil of terug in Nederland, met het beetje geld dat overbleef, weer hun boerenleven op te bouwen. Het was een onrechtvaardige strijd, eigenlijk Nederlanders onwaardig, maar mensen blijven mensen en soms lopen dingen gewoon zo. Er kwamen andere boeren, vooral uit Noord-Nederland, voor terug, die er “hun bedje gespreid vonden” op de kant en klare boerderijen van hun voorgangers en de grond die inmiddels al jaren was bewerkt en verbeterd.
Ik heb verteld over de eerste mis die ik na mijn wijding in 1960 op Holambra las, een gebeurtenis die je normaal gesproken graag bij je eigen familie beleeft. Over het kopen van 2.000 kippen, vervoerd in kratten naar Rondonia om met de opbrengst van de eieren ons college Don Bosco in Porto Velho af te bouwen. Een reis van zeven dagen met tropische hitte over zandwegen, 3.500 km lang. Er stierf maar één kip. Die had zijn kopje op het verkeerde moment buiten de krat gestoken. Over de ontmoeting in 1966 met zuster Pacifique Degen, die haar werk als missionaris op Holambra begon om de taal te leren en later naar Araçuaí vertrok. Over het krijgen van een oude rijstpelmolen voor mijn coöperatie in Ji-Paraná in 1968, die wonderen heeft gedaan.
Ik heb op de vragen van de journalist Luís, verteld hoe gesloten alles op Holambra was. Dat ze niet duldden dat er iemand met een Braziliaan trouwde. Dat ik, als eerste, meisjes naar de Salesiaanse zusters stuurde in São Paulo om voor onderwijzeres te studeren. En jongens naar de technische school in Campinas, wat moeite kostte. Ze hadden er geen vertrouwen in. Dat Holambra II er kwam, ook voor de onderlinge huwelijken, want trouwen met Brazilianen zat er lange tijd niet in. Dat werd later totaal anders.
Op zijn vragen wat ik dacht over Brasil nu, heb ik gezegd dat de progressie van het land lag binnen het economische beleid van Vraag en Aanbod en de petrolium-dollars van de USA, waar we vanaf moeten. Dat er een grens moet worden getrokken aan het verkrijgen van bezit en geld, omdat het verschil tussen rijk en arm nergens groter is dan in Brazilië. Hij bevestigde wat ik al had gelezen, dat het waar is, dat Nederland, zó klein, de tweede investeerder is in Brasil. Ik reageerde daarop dat de winsten, in Brazilië gemaakt door de Nederlandse handel, 10% van de Nederlandse inkomens uitmaken. En dat wij met 1.000 missionarissen en hun enorme steunende achterban, 1% terug hadden gebracht om de armoede te bestrijden in Brasil en te proberen de ondermassa armen van het land op te richten. Voorts vroeg hij, nu het honderdjarige feest wordt gevierd van de komst van de eerste Nederlanders naar Brazilië, hoe dacht ik dat het beste de band tussen beide landen kon worden versterkt? Dat kan volgens mij alleen door uitwisseling van veel jongeren over en weer om van elkaar te leren en elkaar beter te leren begrijpen.
Duizend en een vragen, waarvan we een deel van de antwoorden zullen vinden in de krant van Holambra.
Ook Pat kwam aan de beurt in het interview met journalist Luís. Ze vertelde over de brieven die Zr. Pacifique naar haar moeder had geschreven, nadat ze haar missionair leven op 46-jarige leeftijd op Holambra was begonnen. En over de drie dagen die ze verbleef in Araçuaí om het 40-jarig bestaan te gedenken van de Stichting Ação Social Santo Antônio, die door Zr. Pacifique was opgericht.
Ed was al die tijd bij het interview aanwezig geweest en had waar nodig nog wat aanvullende informatie gegeven over de beginjaren op Holambra, die hij als kind had meebeleefd. Zijn familie en de familie van zijn vrouw Leny waren in 1950 met al hun bezittingen hiernaartoe geëmigreerd. We hadden wel dorst gekregen van het gesprek, maar helaas zat een kopje koffie er niet in. Er was op het hele kantoortje van de krant geen koffiekan te vinden. Wel een legertje van die kleine fruitvliegjes, die dankzij het open raam, steeds even aan ons kwamen snuffelen.
Na het interview kwam Jaime binnen, wiens achternaam ons is ontschoten. Jaime is de eigenaar van de krant en hij heeft ook een kleine uitgeverij in Holambra, Editora Setembro, met website waarop hij boeken verkoopt. Twee jaar geleden bleek hij, na overleg met Leny, mijn boek op de website te hebben gezet en tot onze verrassing waren er inmiddels tien boeken verkocht. Waarvan eentje naar Engeland, die hij per post had verstuurd. Met de koopster van dit boek hebben wij onlangs contact gehad via e-mail. We hebben ons toen wel afgevraagd hoe mijn boek in Engeland kon zijn beland? Daarop kregen we dus nu het antwoord! Jaime overhandigde me een envelop met de opbrengst van de tien boeken. Zonder aftrek van de handelaarskorting. Wat sympathiek! Ik liet hem mijn boekje “Celibaat in het juiste licht” zien en we bespraken dat ik het hoopte te vertalen naar het Portugees. Dan zou ik het naar hem opsturen voor mogelijke uitgave in Brasil.
We namen afscheid van Luís en Jaime en reden langs de zaak van Ed, en sinds kort ook van zijn zoon Lucas. Ed is dieren- en veearts en had al een boerenbedrijfje samen met zijn andere zoon Michael met zo’n honderd Hollands-Friese koeien. Maar om het hoofd financieel boven water te houden, was hij jaren geleden ook een dierenwinkel begonnen naast de dierenpraktijk die hij met een collega arts deelt. Daar dronken we het gewenste kopje koffie en ontdekten veel merken hondenvoer die we in Holland ook kunnen kopen. Lang leve de multinationals! Bij thuiskomst stond de “almoço”, de warme lunch, al op ons te wachten, klaar gemaakt door Leny’s trouwe gedienstige, Maria. Tot zover mijn inbreng in het verslag. Pat neemt het hierna weer over. Met een ferme Braziliaanse abraço, Ben+++

06 – Dinsdag 20 september 2011 – samen terug in Belo Horizonte

Dinsdag, 20 september 2011. (Verslag grotendeels geschreven door Ben.) Samen met Lúcia heb ik Pat opgehaald van het busstation. Ze zou om 6u30 uur aankomen met de nachtbus, dachten we. Ik liep van de auto over de weg om onder het viaduct door naar het busstation te gaan, maar een militair hield me tegen. Ik moest het voetpad aan de andere kant van de weg nemen. Ik hoorde luid schreeuwen en ja, langs dat pad kwam Pat zwaaiend en roepend juist omhoog. We hadden haar E-mail niet gelezen van de avond daarvoor. Ze was er al om 5u45. Bij het oversteken van de weg terug naar de auto van Lúcia struikelde ik over Pat’s handkoffer met steel en lag languit op het asfalt. Arnica bracht later uitkomst en gelukkig waren er geen ernstige gevolgen. ‘In naam van Oranje doe open de poort’ ging het hekwerk voor het huis van Vander en Lúcia automatisch open. Er wordt nogal wat ingebroken. Lúcia vertelde dat ze op een keer bij het naar binnengaan werd aangevallen. Een drugsverslaafde wilde haar tas afrukken. Ze werd over de grond gesleurd en vocht tegen hem, maar tevergeefs. De politie heeft hem later ingerekend, maar een dag later liep hij al weer vrij rond. In plaats van uitgebreid te vertellen, liet Pat me alles lezen wat ze schreef op de blogspot over de drie dagen feest in Araçuaí. Bewonderenswaardig. Daarna heb ik haar verteld over mijn weekend in Barbacena met 50 ex-Salesianen, van wie er tien samen met hun vrouw waren gekomen:
Op die vrijdagmiddag had Vander mij naar de plaats gebracht waar een minibus met enkele ex-Salesianen uit Belo Horizonte mij om 13u15 zou oppikken voor de rit naar Barbacena. Bij een beeld van Don Bosco, voor de deur van een college van de Salesianen. Maar wie er ook kwam, geen busje. Na een telefoontje naar de persoon met wie de afspraak voor de rit was gemaakt, bleek de ontmoetingsplaats aan de andere zijde van het plein. Maar ook daar duurde het nog een Braziliaans kwartiertje voordat de bus rond twee uur arriveerde. Daarna moesten er nog acht personen worden opgehaald op andere plekken in de stad, zodat we eindelijk rond half vier de stad verlieten. Er werd nog een sanitaire stop gehouden onderweg en pas om zes uur reden we Barbacena binnen, een stad die leeft van de rozenteelt. In de bus ontmoette ik al een groepje mensen die net als ik in Natal filosofie hadden gestudeerd en mij nog van naam kenden. Ook Oswaldo Bissoli zat in de bus, met wie ik samen in de “Lapa” in São Paulo theologie had gestudeerd en die ik de vorige avond in zijn huis in Belo Horizonte had bezocht. De bijeenkomst in Barbacena werd gehouden in een huis van de Salesianen, dat was omgebouwd tot hotel om met de opbrengsten de jeugd een gratis “oratorium” (lees: speelplaats) te geven. Directeur van dit huis was ook een medestudent theologie, Jaime Teixeira, die ik ooit een draai om de oren had verkocht, omdat hij mij pestte en me voortdurend voor de gek hield. Het was de enige klap die ik ooit heb uitgedeeld. Er waren daarnaast nog twee collega-studenten uit die tijd, uiteraard allemaal jonger dan ik, omdat ik, net als destijds in Kortrijk, ook in de Lapa tot de late roepingen had behoord. Bij de registratie voelde ik me een beetje ongemakkelijk, omdat iedereen iedereen scheen te kennen en begroette als de verloren gewaande vriend, en ik in eerste instantie weinig mensen (her)kende. Ik kreeg een slaapkamer toegewezen op de eerste verdieping, een voormalige cel van het klooster, maar nu met twee bedden, eigen douche en W.C. Ik zette er mijn koffertje neer en mengde me tussen het gezelschap. Tot mijn verrassing hoorde ik mijn naam roepen en ontwaardde ik twee oude bekenden, Claudionor Evangelista en zijn vrouw Margarida, bij wie we tijdens onze vorige reis in 2009 in Fortaleza hadden geslapen. De begroeting was allerhartelijkst en Claudionor heeft me verder het hele weekend bijgestaan als er iets te regelen viel. Om tien uur waren bijna alle gasten aanwezig en werd het programma bekend gemaakt. Degenen die voor het eerst aan deze reünie deelnamen, werd verzocht zich bekend te maken aan de groep. Ook ik stelde mezelf voor. En wie iets tastbaars had meegebracht om zijn levensverhaal te onderbouwen, kon dit materiaal op enkele tafels uitstallen. Ik bleek de enige Europeaan te zijn, en ook verreweg de oudste. In een hoek van de zaal zaten vier musici die de hele avond muziek maakten. Al gauw had men ontdekt dat ik zingen kon, dus kreeg ik een gitaar in mijn handen gedrukt en heb ik enkele liedjes gezongen. Wat ons samen bond was het liedboek van vroeger, “Juvenilia”, een bundel van liedjes die bij alle Salesianen eens gezongen werden. Tegen middernacht vond ik het mooi geweest en ging naar bed. De volgende morgen kregen meerdere deelnemers de gelegenheid om wat uitgebreider over hun leven te vertellen. De meesten waren afgehaakt vlak voor hun wijding als priester. Slechts weinigen hadden langere tijd als priester gewerkt, zoals ik. Met de powerpoint-presentatie die Pat had gemaakt, heb ook ik mijn levensverhaal verteld. Velen verwonderden zich dat een mens zoveel dingen kon doen in zo korte tijd. Direct na mijn praatje stond er een Colombiaan op die mij ooit had opgezocht tijdens mijn werk als pastoor in Porto Velho. Hij was daarvan zo onder de indruk geweest, dat hij zichzelf had voorgenomen om priester te worden “zoals Ben Strik dat was in Porto Velho”. Terwijl de anderen na de lunch de muziek gingen voorbereiden voor de viering de volgende morgen, ben ik gaan rusten. Ik was moe, maar tegelijkertijd was ik niet zo geïnteresseerd in de wat traditionele aanpak van de viering. Daarna kreeg ik de gelegenheid om te spreken over mijn manier van denken en de kosmologische visie die ik daarbij heb. Het celibaat, de dogma’s van de kerk, allerlei onderwerpen kwamen aan de orde. Meerdere aanwezigen konden zich hierin vinden. Individuele gesprekken leverden goede persoonlijke contacten op en van meerdere kanten het aanbod om, als we in de buurt waren, bij hen langs te komen en bij hen te komen slapen. De avond werd gevuld met muziek en zang en met nog meer individuele gesprekken. Er werd ook gesproken over de toekomst van de reünie. Was het goed zoals het nu was georganiseerd of moest er meer diepgang komen? Ze kwamen er niet goed uit. Wel werd vastgesteld dat de eerstvolgende reünie volgend jaar september zal worden gehouden in de buurt van Vitória, de stad waar onze vriend Winfried woont. De volgende ochtend besloot ik niet deel te nemen aan de viering en bood iemand me aan met hem mee terug te rijden naar Belo Horizonte, hetgeen ongetwijfeld comfortabeler zou zijn dan het harde bankje in het bonkende minibusje. Op dat moment had ik nog steeds niet betaald voor mijn deelname. Mijn vriend Vander uit Belo Horizonte had me toegezegd voor mijn verblijf te zullen betalen, maar hij was niet komen opdagen. De secretaresse loste het probleem op door bij inlevering van de sleutel te zeggen dat ik me geen zorgen hoefde te maken over de betaling en dat “alles in orde zou komen”. Tot op dit moment weet ik nog steeds niet hoe, maar ik heb me er –in dank- bij neergelegd. Met Heleno reed ik mee naar huis. Hij kocht 18 mooie rozen voor zijn veel jongere vrouwtje Marcilene, met wie hij net samen een mooi appartement had gekocht. Ik bleek er de eerste gast te zijn. We dronken gedrieën een flesje wijn leeg en bezochten vervolgens een zeer goede pizzeria in de stad, omdat er nog geen keukengerei in de flat aanwezig was om iets te eten te maken. Marcilene was zeer geïnteresseerd in water en hoopte nog de gelegenheid te hebben met Pat over de gezondheidsaspecten van water te spreken. Zover is het niet meer gekomen, want zij moest werken de volgende dag en bovendien liet onze reis dat niet meer toe. Na de maaltijd brachten ze me terug naar het huis van Vander en Lúcia. Hetgeen nog even tot grote verwarring leidde, omdat er twee straten bleken te bestaan met dezelfde naam: Rua António Guerra, elk in een totaal ander stadsdeel. Vander was thuis en had niet meer de moeite genomen nog naar Barbacena te komen, hoewel hij dat wel van plan was geweest. Ik heb het erbij gelaten. Voor mij was het een goed weekend geweest en ik heb er fijne contacten aan over gehouden.
Nu we weer samen waren, Pat en ik, pakten we de draad weer op van onze reis. Lúcia had nog wat verse broodjes gehaald voor het ontbijt en gedrieën praatten we bij. Daarna namen we afscheid van haar. Want ze moest naar haar winkel met feestkleding. Een mooie en gevoelige vrouw, die veel te stellen heeft met haar man. Hij werd, een paar jaar terug, zonder reden op te geven, ontslagen als leider van een particuliere universiteit van drie faculteiten. Met heel zijn equipe. Dat heeft hem helemaal ontregeld. Hij fluistert in plaats dat hij spreekt. Loopt vreemd rond, maar is toch wel goed bij de tijd. In de nacht gaat hij voor de TV liggen om niet door zijn eigen gedachten te worden afgeleid en de controle over zichzelf te verliezen. Lúcia zei dat ze er met de dokter over ging praten. Ik geloof dat mijn invloed op hem gunstig is geweest. Ik heb hem opgekikkerd. Pat zei dat Lúcia veel te lief voor hem was en dat ze hem “een peper in zijn reet moesten stoppen” en daar was Lúcia het helemaal mee eens. Ze staat om 6 uur op. Maakt het eten klaar voor de avond. Zet alles klaar voor het ontbijt. Doet boodschappen bij de supermarkt en gaat dan naar het centrum, naar haar eigen winkel met feestkleding voor mannen. Ze komt de hele week pas om 20u30 thuis. Op zaterdag om 16 uur. In het weekend doet ze de was etc. Een leven van dag en nacht werken met haast geen tijd voor rust. Maar ik heb met haar heel veel gesproken over mijn kosmologisch inzicht en het boek “Een Cursus in Wonderen”, waarin ze dagelijks leest. Ik heb haar gezegd dat het goed zou zijn, dat haar lieve dochter Lívia, die voor dierenarts studeert, best kon proberen om stage te lopen in Nederland. Dan kon zij haar komen opzoeken. Ze zouden bij ons welkom zijn. Haar man Vander wil niets weten van vliegen. We hebben haar omhelsd en het beste gewenst. We hadden er een heel goed gevoel bij.
Pat heeft in de morgen de koffers weer omgepakt. We namen contact op met Leny en Ed van de Groes over onze aankomst die middag op het vliegveld Viracopos van Campinas in de staat São Paulo. Besloten een dag langer te blijven op Holambra I en ook op Holambra II. Spraken af met Henk Helsloot in Capão Bonito op zondag en maandag, zodat we er ook ná het weekend konden zijn en er de kinderen konden meemaken. En belden Geraldo Pena dat we ook bij hem, in Itajaí, pas een dag later zouden arriveren.
Pat vertelde me dat ze tijdens haar visite bij Graciela door Zr. Márcia vanuit Araçuaí was gebeld. De Algemene Overste van de Franciscanessen van Oirschot, dus ook van de zusters in Nederland, Zr. Ana da Gloria, zou vijf boeken ‘Morrer para Viver’ van hun klooster in Araçuaí meenemen naar Belo Horizonte. Die hadden we daar twee jaar geleden achtergelaten en waren nooit verkocht. Ik heb haar gebeld en goede sier gemaakt door te vertellen dat Pat haar hoogschatte als een goede “moderne manager”. Dat het belangrijk was om de biografie van zuster Pacifique Degen te vertalen naar het Portugees. Ze wist niets van mijn leven en wat we met ‘Brasil op weg’ en ‘Tito de Alencar’ voor haar Pacifique hadden gedaan. Om haar werk zelfvoorzienend te maken door kippen, varkens en de groentetuin. Door het sturen van vrijwilligers voor twee jaar. Dat eindigde in te zeggen dat we iemand langs zouden sturen om de vijf boeken op te halen die ze had meegebracht uit Araçuaí. Toen ze hoorde dat er in het begin en op het einde iets stond over ons werk, kocht ze er een voor de bibliotheek. Van de vier overige gaat er een gratis naar Vander Gonçalves, onze gastheer, en zijn er twee verkocht aan Heleno en Bissoli, de ex-Salesianen van het weekend. Het laatste boek zal Vander proberen te verkopen in de club waar hij wel eens heen gaat met vrienden en waar muziek gespeeld wordt.
Vander kwam thuis om 15 uur. Met hem en zijn dochter gingen we naar het vliegveld Tancredes Neves. Hij reed het karretje met de bagage, terwijl Lívia beneden in de auto wachtte. Het vliegtuig was lang niet vol, dus konden de vier tassen als handbagage mee. Wij mochten van Vander niets doen. Hij bracht ons naar boven tot aan de poort van vertrek. Toen pas namen we hartgrondig afscheid van hem. Hij bleef staan tot we door de poort uit het zicht waren. Zeker met het gevoel, dat hij wat meer bij ons bezoek betrokken had moeten zijn.
We moesten twee uur wachten. Pat kocht een biertje voor me bij een bar, een blikje Bohemia. Dat kostte maar even R$ 7,70. Het duurste dat we ooit gekocht hebben. Rond de € 3,30. Schandelijk. We raakten aan de praat met een jongeman, die voor een Duitse firma werkte van “Spanntechnik” ergens onder München in Duitsland, en een advocate uit Campinas. Over ons Derde Wereldwerk en Mensenrechten. Ik mocht als oudere, net als gezinnen met kleine kinderen, voorgaan bij het instappen. Om 17u50 uur gingen we de lucht in. Om 19 uur precies daalde het vlieg-tuig op Viracopos, wat ‘Glazen omkeren’ betekent. Dus niet zoals ze ons van Brazil Tours hadden verteld, op het kleine vliegveld Amarais van Campinas zelf, waar de grote Boeing 737 niet eens had kunnen dalen.
Ed kwam ons afhalen. De altijd vrolijke Leny, zijn vrouw, wachtte buiten bij de auto, omdat ze nergens een parkeerplaats hadden kunnen vinden. Een blij weerzien met beiden. Zij noemt ons de “Strikjes”. We reden buitenom rond Campinas, stad van 1 miljoen inwoners, naar Holambra, inmiddels ook met zo’n 24.000 mensen.
Voor wie niets meer weet over de geschiedenis van Holambra, het is een voormalige Nederlandse nederzetting, gesticht in 1948, door Nederlandse emigranten die hun geluk in den vreemde gingen zoeken. De eerste generatie heeft het in veel opzichten heel moeilijk gehad en diverse families zijn toen berooid terug gekeerd naar het moederland. Maar dege-nen die bleven, hebben uiteindelijk een mooie welvarende gemeenschap opgebouwd die leeft van de productie van bloemen en kippen, van land-bouw en veeteelt.
Het werd een heerlijke avond. Ik heb ze verteld van mijn avonturen in de Staat Rondonia, waar ik 12 jaar gewerkt heb. We gingen om middernacht pas naar bed. Tot zover deze “inhaalslag”. Wordt vervolgd. Abraço, Ben+++

dinsdag 20 september 2011

Maandag 19 september 2011 - in Teófilo Otóni

Maandag, 19 september 2011. Hoewel de hele omgeving kon meegenieten van een luid muziekfeestje in het centrum van de stad, ben ik toch meteen in slaap gevallen. De wekker liep keurig op tijd af en een frisse douche deed me snel vergeten dat het eigenlijk nog veel te vroeg was om nu al wakker te worden. Om tien over vijf was ik aan het ontbijt. De drie oudere zusters waren er ook al. Ze hadden bananen gekookt als lekkernij ten afscheid en voor de reis een klein lunchpakketje gemaakt. Valéria bracht me naar het busstation en bleef even wachten tot ik ingestapt was. Het was het beginpunt van de busonderneming, de ‘Rio Doce’, die me naar Teófilo Otóni zou brengen. Om exact 05u45 startte de chauffeur de motor en weg waren we. Grappig, in een land waar men het niet zo nauw neemt met de tijd, vertrekken de lange afstandsbussen altijd op tijd! Er zaten bij vertrek nauwelijks mensen in, maar dat zou snel veranderen. De bus werd veel gebruikt door mensen die maar een paar kilometer mee reden en in de meer dan vier uur die de busreis duurde, heb ik zeker acht verschillende personen naast me gehad. Variërend van een huisvrouw met zes plastic boodschappentasjes tot een zeer oude baas, een boerenarbeider die bij een grote fazenda uitstapte tot een moeder met twee kindjes op schoot, die de hele weg zaten te zingen. Tot twee keer toe boog de bus af van de hoofdweg om de parallel lopende Jequetinhonha-rivier over te steken en een rondje te maken door het aanliggende stadje. Rondom Araçuaí is het land werkelijk gortdroog. Van Zr. Márcia had ik begrepen dat het zes maanden niet heeft geregend. Gaandeweg de rit begon het zowaar te regenen. Naarmate we dichter bij mijn eindbestemming kwamen, werd het landschap wat groener. Om tien minuten over tien arriveerden we, keurig op de aangegeven tijd en Graciela Bartesaghi stond me op te wachten. Graciela is een oude bekende van de tijd van Brasil op weg. Samen met Zr. Zoë Menezes hebben zij eind tachtiger jaren een opvanghuis opgezet voor kinderen van prostituees en dat is uitgegroeid tot een prachtig project waar veel vrouwen van de straat op een ander spoor zijn gekomen. Het is, net als de ASSA in Araçuaí, de enige opvang voor kinderen in de regio. Zoë is helaas overleden, en Graciela coördineert nu alleen de taken van zo´n 50 medewerkers. Enkele jaren geleden is er met geld o.a. uit Nederland een serie huisjes gebouwd boven op een van de heuvels van Teófilo Otóni, waar meerdere ex-prostituees een nieuw bestaan konden opbouwen voor zichzelf en hun kinderen. Met een van hen, Bete (=Betty) heb ik jaren geleden al een vriendschapsband opgebouwd en ook haar wilde ik graag ontmoeten tijdens mijn korte bezoek. Graciela had voor een lekkere lunch gezorgd. Daarna had zij een bespreking en ben ik mijn blogspot gaan bijwerken op de computer, en ´s avonds rond zes uur werden we verwacht in het huisje van Bete voor de avondmaaltijd. Behalve Bete en haar dochter Camilla waren er nog vier vrouwen die allen hun werk hebben in de ‘Casa das Meninas’, het Meisjeshuis. Leuk om te vertellen is dat ze allemaal wonen in de ‘RUA BERNARDO STRIK’, de Ben Strikstraat, een naam die bij de inwijding van de huisjes, destijds ook in onze aanwezigheid, officieel was onthuld. Bete had er een feestje van gemaakt en de ontmoeting werd het zoveelste hoogtepunt van mijn weekendtripje zonder Ben. Daarna bracht Graciela me weer naar de Rodoviario (het busstation) voor een nachtelijke rit terug naar Belo Horizonte. Maar dat is me even een luxe! Een slaapbus, met ruime stoelen die plat kunnen tot een comfortabele slaapplaats. De bus vertrok om 22u30 (ook hier werd exact op dat moment de motor gestart!) en meteen gingen de lichten uit. Met een kussentje en een dekentje had iedereen zich inmiddels geïnstalleerd en om eerlijk te zijn heb ik weinig gemerkt van de zeker 600 km die we die nacht aflegden. Ik was wel enkele keren wakker, eenmaal omdat ik voelde dat we door een soort van bergpas gingen. Er werd op dat moment langzaam gereden en ik rolde in mijn bedje van links naar rechts. Maar verder was het een prima nachtrit en redelijk uitgerust arriveerde ik om kwart voor zes op de dinsdagmorgen op het busstation van Belo Horizonte. Ben was er nog niet, maar kwam even later samen met Lúcia. Het was een blij weerzien. En zoals te verwachten was, hadden we elkaar veel te vertellen. Ben heeft tijdens zijn weekend ook veel geschreven, en dat hoop ik komende dagen voor jullie op de blogspot te zetten. Voor nu, tjau, wordt vervolgd vanuit onze volgende bestemming, Holambra....

maandag 19 september 2011

Zondag 18 september 2011 - in Araçuaí

Zondag 18 september 2011. Vandaag is het 13 jaar geleden dat mijn vader stierf. Ben en ik waren op dat moment ook in Brazilië, in Poço Redondo, samen met Ko Verbree. We hebben onze reis toen meteen afgebroken om mijn vader te kunnen begraven. Ik ben immers enig kind. Maar vandaag is het feest, feest in de Ação Social Santo Antônio, dat gevierd gaat worden met een feestelijke mis opgedragen door frei Eliseu, Antoon dus. De dag begint voor mij met een ‘snoepontbijtje’ bij de zusters, met allemaal lekkere dingetjes behalve gewoon brood. Met een lekker kopje kruidenthee erbij, dat ik toch altijd nog prefereer boven een kop koffie, zeker op mijn nuchtere maag. Om half acht rijd ik met de zusters mee in de auto van Valéria. Stel je voor, ik breeduit op de voorzit, de drie anderen, inclusief Moeder Overste, opgepakt op de achterbank. Het weer is goed, lichtbewolkt, maar geen regen en ook geen hete zon. Precies dat wat een openlucht evenement in dit hete land behoeft. Er zijn al behoorlijk wat mensen als we aankomen en veel van de aanwezigen zijn gekleed in een shirt dat speciaal ter gelegenheid van dit jubileum is gemaakt. Antoon heeft zich al gekleed om voor te gaan in de mis. Het altaar is opgebouwd op een soort verhoog en omgeven met grote foto´s van het huis en met twee vlaggen, de Braziliaanse en de Nederlandse. Alle kinderen van de ASSA hebben vooraan een plaatsje gevonden, alle oudjes met en zonder rolstoelen zitten rondom. Allemaal fris gewassen en aangekleed, precies zoals Pacifique dat vroeger deed wanneer er iets te vieren viel. De gedachte alleen al ontroert me, en wanneer ik Fidélia begroet, merk ik dat zij dezelfde gedachte heeft en tranen in de ogen. De viering duurt twee uur. En voor een feestmis is dat hier heel gewoon. Er is geen speciaal koor, wel enige muzikale begeleiding. Zr. Marilda en nog een vrouw zingen met microfoon voor en de mensen vallen bij. Er zijn enige bijzondere momenten ingebouwd, zoals de kleine processie bij de offerande met alle producten die de Sabor Solidária heeft voortgebracht, voorafgegaan door de foto van Pacifique en die van Moeder Johanna, (de stichteres -rond 1600- van de Franciscanessen van Oirschot), en gevolgd door o.a. Fred, de oudste bewoner, in zijn rolstoel. Een heel speels moment is de binnenkomst van zeker twintig kinderen, die, dansend en zwaaiend met felgekleurde lakens, de aanwezigen naar eigen keuze komen omarmen om ze de Vrede van de Heer te wensen. Antoon hield een mooie preek, waarin hij verhaalde waar het allemaal begonnen was, nl. in Oirschot. Hij sloot af met een zeer dringende oproep aan alle aanwezigen (toch wel zo´n 100 man die vanuit de stad waren gekomen) om zo af en toe eens te komen helpen op de ASSA als vrijwilliger. Er zou zoveel meer kunnen gebeuren, als er meer vrijwilligers waren. Dit laatste geheel in overeenstemming met het gesprek dat wij samen in de auto hadden gevoerd. Bij het afsluiten van de mis moest ik er toch aan geloven. Antoon vertelde nogmaals het verhaal over het boek dat wordt geschreven en of ik maar even naar voren wilde komen. Het lukte me niet goed antwoord te geven op wat Antoon graag had willen horen, nl. mijn reactie op alle brieven die Pacifique aan haar moeder had geschreven en waarop het boek gebaseerd is, maar de enige woorden die ik spontaan kon zeggen, waren dezelfde als wat ik eerder had gevoeld, dat ik door Pacifiques ogen zag dat ze intens gelukkig zou zijn geweest met het feest dat hier vandaag met zovelen werd gevierd en dat ze zeer zeker glimlachend vanuit de hemel op ons neerzag. Later hoorde ik van Valéria dat ze, net als ik, en net als Fidélia, ook ontroerd was door de viering.
Meteen na de mis begon er een kleine ‘fancy fair’ met wat kraampjes en er was een spring-ballenbak voor de kinderen. Ook de winkel van Sabor Solidária was nu open en ik was blij verrast over de hoeveelheid potten die er stonden. Ik kocht er een pot huisgemaakte ‘goiába’ voor Lúcia, onze gastvrouw in Belo Horizonte. Ging op zoek naar een jubileum T-shirt en kreeg er zomaar eentje aangeboden door een van de vrijwilligers, dat ik in dank aanvaardde. De jubileum-DVD was er in de verkoop, maar die was me al beloofd door Antoon. Evenals een toekomstige versie die nog gemaakt gaat worden met Nederlands gesproken tekst.
Na dit alles ben ik rustig binnen gaan zitten om wat aantekeningen uit te werken. Binnen kwam Zr. Imaculada, een klein wijffie in hagelwit habijt, met gesloten sluier. Ze was 80 jaar oud en na haar leidinggevende taak in de ASSA (ze was er van 1987 tot 2000) uitgetreden bij de Franciscanessen en ingetreden bij een beschouwende orde. We hebben samen heel gezellig gesproken over “de oude tijd” op de ASSA en de liefde en vriendschap die ook zij met Pacifique heeft gehad, vooral in de eerste jaren van het moeizame werk temidden van de armen van de stad. Uit de verhalen had ik me een ander beeld van deze vrouw gevormd, maar ze viel alleszins mee. Ik was heel blij ook met deze spontane ontmoeting.
We lunchten samen met alle zusters en daarna was ik zo moe van alle emoties e.d. dat ik ergens in een gastenkamer ben gaan pitten. Zeker anderhalf uur. Tegen vier
uur zou het laatste onderdeel van de dag beginnen, een concertje van twee zangkoren. Plus of min een Braziliaans kwartiertje begonnen ze uiteindelijk om half zes, en was het bijna donker. De tussenliggende tijd heb ik nog wat aantekeningen met Fidélia doorgenomen, die maar niet van mijn zijde wilde wijken, zo gezellig vond ze het met mij te praten. Ze denkt, als mijn boek vertaald zou worden naar het Portugees, dat er grote belangstelling voor zou zijn. Zó geliefd was Zr. Pacifique in deze streek. We zullen zien hoe het loopt. Eerst maar eens zien het in NL uit te geven.
Daarna was de tijd gekomen om afscheid te nemen van de ASSA. Het was goed zo voor mij. Mijn hoofd helemaal vol van alle informatie, emoties, taalverwarring, e.d. Net als twee jaar geleden was het afscheid weer emotioneel. Op de een of andere manier voel ik me zeer betrokken bij het geheel. Om precies zeven uur arriveerden Antoon en ik weer in het klooster, waar we meteen konden aanschuiven bij de avondboterham. Er ontstond een gesprekje met Zr. Ana da Gloria over de uitgave van het boek en hoe het te financieren. Tja, dat weten we zelf nog niet zo goed, maar het is goed dat de Algemeen Overste in elk geval op de hoogte is dat we er mee bezig zijn. Misschien heeft de congregatie dan nog wel ergens een potje....
Daarna spraken we nog met Márcia over de kapel in de wijk Pipoca (ook een projectje van Pacifique uit de 70er jaren) waarvoor ik verleden jaar van de zusters in Oirschot geld had losgepeuterd. Het restauratiewerk blijkt nog steeds niet begonnen. Het werk wordt duurder dan gedacht (het dak moet o.a. verhoogd worden) en er zijn geen goede metselaars te vinden, omdat de groeiende economie zoveel bouwprojecten heeft dat alle arbeiders voor veel geld in de stad gaan werken. Maar, het geld is veilig weg gezet op een rekening van de gemeenschap, dus daarover hoeven we geen zorg te hebben.
Na de maaltijd restte me nog afscheid te nemen van Antoon, aan wie ik toch voor een groot deel dit mooie weekend te danken heb. Ik hoop, Antoon, dat je mijn blogspot leest, dan weet je hoe ik het allemaal heb beleefd. Toen was het echt voorbij. Om acht uur was ik op de kamer. Ik heb mijn spulletjes gereorganiseerd, mijn ‘kantoortje’ weer opgeruimd en ingepakt, en de wekker op 04u45 gezet. Valéria heeft beloofd me morgenvroeg naar de bus te brengen. Restte nog te dromen over alles wat ik heb mogen beleven hier in Araçuaí.....
Até mais, oftewel, tot gauw maar weer...... Patty+++

Vrijdag 16 september 2011 - reis naar Araçuaí

Donderdag tegen het einde van de middag stonden onze tasjes gepakt, die van Ben voor Barbacena en die van mij voor Araçuaí. Best een vreemd gevoel zo gescheiden op pad. Antoon Tijdink kwam me rond 6 uur ophalen en door de avondspits reden we naar zijn huis. Hij woont in een lange straat boven op een heuvelrug. Alle zijstraten aan weerskanten zakken meteen van de heuvel af. We parkeerden de auto in de garage van een buurvrouw, Reinilde, in wiens huisje ik ‘s nachts ook zou slapen. Reinilde kwam ons lachend tegemoet en meteen werden mijn tassen naar mijn slaapkamertje gebracht, kennelijk het kamertje van de pas teruggekeerde dochter met haar twee kindjes. (“Godzijdank dat ze van die kerel af is!” ……) Het huisje lag ook lager dan de straat. Een eenvoudig en kraakhelder huisje was het, je zou er van de vloer hebben kunnen eten, zo blinkend schoon waren de witte vloertegeltjes. Daarna nam Antoon me mee naar zijn huis en stelde me voor aan een van zijn collega’s. Ze wonen er met drieën, Antoon, een pater van rond de 50 en een jongere pater, alledrie Franciscaan. Antoon’s kamer was van twee kleintjes tot één grotere omgetoverd. Ondanks zijn leeftijd van 78 jaar, doet hij nog gewoon parochiewerk in verschillende kerkgemeenschappen. De collega verzamelt beeldjes van de Heilige Franciscus en dat was me een bonte verzameling. Tientallen! Van dik naar dun, van fijntjes naar karikaturaal, van een enkeling naar een heel orkest. Die arme Franciscus moet maar voor alles model staan. We aten Braziliaanse erwtensoep, gemaakt door hun kokkin, dronken samen nog een biertje voor de TV terwijl we keken naar een uitzending van de Groene Partij, die steeds meer voet aan de grond schijnt te krijgen met berichten over natuur en milieu, en rond kwart over 9 bracht Antoon me naar de buurvrouw om te gaan slapen. Die stond ons, reeds in pyjama, boven aan de trap op te wachten. Tien minuten later was alles in rust. Het alarm op mijn reiswekkertje stond op 04u10…….

Vrijdag, 16 september 2011. Ik werd regelmatig wakker, bang me te zullen verslapen. Wat opviel, was de stilte buiten. Geen burenlawaai, geen muziek, geen verkeer. Dat heb ik wel anders meegemaakt in steden waar ik geslapen heb. Om kwart over vier waste ik in de badkamer de slaap uit mijn ogen en oeps, floepte het licht uit. O schrik, in een wildvreemd huisje in het hartstikke donker. Het was gelukkig niet van lange duur. Antoon stond me boven aan de straat al op te wachten en samen wandelden we, in de regen!, weer naar zijn huis voor een ontbijtje. In de keuken stond een kaars te branden en in de korte tijd dat we aan tafel zaten, ging ook hier het licht zeker tien keer aan en uit. Antoon had wel een verklaring. Het was de eerste regen na maanden van droogte en boven op de bovengrondse elektriciteitskabels had zich de nodige stof verzameld op de aansluitpunten. Daardoor stagneerde de doorstroming. Maar geen zorg, zodra de stof eraf is gespoeld, komt de stroom gewoon weer terug…. We vertrokken om precies 5 uur, zoals gezegd in de regen. Weinig verkeer nog op de straten van de stad, maar wel al overal mensen die op de bus stonden te wachten om naar hun werk te gaan. De regen is zeker nog 100 km met ons mee gegaan, daarna klaarde het op, al bleef het de hele verdere dag afwisselend met af en toe dreiging van regen. Onze eerste stop was bij een superdeluxe wegrestaurant, met de naam “Leite ao pé da Vaca”, oftewel “melk aan de voet van de koe”. Er staat een koe binnen een omheining die door de gasten gemolken kan worden! Er lag een soort van parkje omheen met bloemen, een beekje met grote kooikarpers en een vijver met draaiend schoepenrad. Ze hadden een eigen bakkerij en slachterij, een eigen kwekerij met verkoop van stekplantjes van fruitbomen, kruiden en sierplanten. Tjonge wat een goed verzorgd en goed uitgedacht bedrijfje. Maar mijn aandacht ging nog het meeste uit naar het zeer schone WC-gebouwtje met de schilderachtige spiegels en zelfs wasbakjes voor de kinderen. Allemaal goed voor een paar foto’s. De reis ging verder. Het landschap is afwisselend. Heuvelachtig, maar betrekkelijk kleurloos, zoals ook bij ons na de winter. Met hier en daar een in het oog springende gekleurde bloeiende boom. Weinig mensen, weinig vee. We spreken in de auto samen uitgebreid over de huidige situatie in het huis in Araçuaí dat door Pacifique en Antoon nu 40 jaar geleden van de grond kwam. Over de samenstelling van het bestuur, het huidige beleid in de handen van Zr. Marilda, en wat volgens ons nodig zou zijn, wil het huis in de toekomst nog een rol van betekenis blijven spelen.
De tweede stop is een kleine barak met alleen wat snoeperijen. Antoon koopt een grote zak luchtige lichtgezouten knabbelringen die we de rest van de reis soldaat zullen maken. Hoogtepunt van de rit, letterlijk en figuurlijk, want de stad ligt op 1384 meter, is Diamantina. Bekend geworden door de diamanten, goud en edelstenen die men er vond en met wat geluk nog steeds vindt. Zij het niet meer op de oude manier door de rivierbodem met een baggermachine ruw om te woelen en de aarde met kwik te vermengen en uit te spoelen in de rivier. Deze vondsten lokten reeds in de 17e eeuw gelukszoekers naar de streek toe, de zgn. “Bandeirantes”, die er hun winsten omzetten in huizen in Portugese stijl. Veel van die oude gevels zijn bewaard gebleven en trekken nu veel toeristen. Diamantina behoort inmiddels tot het werelderfgoed. Ook de oude bestrating is er nog en mag niet geasfalteerd worden. Antoon week even van de hoofdbaan af voor een kort ritje door de stad. Weer goed voor enkele leuke foto’s. Antoon wist nog een wetenswaardigheid te vertellen. In de jaren ‘50/’60 was er een bisschop die werkgelegenheid wilde creëren voor de vrouwen. Hij haalde (ik meen uit Italië) handgeknoopte tapijten naar de stad die sindsdien een vorm van kunstnijverheid zijn geworden en overal aan de toeristen worden aangeboden. Dezelfde bisschop liet in de streek de eerste eucalyptusbomen planten.
Op de helft van de tocht, na 300 km, stoppen we voor de maaltijd. In deze streek ontspringen twee grote rivieren, die beide betekenis hebben voor zowel Antoon als het huis waar we heen onderweg zijn, Huize Santo Antônio. De eerste rivier is de “Jequetinhonha”, de tweede de “Araçuaí”. Langs de Jequetinhonha, in de stad met dezelfde naam, beleefde Antoon het hoogtepunt van zijn priesterloopbaan. Hij opende er een radiostation dat er in de wijde omtrek toe heeft bijgedragen de bevolking meer bewust te maken van hun bestaan, zowel maatschappelijk als vanuit het Evangelie. De Araçuaí is de rivier waaraan de stad Araçuaí haar naam dankt en waaraan Pacifique’s huis in 1971 werd gebouwd. We passeerden zojuist de brug over de Jequetinhonha – hebben jullie al geprobeerd het uit te spreken “zjee-kee-tien-jonja” ?? – en stopten bij een wegrestaurant met zicht op de rivier. Het rook er bij binnengaan naar een vuurtje en tot mijn verrassing vond ik er een buffet-per-kilo, niet in keurige roestvrijstalen bakken op een elektrisch rechaud, maar in stevige aarden potten in een laag water (au-bain-marie) boven een echt gestookt vuur om het eten warm te houden. Het “eten per kilo” vind ik een geweldige uitvinding. Het verbaast me dat het bij ons nog steeds niet is ingevoerd. In Praag, enkele weken geleden, heb ik voor het eerst in Europa een “kilo-restaurant” gezien. Je schept er je bord vol met datgene wat je eten wil, en zet het daarna op de weegschaal. Afhankelijk van de kwaliteit èn prijs van het restaurant varieert het aanbod. Zovele soorten vlees, vis, groentes, rijst, pasta, een saladebuffet en een gratis kopje koffie toe. Hier kostte de maaltijd R$ (“Real”) 16,95 oftewel ongeveer € 7,00 per kilo. We hadden ieder rond de 600 gram op ons bord, dus aten er voor nog geen tientje met ons tweeën. En zeer smakelijk. Na de maaltijd bood Antoon me aan een eindje te rijden, hetgeen ik graag deed. Zo’n 150 km volgden we al slingerend omhoog en omlaag de tweebaansweg tussen de aanplant van eucalyptus door. Miljoenen bomen rij aan rij. Deze vorm van monocultuur vind je op vele plaatsen in Brasil. Is slecht voor de werkgelegenheid [de bomen vragen zeer weinig onderhoud, waardoor de bevolking die vroeger “boerde” op deze gronden, gedwongen wordt haar heil in de stad te zoeken] en de boom trekt alle water uit de bodem. Helaas begon toen de slaap de overhand te krijgen en heb ik het stuur weer aan Antoon gegeven voor de laatste 150 km. En wát voor kilometers. Met nog 70 km te gaan eindigde de asfaltweg en volgde er 40 km zandweg. Antoon had er geen moeite mee en denderde met 60 km per uur over de zandpiste, telkens even de raampjes omhoog draaiend voor de zandwolk na een tegenligger of bij een inhaalmanoeuvre. Arme Volkswagen Golf. Antoon haalde zijn schouders op: “Daar kan ‘ie wel tegen! Had ‘ie maar geen auto moeten worden!” en arme ik. Het bonkte en schudde, en wat zijn 40 km dan lang. Maar ook dat ging voorbij en eindelijk, rond half 5 ’s middags, arriveerden we veilig in Araçuaí. We maakten meteen onze opwachting in Huize St. Antônio en werden ontvangen door Zr. Marilda (± 50, de leidinggevende), Zr. Fidélia (78, het manusje van alles, vooral met de oudjes), Zr. Clea (34, een jonkie die net is “geprofest”, op het ‘college’ halve dagen les geeft en de rest van de tijd op de ASSA helpt waar dat nodig is), en Rocco Tito (± 45, een Italiaan die hand- en spandiensten verleent). Het huis was versierd vanwege de festiviteiten van dit weekend. We dronken samen een kop koffie, ik maakte een afspraak met Fidélia voor een gesprek de volgende dag over haar vriendschap met Pacifique, en daarna bracht Antoon me naar het klooster (annex “college”) van de zusters aan de andere kant van de stad, waar een kamer voor me was gereserveerd. Daar wonen nu nog drie zusters, Valéria, Márcia en Celina, alledrie Braziliaansen. Voor mij zijn ze nog steeds Zusters Franciscanessen van Oirschot, maar hier hebben ze de moeilijke naam Zusters Franciscanessen Penitenten Recollectinen (boetedoend en beschouwend). Antoon zelf reed daarna naar het huis van Rocco en zijn gezin, waar hij vaker logeert. Ik kreeg dezelfde kamer als twee jaar geleden samen met Ben en richtte meteen op het tweede bed mijn mini-kantoortje in met de laptop waarop ik nu zit te schrijven. Daarna snel een verfrissende douche om het stof van de lange rit af te spoelen en om 7 uur was er in de mini-refter een kopje soep. “Punctueel”, zei Valéria – ik was er om precies 7 uur, “dat hebben wij Brazilianen wel van de Nederlandse zusters geleerd….”. Om kwart voor 8 stond Antoon weer op me te wachten. We gingen samen naar de ASSA (= Ação Social Santo Antônio) voor een toneelstukje over het leven van Pacifique, als onderdeel van het jubileumfeest. Opgevoerd door leerlingen van het “college”, zoals hier de school genoemd wordt die vroeger geheel door Nederlandse en Braziliaanse zusters gerund werd, maar nu al vele jaren een staatsschool is met lekendirectie en lekenleraren. Het toneelstukje duurde bijna een uur en werd gebracht door zo’n 16 personen. Omdat ik de levensbeschrijving van Pacifique goed in mijn hoofd heb, kon ik het hele verhaal in het Portugees goed meebeleven. Het was op sommige momenten zeer ontroerend, omdat ik wist wat de inhoud voor Pacifique had betekend. Vooral haar om gezondheidsredenen gedwongen vertrek terug naar Nederland in 1984, heeft haar zeer veel verdriet gedaan. Dat moment in het spel liet ook mij niet onberoerd. Na afloop sprak Antoon nog een woordje tot het publiek en vertelde het verhaal van mijn boek dat het leven van Pacifique zal beschrijven. Natuurlijk haalde hij ook mij naar voren, maar ging gelukkig niet zover dat ik ook nog wat moest zeggen. Portugees spreken in kleine kring is tot daaraan toe, maar onvoorbereid en-plein-public is een ander geval. Rond half tien was ik weer in het klooster, heb nog wat geschreven, maar om 11 uur vielen de oogjes letterlijk dicht…..

Zaterdag, 17 september 2011. Om 7 uur zat ik al aan het ontbijt. Behalve Valéria (± 70), Márcia (76) en Celina (81) was er nog ene Jozelda (30 en “tijdelijk geprofest”), tezamen de huidige bewoners van het eens dichtbevolkte klooster van Nederlandse en Braziliaanse zusters. Er zat nog een vijfde vrouw aan tafel en zij bleek de Algemeen Overste te zijn van de gehele congregatie, Zr. Ana da Gloria. Hoewel de congregatie in Oirschot haar oorsprong vond, is de algehele leiding van Nederland + Brazilië reeds eind 60er jaren overgegaan in Braziliaanse handen. Zr. Ana is een zeer elegante, slanke dame van rond de 50, die zo uit een modeblad gestapt kon zijn. Niet direct het beeld dat we van vroeger uit hadden van een “Moeder Overste” . Een vrouw met stijl, met de uitstraling van een echte manager. Grappig zo´n vrouw in deze rol aan te treffen. Ze was vanuit Belo Horizonte overgekomen om het jubileumfeest van de ASSA mee te vieren. Misschien heeft onze ontmoeting wel betekenis voor de “toekomst” van ons boek over Zr. Pacifique. Na het ontbijt ben ik me gaan voorbereiden op het gesprek dat Antoon en ik om 9 uur zouden hebben met Valéria en Márcia om nog enkele historische details te achterhalen die van belang konden zijn bij de juiste beschrijving van de lokale situatie waarin Pacifique als nieuwbakken missionaris in 1968 belandde. Zr. Valéria was nl. de eerste Braziliaanse die als Overste de gezamenlijke congregatie mocht leiden. Wanneer Antoon arriveert, is Valéria al naar de markt geweest om inkopen te doen voor deze kleine gemeenschap. We hebben een goed en prettig gesprek over wat was, en ook nog over wat in de toekomst zou kunnen zijn. Zr. Márcia heeft zelf Huize St. Antônio acht jaar geleid van 2000 tot 2008 en weet dus van wanten. Er zijn enkele Braziliaanse wetten die het werken met kinderen er niet gemakkelijker op maken.
Na dit gesprek reden Antoon en ik samen naar het huis van Maria Emília, 78, ook een vrouw die een grote rol heeft gespeeld in het leven van Pacifique. Ze deden alles samen in de beginjaren van het huis. Maria Emília, onderwijzeres en aanvankelijk collega van Pacifique op het college, is nooit getrouwd geweest, maar heeft altijd voor kinderen van anderen gezorgd. Ze heeft er zes groot gebracht. Op dit moment zijn er nog twee jongens bij haar in huis, een van 11 en een van 15. De laatste is Pedro, die wij enkele jaren geleden met het geld van mijn 60ste verjaardag aan een gebruikte computer wisten te helpen. We hadden hem twee jaar geleden ook al ontmoet. Het was een leuk weerzien. Hij torende intussen boven ons uit, zo fors was hij gegroeid. De oude computer functioneerde nog steeds en werd gebruikt voor zijn schoolwerk.
Voor de lunch schoof ik aan in de privé huiskamer van de zusters op de ASSA. Checkte daarna even mijn e-mails op de laptop van Clea. Ja, ja, moderne zusters hebben gewoon een eigen laptop tegenwoordig! ....
[ Dankjewel, Mans, voor je bericht – Ik duim voor een goede ontvangst van het plan! ]
[ Christine, het wordt tijd dat we elkaar weer eens ontmoeten, o.k.? ]
.... en babbelde zeker twee uur met Zr. Fidélia over van alles en nog wat en dat allemaal in mijn beste Portugees. En ik heb nog de idee dat ze me begrijpt ook. Hoera! Fidélia is voor mij het fijnste contact hier in Araçuaí en het voelt als “amigas para sempre” , vriendschap voor altijd. Zij had en heeft nog altijd een grote bewondering voor de manier van werken van Pacifique en de vele talenten die ze had. En wie daar meer over zou willen weten, ha, ha, hij kope t.z.t. maar het boek!
Na ons gesprek ben ik een rondje gaan wandelen over het terrein. Maakte een praatje met Fred, de eerste hulpbehoevende die Pacifique rond 1970 al van de straat plukte en die nog altijd op de ASSA woont. Hij heeft dan wel een totaal verwrongen lichaam en zit in een rolstoel, maar zijn geheugen functioneert des te beter. Een andere ontmoeting was met een joch van 18 jaar dat misvormt ter wereld is gekomen. Zijn beide uitersten zijn normaal. Ogen, oren en neus functioneren, en zijn voeten kunnen bewegen. Alles wat daartussen zit, is misvormd en werkt niet. Hij kan niet spreken, niet zelf eten, krijgt sondevoeding, ligt in een rijdende rolstoel, maar zijn ogen en oren zien en horen alles. Hij lijkt geestelijk gewoon aanwezig. Niemand die weet hoe een kind dat kan verwerken. Er wonen momenteel 49 ouderen en enkele jongeren die 24/7 hulp nodig hebben. Op de kinderafdeling zijn 50 kinderen fulltime aanwezig in de leeftijd tussen 0 en 10/12 jaar. Allemaal hetzij weeskinderen, hetzij kinderen uit gebroken gezinnen, meestal geplaatst door middel van een rechter. Naast de drie religieuze zusters zijn er 27 personeelsleden die de dagelijkse zorg voor deze gemeenschap op zich nemen. Vergeleken met twee jaar geleden zijn er veel verbeteringen aangebracht en daarin is duidelijk de hand van Rocco te zien, de “man in huis”. Verbeterd onderhoud. Bouw van een stenen omheining tegen vandalisme. Aanleg van een sportveldje. Verbetering van het speelveldje. Openstelling van het zwembad. Aanplant van fruitbomen. Fok van kippen en hoenders. En een, ik denk, geregistreerd huismerk ‘Sabor Solidário’, voor zelfgemaakte compotes e.d., maar dat zal wel door Zr. Marilda zijn georganiseerd. Ik ga straks in elk geval met een beter gevoel hier weg dan twee jaar geleden. Toen bleef vooral het gevoel van ‘vergane glorie’ bij mij hangen. Zoals het huis zich nu laat aanzien, kan Pacifique vanuit hoger sferen er weer trots op zijn....
Antoon kwam tegen het einde van de middag ook weer naar de ASSA. Hij had zijn preek voor de feestmis op zondagmorgen voorbereid. Om half zes was ik weer op mijn kamer in het klooster. Ik voel me er als de koningin. De kamer is ruim en schoon. Mooie badkamer annex. Goed licht om bij te werken. Allemaal details waaraan het voor ons luxe westerlingen nog wel eens ontbreekt op onze reis door dit grote land. Ik heb me weer even aan het schrijven gezet en moest me uiteindelijk om half negen nog haasten om me om te kleden. Om 9 uur was er een benefiet-etentje in de stad. Iedereen betaalde R$ 35,00 en de opbrengst was voor de ASSA. Zeker 150 mensen waren er op afgekomen, allemaal keurig aangekleed, strakke jurkjes, hoge hakken, en glimmende sieraden. De maaltijd was verzorgd door een groep vrijwilligers die een buffetje hadden bereid van rijst, spaghetti, en drie soorten vlees. Het blijven vleeseters, die Brazilianen in het binnenland, die van huis uit vaak koeiendrijvers waren. De groente bleef beperkt tot een bak gemengde rauwkost, maar was wel prachtig aanwezig in een tafelstuk opgemaakt van reepjes paprika, uibollen, radijs, e.d. Tijdens de maaltijd werd de fotopresentatie gedraaid die op DVD is gezet ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan. De meeste foto´s van de beginjaren kwamen uit de oude albums van Pacifique die na haar dood door het klooster aan mij zijn toevertrouwd. Samen met Antoon hadden we die in Rucphen uitgezocht, gedigitaliseerd en naar Rocco verzonden. Er was nog een loterij bij wijze van toetje en een zakje snoepjes uit de Sabor Solidária bij het afscheid als aandenken, en al met al waren we pas om half twaalf thuis. De fut ontbrak om nog wat te schrijven. Dus meteen het bedje in, maar wel met een deken eroverheen, die ik gelukkig in de kast vond voor de koude nachten, zoals vanavond....
Wordt vervolgd. Tjau, Patty++

donderdag 15 september 2011

Woensdag 14 september 2011 – Belo Horizonte

De dinsdagavond brachten we door in familiesfeer met foto’s en de nodige “patermopjes”. Vander is ook seminarist geweest bij de Paters Salesianen, en op z’n 20ste afgehaakt. Die kerkmopjes doen het nog altijd goed bij mensen die bekend zijn met het leven binnen de kerk en wie Ben een beetje kent, weet dat hij dan ook zeer komisch is. In elk geval heeft hij Vander, tot zichtbare opluchting van zijn vrouw Lúcia, onbedaarlijk aan het lachen gekregen. Vander is na vele jaren trouwe dienst op de Universiteit van Belo Horizonte, na het aantreden van een nieuwe directie, van het ene moment op het andere ontslagen. Hij heeft daarmee grote moeite. Voelt zich met z’n 60 jaar afgeschreven en nutteloos en is al maanden depressief. Ons bezoek hier zal wel weer zijn betekenis hebben, want Ben is erg goed in het “opschudden” van de gemoederen. Rond 11 uur ben ik gaan slapen, het tijdsverschil van 5 uur is nog niet overwonnen. Ben liet zich nog verleiden samen met Vander naar een Europese voetbalwedstrijd te kijken en kwam rond middernacht naar bed. Er ging zelfs een dunne deken over ons bed, want de nacht was tamelijk frisjes.

Woensdag, 14 september 2011. Om 6 uur was ik al een poosje wakker, luisterend naar de vogels die net als in ons Rucphens chalet, een ochtendconcertje geven in de omliggende tuinen. Ik herkende alleen de “bem-te-vi” die duidelijk zijn eigen naam roept: “beng-ti-ví”. Uiterlijk het meest gelijkend op een specht met een geelzwart verenpak. Ben stond ook meteen op en wilde gaan schrijven aan de keukentafel. Helaas was de glazen tussenwand gesloten en kennelijk in gedachten, knalde hij er keihard met zijn hoofd tegenaan. Ik hoorde de klap in de slaapkamer. De bult begon zich al meteen te vormen, maar God zij dank voor Arnica. Daarmee hebben we erger kunnen voorkomen. Vroeger smeerden we boter op de bult, voor mij is Arnica hét tovermiddel! Ze noemen het niet voor niets “Valkruid”. Ik voelde de opkomende bult onder mijn vingers wegtrekken. Gelukkig heeft hij er ook geen hoofdpijn aan over gehouden.
Lúcia had de ochtend vrijaf genomen om ons iets van Belo Horizonte te laten zien. Met Lívia aan het stuur bezochten we twee fraai gelegen “hoogtepunten” van de stad. Letterlijke hoogtepunten waren het, want vanaf hier heb je een bijzonder uitzicht over de stad met de “mooie horizon” (= belo horizonte). Onze eerste stop was bij het monument opgericht ter ere van een van de twee bezoeken van paus Johannes Paulus II. Een aangename plaats aan de voet van een prachtige bergrug, die altijd voor wat koelte zorgt. Tijdens ons bezoek was het er 22 graden. Niet verwonderlijk dus dat in deze wijk de meeste rijkelui wonen. Ook het paleis van de gouverneur van de Staat Minas Gerais ligt hier als een sterk bewaakte veste boven op een heuvelrug. Het tweede uitzichtspunt keek uit op een groot groen park met ontspannings- en sportmogelijkheden aan de ene zijde en op een warwinkel van wolkenkrabbers aan de andere zijde. Tussen beide uitzichtpunten in was nog net een favela (krottenwijk) zichtbaar die tegen een berghelling was opgebouwd. Het valt op dat de meeste doorgaande wegen en straten van het centrum rijk zijn voorzien van bomen in allerlei soorten. Waarvan vele al in bloei, ook al moet de lente officieel nog beginnen. Ik heb er knalgele bloesems gezien, knalpaarse, hardblauwe en enkele varianten licht- tot dieproze. Vele middenbermen zijn voorzien van lage planten, die bij ons vaak binnenshuis in de vensterbank staan. En die worden via een ingebouwde sproei-installatie regelmatig nat gehouden. Anders zouden ze in de hete zon geen schijn van kans hebben. Enkele gebouwen sprongen in het oog. Waarin de hand van de beroemde architect Oscar Niemeijer zichtbaar was. Een bijzondere architect, van oorsprong Duitser, die door het hele land heen zijn sporen heeft achtergelaten, maar vooral beroemd is geworden door het ontwerp van de hoofdstad Brasília. Een bijzonder spel van lijnen is kenmerkend voor zijn werken. Niemeijer leeft nog en is inmiddels over de 100! Op de weg naar huis stopten we bij een Banco do Brasil om wat “geld uit de muur te trekken”. Zo ver van huis en toch is het net alsof je bij de Rabobank om de hoek bent. Pasje erin, pincode intoetsen, en oeps, tot 1.000 Real (380Euro) kun je er in één keer uithalen. Voor mij een van de wonderen van het computertijdperk….
De middag brachten we in alle rust thuis door. Ieder voor zich in voorbereiding op het komend weekend. Ben gaat vrijdag met Vander samen naar Barbacena, zo’n 130 km zuid van Belo Horizonte, naar de reünie van (ex-)Salesianen van Don Bosco en mag daar een praatje houden. Het thema zal hetzelfde zijn als de boodschap waarmee we twee jaar geleden Brasil doortrokken, nl. dat de geldstroom voor sociale projecten vanuit Europa dicht gaat en de Brazilianen bij hun eigen volk de middelen moeten zoeken om voor de achtergeblevenen in de samenleving (nog altijd zo’n 40 miljoen) een beter bestaan te creëren. Ben’s ervaringen met zijn drie stichtingen in Nederland, die miljoenen hebben opgeleverd voor veelsoortige sociale projecten, voor landloze boeren, bejaardenopvang, kindercrèches, vrouwenprojecten, Indianenprojecten, waterputten, etc. dienen daarbij als voorbeeld en mogelijke inspiratiebron voor sociaal bewogen Brazilianen. Natuurlijk zal ook de gitaar eraan te pas komen en zal Ben wat liedjes zingen die het onrecht in de samenleving als thema hebben.
Ikzelf ben me aan het “inlezen” in het boek dat ik zelf aan het schrijven ben, maar dat nu al twee jaar heeft stil gelegen. Voor wie niet meer precies weet, hoe dat ook al weer zat, vertel ik even de achtergrond. Via onze stichtingen heb ik jaren geleden kennis gemaakt met Zr. Maria Pacifique Degen, een Franciscanes van Oirschot. Zij ontving steun van Brasil op weg voor haar opvanghuis voor kinderen èn bejaarden in Brazilië. Een unieke combinatie, van oudjes die geen kleinkinderen hadden en kinderen die geen grootouders meer hadden en die elkaar in dit huis “adopteerden”. Ze heeft het huis zelf gebouwd met geld voornamelijk uit Nederland en vocht daarna voor verbetering van de behuizing, het opzetten van een timmerlokaal en naai-atelier, het verbouwen van groente en fruit, het fokken van kippen en kleinvee. Alles om het huis, dat vaak meer dan 100 bewoners telde, van goede voeding te voorzien, om het financieel draaiende te houden door de verkoop van producten, en om “haar” kinderen een vak te leren waarmee ze zich later in de maatschappij staande konden houden. In de 22 jaar dat ze er werkte, schreef ze brieven naar haar Moeder in Nederland, waarin ze vertelde over het leven van alledag temidden van de armen en behoeftigen van de stad. Deze brieven zijn bewaard gebleven en kwamen enkele maanden voor haar overlijden in 2006 te voorschijn bij een ontmoeting die ik met haar had. Het was haar laatste wens dat haar ervaringen met anderen gedeeld zouden mogen worden als inspiratiebron. Ik heb haar de belofte gedaan dat ik dat op me zou nemen. Daarna hebben we dagen gepraat over haar leven en werken en gaandeweg is er een boek aan het ontstaan dat niet alleen een kroniek is geworden van haar bijzondere leven, maar van een tijdperk. Het opvanghuis, dat ligt in Araçuaí (600 km ten noorden van Belo Horizonte), bestaat nu veertig jaar en het jubileum wordt aankomend weekend gevierd. De pater die destijds ook in Araçuaí werkzaam was en het opvanghuis heeft helpen opbouwen, Antoon Tijdink, Franciscaan, woont en werkt nog steeds hier in Belo Horizonte en we hebben afgesproken dat we a.s. vrijdagmorgen in alle vroegte samen met de auto naar Araçuaí reizen om het jubileum mee te vieren. Dat verhaal wordt ongetwijfeld na het weekend in alle details op de blogspot verteld. Evenals Ben’s verhaal over Barbacena, waarover hij zelf zal schrijven.
Tussen de bedrijven door hebben we op de binnenplaats nog het leven gered van een schattig mini-duifje (hier “Rolinha” geheten) dat zichzelf had opgesloten in een openstaande papegaaienkooi en door ons speelse poesje vanaf de grond danig werd lastig gevallen. Het diertje mankeerde gelukkig niets en nadat hij van de schrik bekomen was, koos hij de vrijheid en vloog uit zicht.
De dag eindigde zoals de middag was, in alle rust. En dat bevalt ons prima, na de toch wel enigszins hectische weken voorafgaand aan ons vertrek. Ook de nachten zijn heerlijk, 24 graden, en géén muggen. Dat zal straks in het binnenland wel anders zijn……

Donderdag, 15 september 2011. Het zonnetje laat zich niet zien vanochtend en de lucht is een beetje grijs. De regentijd dient zich aan. Gisterenmiddag zijn er al enkele druppels gevallen, maar het bleef bij een enkele bui. Ben gaat vandaag een oud-medestudent ontmoeten met wie hij van 1956 tot 1960 in São Paulo theologie studeerde. In later jaren uitgetreden, getrouwd en inmiddels weduwnaar. Dat wordt ongetwijfeld een feest van herkenning. Ik ga me “organiseren” voor mijn eerste reis alleen, zonder Ben, door dit grote land. Dat doet me denken, Angela, aan de tekst die jij op 26 augustus 2009 in het Happinez een-maand-lang-meer-tijd-dagboekje schreef: “…. Enne trap je af en toe op de rem om even om je heen te kijken … en wat ik je van harte gun is dat je je zelfstandig kunt manifesteren…” Nu, lieve Angela, twee jaar later gaan we dat dus echt proberen! En je dagboekje van toen is nú in gebruik als aantekenboekje voor deze blogspot. Je bent dus toch een beetje met ons mee in de reistas, al is het niet lijfelijk! Vanmiddag om 5 uur komt “frei Eliseu” (zoals hij in de parochie heet; frei = pater), voor mij is hij gewoon “Antoon”, me ophalen voor ons gezamenlijk weekend in Araçuaí. Nu ga ik mijn blogspot publiceren en daarna mijn spulletjes klaarmaken voor het weekend. Wordt vervolgd. Tjau, Patty+++

dinsdag 13 september 2011

Dinsdag, 13 september 2011, vanuit Belo Horizonte

Het was weer hard werken om alles voor elkaar te krijgen vóór vertrek, maar, zoals altijd, is het weer gelukt. Omdat onze reis onverwacht georganiseerd moest worden – pas eind juli wisten we zeker dat de goedkeuring er was om deze reis te maken – was onze grootste zorg op zo korte termijn een goed adres voor onze Witte Woef Pasco te vinden. Een “toevallige” ontmoeting op een zondagmiddag in de Rucphense bossen met een familie uit Oudenbosch bood de oplossing. En daar is Pasco nu. Een gezin met drie kinderen, allemaal gek met honden. En omdat Pasco helemaal gek is met kinderen, bleek het de ideale oplossing. We hadden tevoren een nachtje proef gedraaid. Zonder problemen. En zaterdagmiddag 10/9 hebben we hem erheen gebracht. Hij wilde niet eens meer afscheid van ons nemen…..
Zondagmiddag 11/9 werden we opgehaald door Ben’s achterneef Nico, die evenals twee jaar geleden – toen helemaal naar Frankfurt - aanbood ons weg te brengen. Omdat wij maandagmorgen al om 4 uur ’s morgens op Schiphol zouden moeten zijn, was besloten de avond tevoren naar Ben’s zus Roos te gaan in Beverwijk, om daar een paar uurtjes te slapen. Dan zouden Roos en buurman Piet ons ’s nachts naar Schiphol brengen. Keurig op tijd meldden we ons bij de TAP-balie (de nationale luchtvaartmaatschappij van Portugal) als een van de eersten voor de reis naar Lissabon met aansluitende vlucht naar Belo Horizonte.
We hebben deze reis volledig te danken aan onze vrienden van de Johannes Stichting, die vele jaren achtereen het werk van onze stichtingen Tito de Alencar en Brasilhoeve hebben gesteund met projectgiften. Zij maken het Ben en mij mogelijk nu een bezoek te brengen o.a. aan de twee vormingsprojecten die dankzij Vastenactie èn Johannes Stichting dit jaar in Brasil op twee locaties aan jongeren worden gegeven. We zijn de Johannes Stichting daarvoor dan ook zeer dankbaar. De overige doelen van de reis zullen in de blogspot vanzelf aan de orde komen.
Deze keer hadden we onze bagage tot het minimum teruggebracht, om te kunnen reizen alleen met vier stuks handbagage. Voor ieder een tas met kleding e.d., voor Ben een klein koffertje met documenten en voor mij een rugzak met mijn hele “kantoortje” erin, laptop, extra harde schijf e.d. De TAP-dame was onverbiddelijk, nee, mijn zwarte reistas (Marion!) woog 12 kilo en kon niet mee als handbagage, want de Fokker 100 had daartoe te weinig bovenruimte…. Voordeel was dat ‘ie dan doorgelabeld werd naar Belo Horizonte en we er in Lissabon niet mee zouden hoeven zeulen. Zo gezegd, zo gedaan. Vervolgens door de controlepoortjes. Bij een vorige controle hadden ze mijn nieuwe flacon douchezeep in de container gegooid, dus ditmaal was ik voorbereid met allemaal kleine flaconnetjes e.d. Nee, nu moesten ze mijn rugzak hebben. Of ik alle ritsen maar eens even wilde openen. En alle onderdelen in mijn zo netjes ingepakte rugzak gingen nogmaals door de scan. Brrrrr, als we dat elke keer krijgen bij onze toekomstige vluchten! Na twee uur wachten konden we eindelijk aan boord. Niet op een TAP-machine, maar eentje van Portugalia Airlines. Wie heeft daar nu ooit van gehoord?! In precies drie uur – met prachtig helder zicht op de Pyreneeën ver onder ons – vlogen we naar Lissabon. De transfer-gate was snel gevonden en ook daar begon het lange wachten. Het leverde een leuk contact op met ene Laetitia en het kwam zelfs tot een adresuitwisseling. We dachten dat ons vliegtuig aan de gate reeds stond te wachten, maar dat bleek een vergissing. We werden in een bus gehesen en die begon te rijden, althans dat dachten we, naar het gereed staande vliegtuig ergens buiten op het veld. Ook dat bleek een vergissing. Geloof het of niet, ergens ver weg van de terminal draaiden we een rondje om een rotonde en reden terug naar exact de plaats waar we waren ingestapt. Uiteindelijk vertrokken we, een uur later dan gepland, voor de 9 uur en 5 minuten durende vlucht naar Belo Horizonte. In een Airbus A330 voor naar schatting ook 330 personen. Dit keer wel met een TAP-logo en TAP-crew. Afgeladen vol. En iedereen met handbagage die –tig keer groter was dan mijn (Marion’s) bescheiden zwarte tasje dat nu, hopelijk, ergens beneden in het ruim stond. De verzorging was prima. En ja hoor, de bestelde vegetarische maaltijden werden tot twee keer toe apart voor ons van achteren gehaald en netjes afgeleverd. En waren nog goed verzorgd en lekker ook! We hebben redelijk kunnen slapen tijdens de vlucht. Er was enige turbulentie boven de Oceaan en zelfs behoorlijke turbulentie tijdens de ingezette landing, die het nodige gegil opleverde bij de vele aanwezige kinderen. Het applaus was des te luider toen we enige ogenblikken later veilig op Braziliaanse bodem landden. Bij de douane ontdekten we dat we tijdens de vlucht slechts één formuliertje hadden gekregen om in te vullen. Het hadden er twee moeten zijn, eentje nog erbij speciaal voor buitenlanders. Kennelijk was Ben ten tijde van het uitdelen lekker aan het babbelen geweest met een van de Brazilianen om ons heen, zodat de stewardess hem gemakshalve ook maar voor Braziliaan had versleten. De fout was snel hersteld en toen maar hopen dat mijn tasje van de band zou rollen. Het duurde zeker een half uur, maar uiteindelijk was ‘ie er. Tjonge, tjonge, wat slepen mensen allemaal mee in een vliegtuig. Koffers en tassen in afmetingen om een heel huishouden in te vervoeren.
Buiten werden we opgewacht door Vander Conçalves en zijn dochter Lívia die ons naar hun huis reden, ergens in een rustige wijk iets buiten het centrum van de stad. Het contact met deze familie is tot stand gekomen dankzij de “Redex”, een groep van ex-Salesianen (net als Ben, uitgetreden of vroegtijdig afgehaakte Paters van Don Bosco), die aankomend weekend een reünie organiseren, waarvoor Ben zich ook heeft aangemeld. Zonder ons te kennen hadden zij ons spontaan een bed en Braziliaanse gastvrijheid aangeboden. Het was mooi weer in Belo Horizonte, 23o volgens de piloot bij de landing. In de bebouwde kom iets warmer. Tot 28o. Het is hier het begin van de lente. Voor ons na onze behoorlijk verregende zomer dus een heerlijke temperatuur! Belo Horizonte heeft maar liefst 7 miljoen inwoners! Is de hoofdstad van de staat Minas Gerais, zeker zo groot als heel Duitsland. Een staat vol ijzerhoudende bergen (“Minas” = mijnen). Misschien was dat wel de oorzaak van de turbulentie bij de landing. De aantrekkingskracht van de ijzerhoudende aarde. Eenmaal buiten was het eerste dat ik zag de kleine zwaluwen boven het vliegveld. En tijdens de rit tussen de steenmassa’s van deze grote stad veel nog bloeiende bomen. In geel, in paars, in rose, in rood. We kwamen langs een groot stadsmeer, op het oog een sieraad voor de stad, maar volgens Lívia volledig vervuild.
De ontvangst was allerhartelijkst. Huize Conçalvez is een typisch Braziliaans huis, in die zin dat niets echt áf is. Dat is in elke grote stad op straat ook overal goed te zien. Bakstenen gevels die niet zijn afgewerkt. Halve etages zonder ramen e.d. Een Braziliaan begint aan de bouw van zijn huis en stopt als het geld op is. Hij gaat verder als er weer wat geld beschikbaar komt. De vrouw des huizes, Lúcia, arriveerde iets later. Met haar had ik meteen een goed contact en heb ik mijn nog altijd zeer gebrekkige kennis van het Portugees kunnen oefenen. Ik ken al aardig wat woorden, kan ook goed teksten lezen en begrijpen, maar spreken blijft moeilijk. Vooral hele zinnen vormen met een verbogen werkwoordsvorm lukt maar matig. Tot mijn vreugde ontdekte ik bij haar een boek dat ik zelf ooit had willen aanschaffen, maar vanwege de kosten nog maar even had laten liggen: Een Cursus in Wonderen (A Course in Miracles) van de Foundation for Inner Peace. Ik beschouw het als een vingerwijzing om weer iets meer met spirituele zaken aan de gang te gaan.
Om 10 uur ’s avonds (voor ons eigenlijk 3 uur in de nacht) gingen we slapen, zonder muggen, in een heerlijk bed met een fris briesje van de nacht dat door het open raam over ons heen blies.

Dinsdagmorgen 13/9 zaten we al om half zeven met de familie aan het ontbijt. In een heet klimaat begint de dag altijd vroeg, wanneer het nog niet zo warm is. Lívia vertrok daarna naar de universiteit (ze wil dierenarts worden) en Lúcia naar haar eigen winkeltje. Toch wel leuk om even te vertellen: Ze is secretaresse geweest, net als ik, maar wilde iets anders. Is nu samen met een nicht een eigen zaak begonnen in de verhuur van feestkleding voor mannen. Dat kunnen wij ons in Holland niet goed voorstellen. Wij kopen gewoon onze kleding als we een feestje hebben. In dit land, waar de gemiddelde burger nog steeds niet zo’n daverend salaris verdient, wordt feestkleding gehuurd. Ik herinner me van onze vorige reis een wijk in São Paulo waar in enkele straten bijna huis aan huis dit soort zaken was gevestigd. Bruids- en feestkleding. Het loopt behoorlijk goed. Lúcia heeft nog drie vrouwen in dienst om alle kleding schoon en uptodate te houden.
Deze dinsdag is voor ons een dag van rust. Even bijkomen van alle drukte en vermoeienissen. Even wennen aan de nieuwe omgeving, het andere leven, het klimaat, de taal. En de eerste indrukken opschrijven. Tussendoor even babbelen met de papegaai op de binnenplaats die tot ons grote plezier heel veel verschillende termen kent, hard kan lachen en zelfs het Braziliaanse “Lang Zal Ze Leven” zingt. Of spelen met het jonge poesje dat af en toe spinnend langs onze benen kruipt. Ben doet een dutje en ik ga zo meteen Internetverbinding proberen te maken op de computer des huizes om dit eerste verslagje op de blogspot te zetten.
Wordt vervolgd. Groetjes, Patty++