maandag 26 oktober 2009

Zondag, 18 oktober 2009
Pas rond 11 uur zijn we zaterdagavond naar de kamer gegaan. Gezelligheid kent geen tijd, zeker in het gezelschap van Piet Neefs, met wie we beiden een sterke vriendschapsband voelen. In plaats van de koffers op orde brengen, ben ik nog even gaan bijschrijven op de blog, terwijl Ben al lekker lag te slapen. We hebben zo langzamerhand een “rooster” voor het gebruik van de computer, want Ben heeft ook de tijd nodig om zijn blog te schrijven in het Portugees. En dan verkies ik het om de rust van de late avond te gebruiken, terwijl hij liever de vroege ochtenduren benut, soms al om 5 uur. Ja, Dirk, je laptop heeft zijn nut wel weer bewezen. Zowel voor het schrijfwerk als voor Internet, want overal haken we praktisch zonder problemen zo aan op draadloze netwerken. De koffers waren in no time weer in orde, want ook daarin heeft alles na zoveel weken reizen intussen zijn vaste plaatsje wel gevonden. Kees kwam ons halen. In de auto vertelde hij ons over zijn verblijf in Nederland. Met zijn gezin heeft hij bijna een jaar in Nederland gewoond, omdat hij het belangrijk vond dat zijn twee dochters Nederlands zouden leren. Daarmee zouden ze later meer studiemogelijkheden hebben. Op het vliegveld meldden we ons eerst bij de GOL-balie om de twee wijzigingen te laten bevestigen die Marius, onze reisagent in Nederland, had aangebracht in het reisschema van onze ‘airpass’, èn om de boete daarvoor te betalen. Tot onze stomme verbazing konden deze niet worden gevonden. Wel gaf het meisje ons een ander referentienummer op dan we van Marius hadden gekregen. Hoe kan dat nou, dat wijzigingen, gemaakt vanuit Holland in de GOL-computer, hier niet in diezelfde GOL-computer kunnen worden teruggevonden??? Een vreemde zaak. Ook Kees snapte er niets van. We moesten het in de loop van de week nog maar eens proberen op het vliegveld van Fortaleza. Daarna checkten we ons in voor onze vlucht naar Fortaleza en deden Kees èn Ben beiden hun best om de doos met boeken, waarvoor we in Vitória al 95,40 hadden moeten betalen aan overgewicht, er nu voor minder doorheen te loodsen. Het kostte enige overredingskracht, maar met de chef erbij, werd uiteindelijk een bedrag van 20 Real overeengekomen. Fijn, bedankt Kees, dat je bent meegegaan. Het waren anders toch wel erg dure boeken geworden. Het werd een vlucht van twee uitersten. Het opstijgen verliep opmerkelijk gladjes, zonder schokken, Ben is gevoelig voor zulke dingen, en hij prees de piloot letterlijk ‘de hemel in’, want we gingen deze keer tot maar liefst 12 km hoogte. Terug naar de aarde was andere koek. We moesten een driekwart cirkel draaien om recht voor de landingsstrip te komen. Het werd een wiebelig gebeuren. Zo stijlvol als we waren opgestegen, zo zwabberend kwamen we weer naar beneden. Tenslotte verliep alles toch kennelijk wel volgens plan, want we landden normaal, keurig aan het begin van de baan. Vliegen blijft een enerverende aangelegenheid, ook al is het de zoveelste keer, en eenmaal weer veilig op de grond, is het “graças a Deus”, Godzijdank, altijd weer de eerste gedachte. Op Fortaleza was het een drukke nering achter de glazen deuren en we moesten even zoeken naar ons ‘comité van ontvangst’. Nu, dat was het, een heel comité, want Claudionor Evagelista was er, bij wie we zouden gaan slapen, Nildes Alencar (de zus van Tito de Alencar) met haar man Bianô, en Ildefonso (de broer van Tito) met zijn vrouw Neúlda. Een blij weerzien met allemaal en voor ons een hele geruststelling dat de familie Alencar zich “betrokken” toonde bij onze komst, ook al had dat tevoren via de email-uitwisseling niet altijd zo geleken. We gingen met Claudionor mee, aten wat op weg naar huis, en ontmoetten thuis zijn vrouw Margarida, die net was gearriveerd van een reünie van haar school van vroeger en daarvandaan sinds de vroege ochtenduren met de bus had gereisd. Het weerzien met beiden was hartelijk, er werden –tig herinneringen opgehaald aan de tijd van de Salesianen – want daarvan kennen Ben en Claudionor elkaar, beiden waren Pater Salesiaan – en we ‘installeerden’ ons in hun appartement op 9 hoog. Bij een vorig bezoek hadden we vanuit de studeerkamer nog de zee kunnen zien. Intussen waren er enkele torenflats bij gebouwd en was alleen nog de lekkere frisse wind het bewijs dat de zee vlakbij was en de boulevard drie of vier straten verderop. Het avondhapje, een lichte ‘jantar’, aten we samen aan zee. Voor Ben en mij werd het een soort van ‘schokervaring’. Weet je nog, Angela, hoe we hier jaren geleden rustig konden wandelen en zitten? Dat er een leuke markt was met ‘artesanatos’, kunst en handwerkjes? Nou, die rust is er niet meer. Er liepen die zondagavond duizenden toeristen over de boulevard, er reden fileslang auto’s achter elkaar aan, het was er een lawaai van jewelste. En die markt van toen is vertienvoudigd. Honderden kraampjes staan er nu, en overal lopen kooplui ook nog eens met hun handelswaar tussen de bezoekers door. Een rij van –tig busjes bood de mogelijkheid van excursies en het ene pamflet na het andere werd je in de hand gedrukt. Het was een ‘Benidorm’ geworden, niet eens ‘in het kwadraat’, zoals we dat noemen, maar dan nog eens tot de zoveelste macht. ONGELOOFLIJK! De toeristen komen uit alle windstreken, maar het schijnt dat de invasie van Nederlandse toeristen iets is geluwd.
De volgende ochtend moesten we meteen aan de bak. Ildefonso, samen met Nildes, haalden ons op en we reden naar een ander gedeelte van de stad, waar jaren geleden al een heel stuk kust met achterland op de zee en de duinen was gewonnen, en waar ze eens hoopten nóg een toeristencentrum te creëren. Hier en daar staan er wat aardige restaurantjes, het zandstrand met de palmen ziet er ook aanlokkelijk uit, maar de directe omgeving vereist nog wel wat stadsplanning en opruiming, want zoals bijna overal in dit land, is het op straat gewoon een zootje. De school, die de naam Frei Tito draagt, bezochten we ook enkele jaren geleden al. Het gebouw is berekend op 600 leerlingen, maar er lopen er nu 1.600 rond. Met kleine klaslokalen en zonder behoorlijke speelplaats. We arriveerden er tijdens het speelkwartiertje en werden zowat onder de voet gelopen door de rond rennende kinderen. De onderwijzeressen hadden ook pauze en zaten aan de koffie met taart, vanwege de “Dag van de Onderwijzer”, in dit geval dus de ‘Dag van de Onderwijzeres’, want er zat hooguit één man tussen. Nildes nam de gelegenheid te baat om ze even toe te spreken, over het belang van haar broer, wiens naam de school droeg; over het belang van de geschiedenis, die we niet mogen vergeten; over het voorbeeld dat haar broer was om te vechten voor een betere samenleving. Nildes, zelf een echte èn bijzondere onderwijzeres, gaf ze een boodschap mee die verder ging dan alleen maar de kinderen leren lezen en schrijven. Ben deed daar op zijn eigen wijze nog een schepje bovenop. En afgesproken werd dat we woensdag terug zouden komen voor een kringgesprek met de onderwijzeressen. Daarna wandelden we buiten om het gebouw heen, langs de medische post die ook de naam Frei Tito draagt, om ergens in een apart soort van toneelzaal te spreken voor een honderdtal jongelui van 14-16 jaar. Er was geen gelegenheid de powerpoint te vertonen, dus moest Ben het hebben van zijn verhaal en een extra liedje tussendoor. De jeugd hield zich redelijk gedeisd en leek zelfs geïnteresseerd in wat die ouwe man allemaal te vertellen had. Daarna reden we nog verder langs de zeeweg tot aan het einde, om daar rechtsaf te slaan, de zandweg tegen het duin op, waar een paar honderd meter verderop een prachtig schooltje staat dat SOL heet, Soliedaridade – Operationalidade – Liberdade. Solidariteit, werkzaamheid, vrijheid. Een schooltje opgericht enkele jaren geleden door enkele oudere Braziliaanse dames en met Braziliaans geld gebouwd. Ze zijn vanaf de basis begonnen, de crèche, en draaien nu de eerste twee leerjaren. Er zijn ± 60 leerlingen die de hele dag aanwezig zijn, te eten krijgen, tandjes poetsen, douchen, een middagdutje doen. Alles ziet er goed verzorgd uit, schoon, en is leuk en kleurrijk ingericht. Er is een kinderbibliotheek, een speelkamer met knuffels, autootjes en poppen, een voorraadkamer met dozenvol voedingswaren en een diepvrieskist vol vlees. Alles verkregen door schenkingen uit de eigen omgeving. SOL kwam op ons over als een soort van modelschool, die een voorbeeld kan zijn voor de omgeving. De gedachte erachter is dat elk kind persoonlijke aandacht verdient en het recht heeft in een fijne omgeving naar school te gaan. In de hoop dat ze daardoor voldoende zelfrespect opbouwen om later positief het leven in te gaan. Nildes geeft er al haar vrije tijd aan, wanneer ze in Fortaleza is. Want nadat ze is gepensioneerd, is de Montessorischool die ze jarenlang had, verkocht en is ze gaan werken als wethouder van onderwijs in een kleinere stad op zeker 300 km afstand van Fortaleza, waar haar man Bianô, zelf ook oud-onderwijzer èn oud-wethouder, een kaasfabriekje heeft. Een leuk bezoek, en een kant van Nildes die we nog niet zo hadden leren kennen. Nildes bleef achter op SOL om er nog wat te werken en Ildefonso reed ons terug naar de stad. Met drieën namen we elk ongeveer ‘een halve kilo’ almoço tot ons, goed voor een heerlijk gezondheidsslaapje daarna in huize Claudionor. Om vier uur kregen we bezoek van Gerard Frencken, hier Geraldo genoemd, een getrouwd Pater Lazarist uit Helden, Limburg. Hij is 37 jaar in Brasil, heeft jarenlang theologielessen gegeven op seminaries, en is nu door de nieuwe bisschop eruit gegooid, omdat hij getrouwd priester is. Rome lijkt alle ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar gewoon weer terug te draaien! Gerard schrijft boeken in het Portugees en is nu bezig de geschiedenis van de Paters Lazaristen in Brasil op papier te zetten. Maar hoe kwam hij nu bij ons terecht? Claudionor was afgelopen weekend weer eens wezen kijken op een bijeenkomst van de gehuwde priesters (net als bij ons het G.O.P. – gehuwd en ongehuwd priesterschap). Had daar gezegd dat Ben Strik op bezoek kwam en of iemand hem misschien kende. Gerard reageerde daarop dat hij Ben ooit in 1974 in Nederland had ontmoet en dat hij hem graag wilde terugzien. Onze ontmoeting bleek weer een van die vreemde onverklaarbare “toevalligheden”, waarmee deze reis vol lijkt te zitten. Het werd een leuk open gesprek en beiden bleken aan dezelfde kant van de lijn te staan. Die van de kerk van het volk en zeker niet van de kerk van Rome, waar de hoge heren vergeten zijn dat hun kerk eigenlijk voor het volk bedoeld is. Het gesprek ging voor een groot deel over de voormalige bisschop van Fortaleza, Dom Aloísio Lorscheider, die zeer geliefd was bij zijn parochianen, en ook bij frei Tito. Kort voor zijn dood, had een groep gelovigen, die zich gemakshalve ‘O Grupo’, De Groep, noemde, enkele openhartige gesprekken met deze bisschop gehad. Geen enkele katholieke uitgeverij was bereid geweest een weerslag van deze gesprekken uit te geven. Toen Dom Aloísio onverwacht stierf, heeft O Grupo besloten het boekje zelf uit te brengen, hetgeen de nodige stof heeft doen opwaaien. Ik heb het gevoel dat de Braziliaanse kerk nu in een soortgelijke situatie is beland als de Nederlandse kerkprovincie in de 70er/80er jaren. Voorzichtig rebellerend tegen het gezag. Nadat Gerard was vertrokken, - hij geeft nog wel les in Muziekgeschiedenis -, belde er een journalist van een dagblad in Fortaleza. Ik meen dat het iemand was van ‘O Povo’, Het Volk, maar dat weet ik niet zeker. Ben was minstens een half uur met hem in gesprek en na een korte pauze belde hij terug voor nog eens een half uur. De pers had dus intussen lucht gekregen van Ben’s komst en het eerste interview was een feit. Tegen acht uur ’s avonds hadden we afgesproken met Nildes en Ildefonso in het huis van Nildes. Claudionor en Margarida gingen met ons mee en ook Lucia, dochter van weer een andere broer Alencar, die namens de familie een Instituto Frei Tito de Alencar in het leven heeft geroepen, was aanwezig. Er werd van alles besproken rond de lancering van het boek en tegen het einde van de avond ontstond er een emotionele discussie over de wijze waarop Tito in Frankrijk gestorven was. Zowel Margarida als Claudionor waren daar zeer uitgesproken over en voor mijn gevoel liepen de gemoederen bij de familie erg hoog op. Om deze weer te laten bedaren, eindigden we samen in een kring met een kort dankgebed en een Onze Vader. Brrr, ik houd niet zo van dit soort ‘conflict’-situaties, maar ik ben dan ook meer een ‘harmonie’-mens. Pas na middernacht lagen we in bed en de volgende ochtend was iedereen weer gewoon en was alle spanning weggeëbd. Ildefonso stond weer om acht uur voor de deur en mét powerpoint togen we op weg naar de Faculdade Marista, een complex ooit opgezet door de Paters Maristen. We waren er al om half negen en wie er al kwamen, niet de mensen van ARCA, die hier voor ons een bijeenkomst hadden geregeld. Het duurde tot zeker half tien voordat Milza, de vrouw van de Nederlander Onno Raadsen, arriveerde, vergezeld door enkele collega’s. Nog pas weer een kwartier later kwamen kort na elkaar twee busjes aan met medewerkers van ARCA. Alle hadden ze last gehad van het verkeer. ARCA is een Braziliaanse partnerorganisatie van TODOS in Amsterdam, Toekomst Door Sport, met wie ik in contact ben gekomen via het Brazilië Netwerk. Beide organisaties zijn opgezet door Onno, een sportleraar die in sport meer mogelijkheden zag dan alleen presteren. Ben hield er zijn verhaal zoals al zo dikwijls, maar liet in dit geval het gedeelte over het leven van frei Tito over aan diens broer Ildefonso. Op een zeker moment toonde de powerpoint een foto van het huis waar Tito, als jongste, in Fortaleza is geboren. Er kwam spontaan een reactie uit de zaal van de collega van Milza, Benimar Oliveira, die riep: “Maar dat is het huis waar ik jaren heb gewoond!” Over toeval gesproken!!! Ik herinnerde me dat we in 1998 samen met Ildefonso het geboortehuis van Tito hadden bezocht en dat er een jonge man in de voorkamer huisde, die op dat moment een plaat draaide met klassieke muziek. Thuis zou me dat niet zo zijn bij gebleven, maar hier in Brasil klassieke muziek? Dat was op zijn zachtst gezegd opmerkelijk. Ik vroeg het hem later, en hij bevestigde dat de muziek van hem afkomstig was. Hoe bestaat zoiets nou?!? Dat zo’n man nu juist hier aanwezig is! Het leven heeft zoveel onzichtbare lijnen waar we niets van begrijpen! Overigens ziet het ernaar uit dat het toch niet mogelijk zal zijn het huis ooit te kopen om het als museum in te richten. De erfgenamen van de oude vrouw die er nog steeds woont, schijnen andere plannen te hebben. Na de powerpoint formeerden we een kring en ontstond er een leuk kringgesprek met de jonge mensen van ARCA die alle als een soort jeugdleiders met kinderen in de wijk sport en spel bedrijven en ze op die manier iets proberen bij te brengen. Ben was er blij mee! Volgens hem zitten er hele goeie mensen bij. En dat is toch waarnaar we op zoek zijn, goede mensen die een leidersrol kunnen vervullen in hun eigen omgeving om de groep naar een betere toekomst te tillen. We namen afscheid van Milsa met de belofte dat ze donderdagavond samen met Onno naar de lancering van het boek zouden komen. Thuis bij Claudionor stond de almoço gereed en daarna was het tijd om ons om te kleden voor een wat plechtige happening. Nildes Alencar zou geëerd worden, samen met nog enkele professionele onderwijzers van het eerste uur, op de Assembleia Legislativa. Een prijs die dit jaar voor het eerst uitgereikt zou worden. Samen met Bianô en Nildes reden we erheen en zochten een plaatsje in de volgens ons veel te kleine zaal. Daarna lieten we de middag over ons heen komen. Maakten kennis met familieleden en bekenden van Nildes die allen speciaal voor de gelegenheid waren gekomen en luisterden naar –tig speeches. Het hele gebeuren werd met een camera begeleid, zodat de hele zaal ook goed zicht had op de spreker van het moment. Nildes was als derde feesteling aan de beurt, kreeg met mooie woorden een plaquette als aandenken uitgereikt en hield daarna zelf een speech. Waarin ze aandacht besteedde aan haar grote liefde van het moment, SOL. Bijna alle medewerksters van SOL waren gekomen, gekleed in het witte T-shirt met gele opdruk, en gingen op Nildes’ uitnodiging allen staan om zich aan de zaal te presenteren. Groot applaus was hun deel. Een leuke blijk van erkenning voor het werk dat ze doen. En Nildes glom zichtbaar. Na de feestelijke uitreiking had ik champagne verwacht, maar nee, het feestje ging als een nachtkaars uit en in no time stonden we weer in de gang. Ildefonso had ons al een paar keer gesproken van een “Escritorio Frei Tito”, dat een kantoortje zou hebben in hetzelfde gebouw van de Assembleia. Samen met de familie, 6 man sterk, want ook Lucia en oudste zus Nadir hadden zich bij ons gevoegd, wandelden we daarheen. Het bleek een klein kantoortje te zijn van een groep enthousiaste jongeren die onder de naam Frei Tito werken voor de mensenrechten en juridische hulp verlenen op dat gebied. We ontmoetten er meerdere jongeren, onder wie Lourdes en Marcus, en spraken af a.s. maandag om 9 uur uitgebreider met ze te komen spreken. Ben rook al weer een groep gemotiveerde jongeren bij wie hij vast zijn boodschap wel kwijt kon. Bianô en Nildes brachten ons naar huis voor een korte rustpauze en stonden een uurtje of zo later al weer voor de deur om samen naar ESCUTA te gaan. We pikten Ildefonso en Neúlda op en gezamenlijk bonkten we over de kilometerslange wegen richting een van de buitenwijken, volgens mij aan het einde van de wereld. Bordjes zijn schaars in dit land, dus vindt maar eens je weg in een wijk die je niet goed kent. Maar na enkele keren vragen bereikten we onze bestemming en het werd weer een mooie avond. ESCUTA betekent Espaço Cultural Tito de Alencar, ofwel Culturele Ruimte Tito de Alencar. Het woord ‘escuta’ betekent ook “luister!”, de gebiedende wijs van het werkwoord escutar, luisteren. Het centrum ligt midden in een slechte volkswijk, waar drugs een grote rol spelen en pas nog een jonge knul door een vriendje was doodgeschoten vanwege een drugskwestie. Er is een overdekt podium en een leuke open ontmoetingsruimte, waar de vleermuizen ’s avonds om je oren suizen, maar waar niemand aandacht aan besteedt. En niet die kleintjes, vergelijkbaar met een zwaluw, nee, een maatje groter waren ze. Er worden allerlei cursussen georganiseerd en muziek, dans en theater spelen een grote rol. Escuta bestaat al dertig jaar en al die tijd is de leiding in handen van een echtpaar, Leonardo en Lucia, die we bij nader inzien ook al hadden ontmoet bij ons vorige bezoek in 1998. Toen we binnenkwamen, zat een groepje oudere mannen naar een film te kijken, die op de muur van het podium vertoond werd. De avond werd geopend door een groepje dansende en zingende kinderen. Eerst drie kleintjes met een mandje bougainville-bloemetjes die ze over het publiek uitstrooiden. Daarna acht tieners die al zingend een folkloristische dans uitvoerden. Vervolgens werd een korte DVD-in-wording vertoond over het werk van Escuta en stelden de leden van Escuta zich voor, inclusief de oudere mannen. We hebben de indruk dat ze goed werk doen in de wijk en bijdragen aan de ontwikkeling van zelfrespect en individuele ontwikkeling. Ben was erg moe van deze drukke dag en voor het eerst was het vuur van zijn betoog een beetje minder aanwezig dan hij had gewild. Maar het zingen ging hem toch nog goed af en was een succes, want al dansend op Ben’s klanken vroegen ze enkele keren om een ‘encore’. Tot slot sprak Nildes nog een woordje om de groep een hart onder de riem te steken. Pas om half twaalf stapten we in de auto op weg terug naar huis en deze keer voelden we niet zo veel van de vele kuilen, want zowel Ben als ik vielen in de auto al in slaap.
Woensdag was het nog vroeger dag, want om 8 uur moest Ben aantreden bij Radio Fortaleza voor een live uitzending van een uur. Eerst werd het belangrijkste nieuws van de stad voorgelezen, en daarna waren er twee interviewers, die om de beurt aan Ben vragen stelden. Verder waren er een geluidsman en ene Regina om de telefoon aan te nemen van luisteraars die in de uitzending hun commentaar wilden geven. Hetgeen twee keer gebeurde. De tussenliggende tijd vulde ze met het bijwerken en lakken van haar nagels. Slechts één keer werd het programma onderbroken voor een reclameboodschap. Het geheel duurde tot precies 9 uur. Ik denk dat Ben deze ochtend op zijn allerbest was. Op mijn verzoek krijgen we een CD van het programma, die Ildefonso morgen mag komen ophalen. Intussen had Ildefonso van zijn zus Nildes vernomen dat ons gesprek met de onderwijzeressen niet kon doorgaan, omdat de school geen oplossing had kunnen vinden om de leerlingen tussentijds op te vangen. Jammer, maar het gaf even wat meer lucht. Met Ildefonso gingen we toen op het postkantoor vragen of onze dozen met boeken al waren gearriveerd, hetgeen niet het geval was. Daarna nam hij ons mee naar het kantoor van Adital, een internetsite van informatie over heel Zuid-Amerika, in Spaans en Portugees, eens opgericht door Frei Betto met geld uit Italië. ‘Adital’ betekent ‘Agência de Informação Frei Tito para América Latina’ en plaatst dagelijks een veelheid aan berichten over allerlei onderwerpen op het Internet. De leiding is in handen van de Italiaanse pater Ermanno Allegri, ofwel Herman Vrolijk en zijn assistente Conceição. Ze werken samen met een zestal journalisten voor het redigeren en vertalen van artikelen en een aantal studenten die als stagiaire informatie verzamelen.
Tot zover even, wegens ‘tijdgebrek’. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Liefs,
Patty+++

zondag 18 oktober 2009

Donderdag 15 oktober 2009
Vanmorgen was het erg vroeg dag, want we hadden een vlucht al om 6.40u. Om 5 uur stapten we bij Gilsa in de auto die ons naar het vliegveld zou brengen. Het was gelukt alle bagage in de eigen tassen te proppen en ook nog eens 9 boeken in de handtas en 4 in de schoudertas. Al enige tijd waren we met Ildefonso, de broer van Tito de Alencar Lima in Fortaleza, in contact geweest over de organisatie van festiviteiten en activiteiten rondom onze komst en de lancering van het boek, en steeds waren er vage antwoorden gekomen. Deze laatste week was het Ben eindelijk gelukt om alle betrokken partijen op één lijn te krijgen voor het organiseren van ons bezoek. Tot gisteren bespraken we met Ildefonso ook hoeveel boeken er in Fortaleza aanwezig zouden moeten zijn. Er zijn er al 60, die per post zijn gearriveerd. In overleg zijn er nog 44 per post achteraan gestuurd. Kregen we gisteren een mail’tje dat het er in totaal minstens 120 zouden moeten zijn, dit was immers “het land van Tito”! Dat we anders de 500 uitnodigingen voor de officiële lancering van het boek beter konden tegenhouden. Ben was in alle staten. Dat hadden ze toch ook enkele weken geleden kunnen bedenken!? Hoe vaak had hij Ildefonso niet benaderd? Als die op tijd had gereageerd, hadden we een grote partij boeken per transportbus laten bezorgen. Dat was nog eens veel goedkoper geweest dan per post!
Ben besloot de luchtvaartmaatschappij te bellen om uit te vinden hoeveel bagage we in het vliegtuig mochten meenemen, dan zouden we misschien op die manier nog wat extra boeken kunnen meenemen. Het antwoord was bevredigend, het juiste getal weet ik niet meer, maar we zouden zeker nog twee dozen kunnen meenemen. Winnie had die twee dozen met elk 22 boeken nog voor zijn vertrek op de achterbank van de auto gezet, en met die dozen, plus de gewone bagage, meldden wij ons bij de GOL-balie. Er kwam een mannetje bij die uit veiligheidsoverwegingen met zijn stanleymesje de door Winnie zo zorgvuldig dichtgepakte dozen begon open te snijden. Hij constateerde dat er inderdaad boeken in zaten, -nou ja verder dan de bovenste laag keek hij niet!- en met GOL-plakband werd de zaak weer – netjes! - dichtgeplakt. Toen werd het totaalgewicht van al onze bagage vastgesteld. En wat bleek? Ben was foutief ingelicht. Wat hij had gehoord, gold voor de intercontinentale vluchten. Voor de binnenlandse vluchten was het maar 23 kg per persoon. Of we maar even 350 Reais wilden bijbetalen. Dat betekende 8 Reais per boek. Dat was wel wat erg veel. Ben was weer in alle staten en begon te onderhandelen, Gilsa probeerde hetzelfde, maar het vriendelijk blijvende meisje gaf geen krimp. We besloten dan maar met één doos op stap te gaan. De tweede doos zou Gilsa mee terug nemen en alsnog per post proberen te versturen. Wij kwamen er nu vanaf met “slechts” 95 Reais voor het overgewicht. Ter verzachting van onze sores werd er een oranje labeltje aan de koffers en de doos bevestigd, zodat die straks in Recife met voorrang zouden worden behandeld! Wat een geluk dat we ons vroeg aan de balie hadden gemeld. Anders hadden we misschien ook nog eens het vliegtuig gemist. Samen met Gilsa dronken we nog een kopje koffie met een “pão de queijo”, kaasbolletje, bij wijze van ontbijt en na nog een laatste omhelzing verdwenen we achter het schot om met onze handbagage, ook nog eens vier tassen en tasjes met gewicht, door de beveiligingsscan te gaan. We hadden een stoel bijna achterin het vliegtuig en ik zat aan het raam “bovenop” de lopende band waarop de bagage naar binnen geloodst werd. Zouden we onze spulletjes ook naar binnen zien gaan? We ontdekten mijn oranje koffertje op een van de bagagewagentjes, maar Ben’s koffer was en bleef onzichtbaar. De doos met boeken zagen we aan boord komen, zo ook mijn oranje trolley, maar waar bleef de grijze trolley van Ben? De lopende band werd weggereden, maar nog steeds geen grijs koffertje. Er stond nog een klein bagagewagentje. Zou ‘ie daarin zitten? We zijn er niet achter gekomen, want het kleine wagentje werd onder het vliegtuig gereden, buiten ons gezichtsveld, en kennelijk met de hand gelost. We hebben het verder maar uit ons hoofd gezet, want we konden er toch niets meer aan doen. Het was een goede vlucht en zo’n anderhalf uur later landden we op Brasilia. Ben en ik zijn één keertje in Brasilia geweest. Ik heb het een fascinerende stad gevonden, met een prachtig lijnenspel, ontworpen door Oscar Niemeyer. Maar toegegeven, het is dan wel Brasilia, maar het is geen Brazilië! Het straatbeeld in het centrum komt niet overeen met de rest van het land. Is meer Europa dan Brazilië. Te weinig straatleven. Te weinig lawaai. We zouden er dit keer niet blijven en anderhalf uur later zaten we in het volgende vliegtuig, op weg naar Recife. Ik zat weer aan het raam, het was helder weer en het zicht op de stad Brasilia indrukwekkend. Jammer dat ik mijn camera in mijn rugzak had laten zitten en die lag boven onze hoofden. Zal ook wel de vermoeidheid van de reis zijn, want aan het begin van ons avontuur had ik de camera altijd bij de hand. Jammer dus. Een gemiste kans voor wat bijzondere foto’s. Weer twee uurtjes, een glaasje fris en wat toastjes later landden we veilig op Recife en gelukkig, onze grijze trolley rolde heelhuids van de bagageband, evenals de doos en de andere trolley. Buiten werden we aangesproken door ene Miguel, die Ben meende te herkennen aan zijn grijze baard. Hij bleek de econoom van de Priesters van het Heilig Hart en bood ons niet alleen een lift maar ook onderdak aan. Pater Piet Neefs, broer van Zus Hermans in Etten-Leur, en pater van ons Reünie-project in Campo Grande, woont sinds anderhalf jaar om gezondheidsredenen hier in het klooster, dat we nog kennen van ons bezoek in 1992. Een groot huis met een prachtige binnentuin. Onze bagage werd uitgeladen en we konden meteen “aanvallen” bij de almoço die voor ons warm gehouden was. Daarna gingen we op zoek naar Piet Neefs, die we ooit hebben ontmoet bij zijn zus Zus en haar man Jan, toen nog in Sprundel. We troffen hem in een soort van liggende fauteuil op wieltjes, die overigens betere tijden gekend heeft, en die hem steun geeft aan zijn pijnlijke benen en rug. Een gezwel in de hals, dat zich moeilijk laat opereren, maakt dat hij zijn linker arm steeds minder kan gebruiken. Zijn rechterarm was al verlamd ten gevolge van een hersenbloeding in 1997. Kortom, een zeer actieve man die volledig hulpbehoevend is geworden en het er moeilijk mee heeft dat hij niet meer tussen zijn eigen mensen in Campo Grande kan zijn, waar hij 30 jaar gewerkt heeft aan het “organiseren” van zijn parochie. Meer dan 30 “associações”, verenigingen, heeft hij helpen opzetten. Van de boeren. Van de vrouwen. Hij leerde de mensen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de verbetering van hun leefsituatie. Onze ontmoeting was allerhartelijkst en ook al gaat het spreken bij Piet niet altijd even makkelijk, we hebben al flink wat afgebabbeld gewoon in het Nederlands, dat hij toch nog niet verleerd is. Verder wonen er in dit huis nog een twaalftal oudere Braziliaanse priesters, die op de een of andere manier ook niet goed meer voor zichzelf kunnen zorgen. Kortom een bejaarden- dan wel verpleeghuis voor priesters. Met behalve de econoom Miguel nog de provinciale overste Dagivaldo, een staf van verzorgers, huishoudelijk personeel en bewakers, een Siamees voor de gezelligheid en twee hondjes als nachtwacht. Ben heeft ’s middags nog wat telefoontjes gepleegd met minder of meer succes, we hebben onze emailpost bijgewerkt en voor de rest maar wat rust genomen. Na het avondeten nodigde Piet ons uit in de huiskamer voor een glaasje wijn. Hij had in onze blogspot gelezen dat we daarvan niet vies waren, dus had hij speciaal voor een flesje gezorgd! De volgende ochtend werden we opgewacht door Madre Escobar, een oude bekende van jaren her, die eerst alleen met marionetten- en poppenspel werkte als middel om mensen bewust te maken en op te voeden, maar de laatste jaren ook met circus. We hebben haar twee jaar geleden nog in Nederland ontmoet, toen ze met een groep jeugdige circusartiesten op tournee was en in Moerdijk optrad. Ze wordt een dagje ouder, nadert de 90, maar is fysiek nog erg gezond, fit en actief. Alleen begint ze wat vergeetachtig te worden. Ze had op geen enkele manier gereageerd op Ben’s emails om voordrachten voor hem te organiseren op de universiteit (waar ze jarenlang les heeft gegeven) en interviews te regelen met de pers, radio of TV. Toen het tot haar begon door te dringen dat we niet zomaar even gedag kwamen zeggen, maar dat Ben met een doel naar Recife was gekomen, heeft ze zich wel tien keer verontschuldigd. Hoe was het toch mogelijk? Hoe was het toch mogelijk?? Enfin, het zij haar vergeven. Ben vond het wel erg jammer, temeer daar ook andere contacten waren fout gelopen in Recife. Pater Jan Meijners die in Nederland was om gezondheidsredenen en Pater Jaap de Boer dito op familiebezoek. Misschien was het ook wel goed zo, gezien de drukke week die ons te wachten staat in Fortaleza.
Escobar werd gereden door Adélia, een gepensioneerde onderwijzeres die haar vaak bijstond bij haar nog drukke werkzaamheden. Ze reed ons eerst naar een oud gebouw van de Universiteit van Recife dat al jaren in verval was geraakt en dat Escobar nu voor haar circusactiviteiten in gebruik had mogen nemen. Ze was er zichtbaar blij mee en liet zien hoe mooi enkele van de ruimtes waren geworden na een flinke opknapbeurt. Naast circuslessen wordt er ook gewoon les gegeven en natuurlijk een warme maaltijd bereid. Daarna bracht Adélia ons naar het appartement van Escobar, waar ze was gaan wonen sinds ze de congregatie van de Zusters Dorotheias en het project Cecosne had verlaten. Een lieflijk ingerichte flat, die ook voor vogeltjes kennelijk aantrekkingskracht had, want in de hanglamp aan het plafond vlak bij de openslaande balkondeuren bevond zich een vogelnestje. Een Zuster Anita, helemaal traditioneel gekleed (en dat in deze hitte!) in hagelwit habijt met witte kap van de Zusters Franciscanessen van een of andere Franse congregatie, woonde bij haar in en zorgde voor haar. Ook voor ons had ze een lekkere almoço bereid, die we samen gezellig hebben genuttigd. Mét weer een glaasje wijn. Ligt het aan ons dat iedereen speciaal voor ons wijn in huis haalt? Of is hier toch ook de gemiddelde levensstandaard gestegen ? Ik houd het maar op het laatste. Na de almoço zou Adélia ons weer terug brengen naar ons klooster. Omdat ze ons graag aan haar man wilde voorstellen, een beroepspianist, reden we eerst langs haar huis. Een mooi huis, in een redelijke straat, zonder poort. “God is onze poort”, zei ze. Na een kennismakingspraatje en een glaasje water vervolgden we onze tocht en werden we keurig thuis afgeleverd. Nu is dat op zich best bijzonder, want autorijden is hier iets aparts. En Adèlia kon er ook wat van. Links en rechts inhalen is normaal. 70 km in de stad ook. Als er ergens een gaatje is, duik je erin. Het recht van de handigste geldt. Een wagen inhalen terwijl er een tegenligger komt, is ook niet ongewoon. Of door rood rijden en nog even snel over het kruispunt vliegen. Ik vind het een wonder dat er niet veel meer ongelukken gebeuren.
De kogel is door de kerk: We komen later terug naar Holland. Ben wil graag wat meer dagen in Fortaleza doorbrengen om de afwikkeling van de boeken beter te kunnen regelen. Vandaar vliegen we naar Natal en worden daar door iemand uit Campo Grande vanaf het vliegveld opgehaald. We blijven dan twee volle dagen in Campo Grande en worden weer terug gebracht naar het vliegveld voor de vlucht naar Salvador, waar we zeker nog twee weken zullen doorbrengen. De eerste week om met CESE nog een en ander op de rol te zetten, de tweede week voor wat vakantie. De terugreis naar Frankfurt is dan half november. De juiste datum wordt op dit moment van schrijven vastgelegd door onze reisagent Marius in Nederland. Wat een zegen toch dat je alles gewoon per Internet kunt regelen…… Martin en Els vinden het goed dat Pasco nog iets langer blijft, “als we maar vóór Kerstmis terug zijn….” en Niek heeft de mogelijke nieuwe aankomstdata al weer genoteerd om ons te komen ophalen, “met winterjassen”, want die zullen we tegen die tijd wel nodig hebben.
De avond is verder rustig verlopen, evenals de volgende ochtend. Gewoon met een beetje vakantiegevoel. Wat rondlopen door de tuin, wat foto’s maken, een kopje koffie drinken met enkele van de paters. We hadden al gauw gemerkt dat er niet zoveel contact was tussen de heren onderling, met andere woorden, het was er een beetje dooie boel. Leer onder zulke omstandigheden dan onze Ben kennen! Die gaat op zijn manier stukje bij beetje proberen contact met ze te maken. De eerste avond lukte dat maar heel voorzichtigjes, gisteren ging het al wat beter, en vanochtend heeft Ben een heel concert staan geven midden in de galerij. De een na de ander kwam toch maar even kijken, met of zonder rollator, en zong mee of wandelde met een glimlach voorbij. Nu herinnerde ik me nog van 1992 dat vlak voor de almoço traditioneel een borreltje wordt gedronken in de huiskamer. Laat die gewoonte nu nog steeds bestaan! En wat denk je, iedereen was vandaag aanwezig, inclusief de overste Dagivaldo en de econoom Miguel. Alsof er een soort van verbroedering ontstond. Ja, zo brengt Ben leven in de brouwerij, waardoor de mensen wat opveren uit hun dagelijkse sleurbestaan in zo’n huis. De tuin is dan wel een paradijsje, maar dat zie je op den duur niet meer, denk ik.
Omdat we door Kees van de Avort waren uitgenodigd bij hem en zijn vrouw Zézé te komen eten, meldden we ons af voor de almoço en wachtten buiten tot hij ons zou komen ophalen. Met inbegrip van slechts een “Brabants kwartiertje” stonden ze beiden voor ons neus. Kees is een van de vrijwilligers die eind tachtiger jaren bij Stichting Tito de Alencar in Nijmegen heeft gewerkt en uiteindelijk naar Brasil is gegaan en daar getrouwd. Zoals we Kees kennen, een man van de details, wist hij onderweg heel veel te vertellen van de plekken waar we langs reden. Tot mijn verrassing was dat ook een stukje natuurgebied met tropisch regenwoud, behorend bij de dierentuin met regionale diersoorten en planten. En de landbouw-universiteit zo groot als een heel dorp, ook al met natuurlijke gronden en bossen. Kees werkt hier voor een reisorganisatie die voor voornamelijk Nederlandse klanten reizen naar en in Brazilië organiseert. Zijn vrouw is psychologe en werkt met particuliere klanten, hetgeen niet altijd makkelijk is als broodwinning. Samen hebben ze twee leuke dochters van 9 en 10, Denya en Talissa, die in het afgelopen jaar zo’n acht maanden op een Nederlandse school waren en aardig Nederlands spreken. Ze wonen op een bijzonder plekje in deze grote wereldstad, weliswaar met in de verte zicht op de wolkenkrabbers van de stad, maar toch in een soort van oase. Hun achtertuin ligt aan het water. Noem het een klein meer met veel waterplanten en dierlijk leven. Witte reigers, een soort van roerdomp, een vogeltje dat lijkt op ons ijsvogeltje. Schildpadden in het water en tilapia’s, die we tegenwoordig in Holland ook eten. Een zus van Zézé ging zitten vissen en hengelde achter elkaar vier tilapia’s eruit. Huis en tuin liggen eigenlijk op grond die gewonnen is uit het meer. Gewoon dichtgegooid door bewoners van de straat, om meer plek te vinden voor hun huizen. Daarom willen bloemen en planten het vaak ook niet doen in hun tuin. Desondanks is het een groenovergoten tuin, met palmen, diverse andere tropische planten, een rijke mangoboom. “Als we klaar zijn met eten,” had Kees ons beloofd, “dan komen de aapjes!” Die kwamen ook en aten na enige aarzeling de banaan uit Ben’s hand. Het waren dezelfde grijze aapjes die we al twee keer eerder zagen. Eentje was erbij met twee jonkies op de rug. Volgens Kees is het bij deze diersoort de vader die de kleintjes op de rug neemt. Die ochtend had zich nog een klein dramaatje afgespeeld. Twee jonge buidelratjes waren door de hond, die ’s nachts los loopt op het erf, doodgebeten. Tijdens onze aanwezigheid werd een derde jonkie ontdekt in de serre achter wat speelgoed. Kennelijk was de moeder iets overkomen en waren de drie aan hun lot overgelaten. De hummel zit nu in een kooitje, maar veel kans op overleven geef ik hem niet. Want wat moet zijn kleintje eten? Kees dacht dat een buidelrat leeft van o.a. kakkerlakken. Ga er maar aan staan!
Tijdens onze maaltijd waren er nog enkele mensen op bezoek. Een vriend, pater Wilmar, die werkt als gevangenispastor in een vrouwengevangenis in Recife. Hij bood ons aan met hem mee te gaan om te zien hoe het in zo’n gevangenis toegaat. Ben besloot dat we dat niet moesten doen, en misschien maar goed ook, want ik hoorde al verhalen van 700 vrouwen in een gebouw waar slechts plaats is voor 150. Van Célia in São Paulo had ik ook al dergelijke verhalen gehoord. Er is niet genoeg ruimte voor de mensen om liggend te slapen. Enkelen mogen liggen, de rest moet blijven staan of zitten. Dat is voor ons toch onvoorstelbaar! Wij met onze gevangeniscellen als hotelkamers! De meeste vrouwen hebben dan ook nog eens kinderen. Nee, op onze “vrije dag” maar even niet nog meer sores en ellende. Overigens ontdekten Wilmar en Ben dat ze een gezamenlijke bekende hadden, een klasgenoot van de lagere school van Ben, die bij dezelfde congregatie zat als Wilmar en in Afrika mee had gewerkt aan de bevrijding van Namibië. De andere bezoeker was neef Joselito, die een voorstel deed dat Ben wel erg aansprak. In Olinda, in het klooster São Bento, woont Dom Marcelo Caravelhas, de voormalige aartsbisschop van João Pessoa. Hij heeft vroeger met Dom Hélder Câmara samengewerkt en heeft Tito de Alencar eerst in Recife leren kennen en later in de gevangenis in São Paulo meegemaakt. Zou het een goed idee zijn hem te bezoeken? Zo gezegd, zo gedaan. We namen afscheid van Kees en zijn gezin, met de belofte dat Kees ons morgenochtend komt halen om ons te helpen met onze doos van 21 kilo waarvoor we liever niet weer bij de GOL 95 Real overbagage willen betalen. Het was een flink eind rijden. De route ging op een gegeven moment een heel eind langs een soort van kanaal, fraai omzoomd met bomen. Met hier en daar zitjes voor een glaasje bier of glaasje fris. Maar, wat een feest had kunnen zijn zo midden in de stad, was hier het toonbeeld van viezigheid en ellende. Het water was nauwelijks meer zichtbaar, zo ontzettend veel rotzooi lag erin. Ook tussen de bomen lag het vuil hoog opgestapeld. Hoe kan een gemeente zoiets laten ontstaan? Hier is wel wat meer nodig dan alleen een bulldozer om alles op te ruimen. Hier is een proces van opvoeding benodigd dat jaren kan kosten. Gelukkig is het begrip “milieu” tegenwoordig een bespreekbaar onderwerp en zijn er ook in Brasil groepen en organisaties die zich hierom druk maken. Dat was 10 jaar geleden wel anders. Wie weet, worden ook de gemeentes een keertje wakker!?
Olinda ligt aan zee en heeft een Nederlandse geschiedenis. De Nederlanders waren hier tussen 1630 en 1654 en hebben in die tijd een stempel gedrukt op deze plaats. Geveltjes, kerken, een leuk oord voor een toeristisch bezoek. En ook nog eens aan zee. De kerk van het klooster van São Bento heeft naar zeggen het rijkste altaar ter wereld, volledig bedekt met bladgoud. Een mooi bewerkt houten plafond en op het koor boven achterin de kerk een groot kruis. Van beneden keek je omhoog tegen de achterzijde van het kruis. Het kruis was zodanig geplaatst dat de Christusfiguur alleen zichtbaar was voor de rijke mensen boven op het koor en niet voor de slaven, die beneden in de kerk zaten. Die keken tegen de achterkant aan. Het koor en ook de hoger gelegen boxen in de wand van de kerk waren dus bedoeld voor de rijke blanken. De benedenruimte was voor de slaven. Ja, dit oord zit vol geschiedenis. Naast de kerk was de ingang van het klooster. Een oudere monnik in zwarte pij, met lange losse baard en culotje op het hoofd zat in de ingang en verderop in de hal zat een jonge monnik, eveneens in pij. Ben probeerde deze jonge man ervan te overtuigen dat hij graag met Dom Marcelo zou spreken, maar erg toeschietelijk was hij niet. Op vertoon van het boek over Tito raakte hij geïnteresseerd en ging toch maar eens bellen. En tot onze verbazing werden we enkele momenten later opgehaald door een ziekenbroeder die ons naar Dom Marcelo toebracht. De oude bisschop is 81 jaar en niet meer zo gezond. Hij is zelf geen Benedictijn, maar was heel gelukkig een rustplaats te hebben gevonden in dit klooster. Ben stelde zichzelf voor, vertelde van zijn leven, en liet het boek over Tito zien. De bisschop, een zeer aimabele man, was zeer verrast en oprecht geïnteresseerd, maar op Ben’s vragen wat hij zich nog van Tito wist te herinneren, gaf hij toch een wat verward antwoord. Ben was zelfs bang dat ook hij, net als Tito destijds, last had van een soort vervolgingswaan. Of was het toch gewoon “de oude dag”? Na ongeveerd een half uur stond er een jonge man voor de deur in wit T-shirt die ons voorzichtig maande om op te stappen. Verhip, was dat onze monnik van daarnet? Ben schreef nog een persoonlijke boodschap in het boek dat hij aan Dom Marcelo cadeau deed en na een warme handdruk ten afscheid volgden we onze gids die ineens een leuke jonge vent was geworden. Het klooster was intussen gesloten voor het publiek en in deze hitte hoefden de monniken dus ook niet meer de schijn op te houden. Hij opende de buitendeur voor ons en liet ons uit. Het was een bijzonder bezoek geweest en Ben was er erg blij mee. Na nog een enkel fotootje van het nu bijna donkere Olinda tuften we weer richting klooster. Een rit van meer dan een half uur, en precies op tijd voor de “jantar”, de avondmaaltijd, wandelden we weer de eetzaal van het klooster binnen. Dankjewel, Joselito, voor een mooie afsluiting van weer een mooie dag. Ben deed na het eten een dutje en samen babbelden we daarna nog wat met Piet en met Miguel, die ons nog de nodige informatie over Dom Marcelo wist te geven, omdat bleek dat hij met hem had samengewerkt. Hij noemde de bisschop zeer vooruitstrevend. Terwijl de R.K. kerk niets moet hebben van echtscheidingen e.d., bekommerde Dom Marcelo zich bij voorbeeld om de mensen die een tweede huwelijk aangingen. Ondenkbaar voor Rome! Met het nodige lawaai op de achtergrond – het is immers zaterdagavond en dat viert men hier luidruchtig op straat tot het ochtendgloren – gaan we voor de laatste nacht in dit klooster slapen. Morgenvroeg is het koffers sluiten en weer afscheid nemen voor de reis naar Fortaleza. Wordt vervolgd.
Liefs,
Patty+++

woensdag 14 oktober 2009

Hallo allemaal! Daar ben ik weer. Ik was gebleven op woensdagavond, 7 oktober. Op dit moment van schrijven is het al dinsdagmorgen, 13 oktober. Dus bijna een week achterstand. Dat wordt aanpezen vandaag…..
Maar allereerst een speciaal woord van dank aan Dirk, die uitgebreid heeft gereageerd op onze blog. We waren er blij mee! We hadden al begrepen uit een berichtje van Joke dat Nanko (IBISS, Rio de Janeiro) op TV was geweest, maar wisten niet in welk programma. Dankzij Dirk weten we nu dat het om De Reünie ging van de KRO. Een –vind ik!- prima programma van Rob Kamphues. Dirk heeft zelfs een berichtje geplaatst op hun site. Zie:
http://dereunie.kro.nl/uitzendingen/2009-3/2009-10-01/index.aspx
Ik was wel benieuwd of er ook een cameraploeg naar Rio is geweest om Nanko’s werk in beeld te brengen. Toen wij er waren, vertelde hij dat er een Braziliaanse cameraman heimelijk had geprobeerd opnames te maken van de drugsmaffia in Vila Cruzeiro en die is later vermoord. Straks weer thuis in Holland ga ik toch eens kijken via Programma Gemist, want Rob Kamphues is wel meer op “gevaarlijke” plaatsen geweest om “klasgenoten” op te zoeken in hun huidige leven. Maar dat is pas “straks”, nu eerst terug naar de realiteit van vorige week.
Na een voorspoedige reis met een stop van een half uur voor een hapje en een plasje in een mooi en supermodern wegrestaurant – met menurestaurant, kilorestaurant en minisupermarkt variërend van chocoladerepen tot schoenen en T-shirts – arriveerde onze bus rond vijf uur op Rodoviário Tietê in São Paulo. Deze keer was er niemand om ons af te halen, want Waldemar had problemen met de auto. Goede raad was duur op dat moment. Een taxi zou ons zeker 50 Real kosten, vreesde Ben. Ten eerste vanwege de afstand naar Vila Formosa, ten tweede vanwege de avondspits die veel extra tijd zou kosten, die toch ook betaald moest worden. Ben babbelde wat met enkele chauffeurs en eentje wist met stelligheid te melden dat hij het voor 30 zou doen. Al wandelend naar zijn auto verhoogde hij het bedrag naar 35 en Ben zag de bui alweer hangen. “Nee, dank u, laat maar, we gaan wel met de métro….” en zo gezegd, zo gedaan. Gratis dus, we zijn immers beiden 60+. Nu is dat in de avondspits natuurlijk ook een avontuur apart. Zien jullie ons al gaan? Beiden met een trolleykoffer en op mijn rug nog een dikke rugzak (met laptop en toebehoren!). Eerst door een bemande tourniquet waar je eigenlijk je bejaardenpas moet laten zien, maar de grijze baard volstaat gelukkig. Dan twee lange roltrappen omlaag. Snel de trein in, jezelf en de koffers goed vasthouden, en tussen de mensen door snel weer uitstappen op de Praça de Sé om via twee roltrappen omhoog weer op straat te komen. Maar via welke uitgang? Er zijn er wel zes. Vragen dus. Bij welke uitgang vinden we de trolleybus? Lange gang door, einde links, trap af, en ga zo maar door. Fout, klopt niet. Nog maar eens vragen. Ergens gingen we kennelijk verkeerd, want ook die aanwijzingen klopten niet, maar we stonden tenminste op straat, al was het dan ook niet aan de kant waar we hadden willen zijn, nl. bij het beginpunt van de trollybus. Een lieve dame zag ons zoekend rondkijken en wees ons een bushalte waar de trolley langs kwam. Hoera! Maar dan weet je nog niet precies welke bus je moet hebben. “Gaat deze bus ook door Vila Formosa?” Brrrr, de een zei ja, de ander nee, en ook de chauffeurs waren niet steeds even behulpzaam. Tot er een bus kwam met opschrift ‘Vila Formosa’. Godzijdank. Instappen dus. Er was een smal bankje voor twee vrij en daar hebben we ons enigszins dubbelgevouwen op neergevleid, met de ene koffer tussen de benen, de rugzak op schoot en de andere koffer half op het gangpad, waar bij elke halte drommen mensen langsheen moesten. Maar, we waren allang blij dat we zaten èn dat we op weg waren naar huis. Intussen begon de duisternis te vallen en tegen de tijd dat we in Vila Formosa arriveerden, was het helemaal donker. Hoe herkennen we nu de juiste halte om uit te stappen? Wederom vragen rondom je heen in de bus, en ook hier was een lieve meneer die al –tig jaren in de wijk woonde en ons niet alleen hielp uit te stappen op de juiste plaats, maar ook nog een stuk met ons mee opliep om zeker te zijn dat we goed thuis zouden komen. Vriendelijke mensen vind je gelukkig overal! Rond half acht eindigde dit avontuur in de gezellige keuken van Waldemar en Célia die met eten op ons hadden gewacht. Welkom thuis. Voor mij bleef er na het eten niet veel avond over. Ik ging wat uitpakken, maar viel tussen de spulletjes op bed in slaap. Ben volgde vrijwel meteen. Ik geloof dat we die avond geen van beiden onze gastheer en gastvrouw welterusten hebben gezegd, zo moe waren we.
De volgende dag was niet echt mijn dag. Ik was moe en prikkelbaar van al het reizen en wilde met rust gelaten worden. De Internetverbinding functioneerde deze keer niet. En het regende ook nog. Maar nee, de omstandigheden bepaalden het anders. We waren speciaal teruggekomen naar São Paulo voor een voordracht die avond om 6 uur bij de negerbeweging van frei David, en de ontmoeting met frei Betto op vrijdagmiddag in het klooster van de Dominicanen. De tussenliggende tijd zouden we benutten om bezoeken af te leggen bij enkele organisaties met wie Ben al jaren contact heeft via Internet. Ook met de Paulinas, waar we bij ons eerste bezoek een boek hadden achtergelaten ter evaluatie. Ze waren er nog niet aan toekomen, of we 14 oktober maar wilden terug bellen. O.K.! Terwijl Ben probeerde telefonisch contact te maken voor een afspraak met enkele andere organisaties, heb ik intussen onze bagage alweer “reisvaardig” gemaakt. Omdat we afhankelijk zijn van het openbaar vervoer in deze immens grote stad (ter grootte van de provincie Utrecht of zoiets??) hadden we nl. besloten vandaag al onze koffers bij Educafro (frei David) te parkeren, zodat we ze morgen niet de hele dag met ons mee zouden hoeven slepen. Omdat het niet zo goed wilde lukken met de telefoontjes, gaf het mij iets meer lucht, want we konden daardoor iets later vertrekken en eerst nog rustig genieten van Célia’s kookkunst. Daarvan klaarde het humeur alweer aardig op, gelukkig! Maar het bleef regenachtig en de temperatuur was ook niet al te hoog. Na de lunch had Waldemar geregeld dat de buurman ons met de koffers, in zijn rammelende roestbak met slippende koppeling, naar de bushalte zou brengen. Die is weliswaar slechts enkele straten verderop, maar wel bergopwaarts en ook de regen bleef vallen. De bus kwam er net aan en Waldemar + buurman duwden ons letterlijk met koffers en al de bus in. Op weg naar Educafro, om afspraken te maken voor de avond en de koffers een veilig plekje te geven voor de nacht. Gelukkig was er iets meer plek in de bus dan gisterenavond. Vanaf Praça da Sé volgde nog een wandelingetje van misschien 500 meter naar het kantoor van Educafro, in de motregen, tussen duizenden mensen door, met onze koffers alle kuilen en uitstekende stenen omzeilend, eerst licht heuvelopwaarts en vervolgens weer de helling af en toen hebben we in alle oprechtheid tegen elkaar gezegd: “Als ze ons in Nederland hier zo zouden zien lopen, verklaren ze ons voor hartstikke gek!” En gelijk hebben ze! Maar we hebben het volbracht en het kostte geen cent. Ben had zelfs geen last van zijn longen! Die heeft beslist goddelijke kracht meegekregen, het is ongelooflijk…….
Frei David liep wat baasjesachtig druk te doen, maar zijn beide assistenten Eduardo en Lia ontvingen ons met warmte en koffie. In mijn secretaressecarrière heb ik dit soort bazen genoeg voorbij zien komen, en het leverde me enkele blikken van verstandhouding op met Lia en Eduardo. Ik heb frei David daarna maar de “vliegende Braziliaan” gedoopt, denkend aan onze “vliegende Hollander”. Om zulke bazen kan ik nu ‘glimlachen’.
We hoefden pas aan het eind van de middag weer aan te treden, dus zijn we even de winkelstraten doorgewandeld, ook al was het mét paraplu. In een muziekboetiek hebben we ons laten adviseren over een CD’tje met muziek uit het Noordoosten, maar Martin, of we de goede uiteindelijk hebben gekocht? Het blijft een gok. Ik ga bij onze vriend Wagner in Campos per email nog vragen om de titel van een CD die we bij hem in de auto hoorden. Op tijd waren we terug voor de presentatie die om 6 uur zou beginnen, maar niemand maakte aanstalten om naar de zaal te gaan. Na enig porren waren wij er op tijd, maar wat bleek? Het was niet een avond van medewerkers van de negerbeweging, zoals Ben het bedoeld had, nee, het was een introductieavond voor mogelijke nieuwe studenten die in aanmerking wilden komen voor een studiebeurs via Educafro (de naam staat voor ‘educatie voor Afrikanen’). Nu vindt Ben het wel leuk voor jonge mensen te spreken, dat heeft ‘ie bij verrassing al vaker gedaan deze reis, maar dat had hij toch niet afgesproken met frei David. Eerst werden de jongelui nog toegesproken door twee medewerkers van de organisatie, en daarna verscheen de pater Himself, deze keer gestoken in de bruine pij van de Franciscanen en deed ook nog eens een duit in het zakje. Toen pas, het was inmiddels al aardig over 7, kreeg Ben het woord. We draaiden de powerpoint in een iets versneld tempo en tot driemaal toe kwam er iemand over mijn schouder zeggen dat we moesten opschieten. Nu laat een powerpoint met animaties zich niet zo makkelijk versnellen, dus ik trok me er maar niets van aan en liet Ben gewoon zijn gang gaan. We waren toch niet helemaal naar São Paulo terug gekomen om ons als schooljongens naar huis te laten sturen. Ja, want zo voelde het een beetje. Het applaus van de jongelui na het slotlied was er niet minder om, maar de wat snelle zakelijke hand ten afscheid van de frei, zonder enige persoonlijke attentie, kwam niet zo prettig over. Ben was eigenlijk diep teleurgesteld over het geheel. Hij had meer verwacht. Sowieso van São Paulo in het algemeen, maar zeker van de negerbeweging in het bijzonder. We hebben het er maar bij gelaten, het zal wel ergens goed voor zijn geweest dat we er waren. Eenmaal buiten motterde het nog steeds. We liepen richting Sé en overal langs de gesloten winkelpanden, waar mogelijk onder een afdakje, werden of waren kartonnen dozen neergelegd van mensen die er de nacht gingen doorbrengen. Op een pleintje stonden drie politieauto’s en er was een mannetje of twaalf politie op de been om een opstootje rondom een aantal straatzwervers in te dammen. We zagen mensen hard weglopen. We hebben de uitkomst van het conflict maar niet afgewacht. Wat een tragedie toch al die mensen op straat. Ik weet wel, veel van deze mensen willen of kunnen niet geholpen worden. Zijn aan de drugs of drank, en volledig vergroeid met het leven op straat. Maar voor een groot deel moet het toch mogelijk zijn opvang te regelen, ze langzamerhand vertrouwen en zelfrespect bij te brengen en ze geleidelijk aan het werk te krijgen. Voor de mensen in de stad is het kennelijk een gewoon en geaccepteerd straatbeeld geworden, ook al roept iedereen dat je je tegen en na donker niet meer in de buurt van de Sé moet begeven….. Te gevaarlijk….. Na deze toch wel weer emotionele afsluiting van deze avond – dit soort straatellende went nooit! – bereikten we zonder verdere belevenissen per trolleybus ons huis en vrij snel erna ons bed.
De volgende morgen namen we afscheid van Célia en Waldemar. Célia met tranen in de ogen, net als twee jaar geleden in Portugal, toen we samen, in aansluiting op de Reünie van Brasil op weg in Doorn, veertien dagen hadden doorgebracht in de Algarve. Waldemar was nu minder emotioneel en minder betrokken. Hij was hier anders dan ik hem in Portugal had meegemaakt, te druk waarschijnlijk met zijn eigen werk bezig om échte aandacht aan Ben en zíjn idealisme te geven. Gesprekken met inhoud, daartoe was het helaas niet echt gekomen. Waldemar bracht ons naar de gewone bus die aansluiting gaf op de métro. We gingen op weg naar de Pastoral das Mulheres Marginalizadas, oftewel de beweging van de vrouwen die aan de rand van de maatschappij leven. Na twee métro’s was het nog een stukje lopen door de Rua São Caetano, die ook wel genoemd wordt de “Rua dos Noivos”, de straat van de verloofden. Die naam begrepen we pas toen we er door liepen. De ene bruidswinkel na de andere. Bijna allemaal met lange witte romantische bruidsjaponnen en een keurig vrouwtje buiten voor de deur om de klanten naar binnen te lokken. Er waren ook winkels voor –goms, met pakken in alle toonaarden. Schoenenwinkels met voor bruid en –gom bijpassende schoenen. Japonnen voor de vergezellende familieleden en natuurlijk ook kleding voor de bruidskinderen. Tjonge, wat een rijkdom allemaal. Hoezo financiële crisis?! Na meerdere keren vragen vonden we de gewenste zijstraat, en nu het nummer nog. Op Ben’s lijstje stond 72. Maar dat was een gesloten rolscherm zonder deur. Weer vragen, maar niemand die de vrouwenbeweging wist te zitten. Dan maar naar binnen in een soort van magazijn in de hoop daar van de telefoon gebruik te kunnen maken, want dat nummer hadden we wel. “Natuurlijk, komt u maar!” Gelukkig namen de vrouwen meteen de telefoon op: het moest nummer 62 zijn. Dat bleek geen huis te zijn, maar een gangetje dat leidde naar een erachter gelegen pleintje. Wat een verrassing! Als een soort van begijnhof in de drukke stad lag hier een pleintje met bomen, volledig afgesloten van de drukte eromheen. Lieflijk! Toen was “C20” gauw gevonden. We hadden dat achtervoegsel al niet goed begrepen, want hoogbouw was er niet in deze straat. Huisje (=Casa) 20 was bedoeld! We werden ontvangen door drie sympathieke vrouwen, Márcia, Lúcia en Sueli. Ook de inrichting was lieflijk en verzorgd. Hier paste het woord “gezellig”, dat kennelijk zó puur Hollands is dat het zich in geen enkele taal goed laat vertalen. Ben vertelde hoe hij ooit met de vrouwen van de straat in aanraking was gekomen, via Zoé en Graciéla in Teófilo Otoni, het project dat we eerder deze reis bezochten, en hoe Brasil op weg niet alleen steun had gegeven aan het huis met de vrouwen en kinderen, maar ook een tijdschrift, “Mulher Libertação”, “Bevrijding van de vrouw” had helpen opzetten. Sinds kort bestaat het blad niet meer, maar hier op de boekenplank stonden wel de ingebonden jaargangen die jarenlang hadden gevochten voor de rechten van de vrouw. De drie vertelden over hun activiteiten, de opvang, begeleiding en waar mogelijk vorming van de vrouwen van de straat, zowel plaatselijk in São Paulo als landelijk. Ze gaan erover nadenken in hoeverre de cursus ter vorming van leid(st)ers die we vanuit Nederland mogen financieren, op dit moment in hun programma past. In de gesprekken met deze vrouwen proefde Ben weer het vuur en de spirit die hij gisteren bij frei David c.s. had gemist. Deze vrouwen waren idealisten, die met hart en ziel wilden vechten voor verbetering van de groep. Bij Educafro was het een kantoor bezig met een zakelijke aangelegenheid, waar alles vanuit het intellect werd benaderd. En ik weet wel in welke wereld Ben zich het beste thuis voelt! We hadden graag langere tijd met deze vrouwen gesproken, maar rond half 12 werden we bij frei Betto verwacht in Perdizes en dat is weer aan de andere kant van de stad, en dat betekende een wandeling plus twee metroreizen plus één bus ver van de plek waar we nu waren. Er reed een taxi langs ons gangetje en Ben knoopte maar meteen een gesprekje aan. Ik had niet zoveel vertrouwen in deze chauffeur, maar Ben koos voor de praktische oplossing, en dat is instappen maar, babbelen met de chauffeur en maar zien of ‘ie onder de indruk komt van die vreemde Hollander die zo goed Portugees spreekt. En ja hoor, de Bernardus-aanpak werkte. Het werd ook nog eens een leuk gesprek, de man bleek Boliviaan te zijn, had de geschiedenis van Che Gevara gelezen, want Che was in zijn geboortedorp bij zijn familie op bezoek geweest toen hij zelf vijf jaar oud was. Frei Betto zelf kwam de poort openen en ontving ons zeer hartelijk. Weten jullie nog wie frei Betto was? Hij is de vriend van Tito de Alencar. Beiden waren ze actief in de jeugd- en studentenbeweging, beiden traden in bij de paters Dominicanen, en samen hebben ze in de gevangenis gezeten tijdens de dictatuur en zijn ze gemarteld. Betto heeft vele boeken geschreven over deze periode en ook over hetgeen Tito tijdens de dictatuur is aangedaan. Helaas voor Ben is het Betto niet gelukt een uitgever te vinden voor ‘Morrer para viver’. Daarom hadden we besloten zelf het boek dan maar uit te geven en op de Braziliaanse markt te brengen. Als cadeautje hadden we een boek voor Betto meegebracht. Hij had de eerdere, in Nederland gedrukte versie al ontvangen en daarop enige op- en aanmerkingen gemaakt, die door Ben en João Bosco Feres in de huidige versie zijn verwerkt. Voor de bibliotheek kocht hij nog twee exemplaren. Zelf had hij ook net een nieuw boek uitgebracht, wederom over de tijd van de dictatuur, en die hebben wij uiteraard in dank aanvaard en inmiddels aan de stapel boeken toegevoegd die we op de een of andere manier weer in onze bagage mee naar Holland zullen moeten nemen. We waren genodigd voor de “almoço” en zaten aan aan de dis met vijf heren Dominicanen. Op het menu stond Feijoada, de traditionele Braziliaanse stoofpot van zwarte bonen met verschillende soorten vlees en worst. Er wonen nog maar tien paters in dit huis, dus ook hier is de terugloop duidelijk. De overste, en dat is wel opmerkelijk, een Noordoosteling, is een man van slechts 37 jaar, frei Almi. Officiële cijfers zeggen dat de terugloop in de katholieke kerk in Brazilië in de laatste jaren 20% was. Dus niet alleen in Europa daalt het aantal kerkgangers snel. Toegegeven, in dit land “verliezen” ze veel gelovigen aan de vele varianten van de Pinkstergemeenten, die alleen omhoog kijken, gaan voor “God zij lof”, en niets doen om de armoede tegen te gaan. In tegendeel, ze vragen ook nog eens 10% van het inkomen van hun gelovigen. En die hebben toch al bijna niets. Er worden hier vaak grapjes over gemaakt: Er is geen betere manier om snel geld te verdienen, dan door een kerkgemeenschap te openen….
Na de almoço bestelde Betto een taxi voor ons die ons mocht brengen, waarheen we maar wilden en de rekening kon naar hem worden gestuurd. Daar hadden we natuurlijk stiekempjes al op gehoopt, maar was toch een meevaller. Ben had eigenlijk getwijfeld of hij Betto wel wilde ontmoeten, omdat hij niet het gevoel had dat hij erg behulpzaam was geweest bij de uitgave van het boek. Het is goed dat we er geweest zijn. Betto nam alle tijd voor ons en was vandaag bijzonder goed gemutst en gemakkelijk in de conversatie, hetgeen ook wel eens anders is geweest. En we zijn toch ook dankbaar voor zijn “Voorwoord” in het boek, dat als een aanbeveling kan worden beschouwd bij de verspreiding ervan. De taxi reed ons naar Educafro om onze koffers op te halen en vandaar naar Tietê, het busstation. Grappig genoeg kwamen we langs de Straat van de Verloofden, vanwaar we ’s ochtends met onze Boliviaanse chauffeur waren vertrokken. De taximeter stond nu 1 Real hoger dan wij bij hem betaald hadden, dus had hij de kortste weggenomen en ons niet beduveld. Vervelend is het toch dat we tegenwoordig zo achterdochtig zijn bij alles wat we doen, alsof niemand meer te vertrouwen is. Gelukkig was hier weer het tegendeel bewezen. Op Tietê vonden we meteen een bus naar Campinas. Het duurde echter een uur voordat we uit de files van de vrijdagmiddag waren en op de “Autovia”, de snelweg, op snelheid kwamen. Daarmee namen we afscheid van São Paulo, de stenenmassa die op ons weinig aantrekkingskracht heeft.
Rond half zes kwamen we in Campinas, waar we een poging deden met een telefoonkaart naar ons logeeradres te bellen in Holambra, Eddy en Leny v.d. Groes, in de hoop dat ze ons zouden kunnen ophalen op een halte langs de snelweg, omdat er geen rechtstreekse bus naar Holambra gaat, maar er was niemand thuis. Dan toch maar op de bus en duimen voor de goede afloop. Onze bus was echter te laat, ook al vanwege de vrijdagmiddagdrukte en het naderende lang weekend, omdat maandag een nationale feestdag is in verband met Maria Aparecida. De voorgaande bus was nog niet vertrokken en er waren nog plaatsen vrij. Of er nog mensen mee wilden? Nou dat wilden we wel, alleen moesten we dan wel de bagage mee naar binnen nemen, omdat we er tussentijds wilden uitstappen. Dat was me toch een gedoe. Met een dikke rugzak op, waarmee je zonder erg zomaar iemand om de oren slaat als je je maar even omdraait. En iedereen je aanstaart terwijl je aan het stoeien bent met je bagage. Enfin, Ben vond een plaatsje ergens voorin met één koffer en mijn rugzak die beide in het middenpad moesten blijven staan, en ik halverwege de bus met de andere koffer, waar ook nog eens de lege opgevouwen plunjezak van Winnie tegenaan geknoopt zat, die we hadden gebruikt toen we met 54 boeken op stap gingen. Regelmatig moesten er mensen passeren, want de bus nam overal nog mensen op, maar het schijnt niemand te deren dat ze er nauwelijks langs konden. Zoiets vinden ze hier heel gewoon. Het was intussen donker geworden en Ben had de chauffeur gevraagd ons te waarschuwen bij de Holambra halte, maar ik was er niet gerust op en zat dus enigszins gespannen in de bus. Een halte langs de snelweg? In het donker? Hoe komen we met al onze spullen weer uit de bus? Brrrrr, leeuwen en beren zag ik. Het zal de vermoeidheid wel geweest zijn. Natuurlijk viel alles mee. De chauffeur waarschuwde bijtijds, een vriendelijke meneer hielp ons sjouwen en de halte bleek een station te zijn van een soort van Wegenwacht met een telefoon en een thermoskan ‘cafézinha’. Binnen enkele minuten stond Leny voor onze neus en ik had haar wel kunnen zoenen, zo blij was ik dat de busreis voorbij was en we in een comfortabele auto het laatste stukje mochten beleven. De ontvangst in Huize v.d. Groes was allerhartelijkst en we maakten kennis met zoon Lucas en dochter Carina die allebei nog thuis wonen. Als kleine kinderen hadden ze nog Nederlands geleerd, maar nu, beiden bijna 30, was daar weinig meer van over. Ed was helaas niet helemaal in orde en trok zich af en toe gewoon even terug. Leny opende een flesje wijn en samen babbelden we bij. De ellende van São Paulo met zijn openbaar vervoer leek al weer lang verleden tijd. We hadden bij ons vorige bezoekje al kennis gemaakt met kleine, soort-van-terriër, Pepita, die al meteen in overgave vriendjes wilde worden. Met de boxer/herderkruising Bongo lag de zaak anders. Die liep aan de ketting als het tuinhek open was en maakte een leven van jewelste als er beweging was in de tuin. Pas nadat het hek was gesloten en wij naar het tuinhuis waren vertrokken voor de nacht, werden beide honden losgemaakt om het erf te bewaken. De badkamer lag naast de slaapkamer, maar daarvoor moest je buitenom. Konden we daar de hond verwachten als we onze neus buiten de deur staken? Je wordt toch wel voorzichtig als mensen je waarschuwen voor hun eigen waakhond! Maar natuurlijk gebeurde er niets en brachten we beiden ons nachtelijk plasje weg zonder problemen. Tegen zessen ging ik toch maar eens buiten kijken en in no time zat kleine Pepita voor de deur en verwachtte een knuffel. Vanaf dat moment ben ik gaan praten tegen Bongo, die heel voorzichtigjes steeds een beetje dichterbij kwam. Wie was er nu bang voor wie en wie van de twee was hier nu de waakhond? Volgens mij vormden beiden een “team”, was Pepita de echte waakhond en holde Bongo erachter aan als de grote boze boeman. In wezen een doodsbange hond, die Bongo, al leek het tegendeel het geval. Nog voor het ontbijt was hij twee keer dichterbij gekomen en had aan mijn handen gesnuffeld. Het ijs was gebroken, we waren geaccepteerd en hij schonk ons zijn vertrouwen. Daarna ging hij lekker in de zon liggen wachten tot Leny met zijn voerbak naar buiten zou komen. Op zulke momenten missen we wel ons eigen hondje, maar we weten dat hij het goed maakt bij Martin en Els. Na het ontbijt mocht ik Leny’s wasmachine gebruiken. Ik heb daar dankbaar gebruik van gemaakt en in twee wassen zowat alle bovenkleren erdoorheen gedraaid. Uiteindelijk heeft Leny alles voor me opgehangen, want er stond alweer iets gepland op onze agenda. Tegen half 12 werden we opgehaald door Maria Scholten, oudste van een familie van acht broers en zussen Scholten, die als kinderen naar Brazilië zijn gekomen en nu allemaal op Holambra I of Holambra II wonen. Ben had vroeger veel contact met de Scholtens gehad en had aangegeven ze graag nog eens te ontmoeten. Nu, dat was wederzijds en Maria had ter gelegenheid van ons bezoek een etentje georganiseerd voor de hele familie. Bijna allemaal waren ze er. Met 15 man gingen we aan tafel in Restaurant Warong, een van naam Indonesisch restaurant, maar met een menukaart die slechts enkele Indische gerechten biedt. Het was heel gezellig en er werden heel wat herinneringen opgehaald. Na afloop bracht Maria ons weer naar huis en we reden wat rond door Holambra. Hier is toch wel heel goed de Hollandse sfeer merkbaar. Schone straten, opgeruimde en goed onderhouden tuinen bij de huizen, prachtig georganiseerde bedrijven met plantenkassen of kippenschuren (helaas nog wel uit de tijd van de legbatterijen), een grote veiling. Het is goed te zien dat de vorige generatie er iets moois van heeft gemaakt. Na de aanvankelijke problemen van de eerste Hollanders hebben de meesten er een goed leven kunnen opbouwen. Er is een wijk met seniorenwoningen waar bejaarde Nederlanders zijn neergestreken, maar er zijn ook meerdere wijken met nieuwbouw die erg in trek zijn bij de Brazilianen uit de wijde omtrek. Weer thuis deed Ben een dutje om zich op te laden voor de komende avond, de bijeenkomst met oude bekenden uit Holambra. Helaas was er ook hier weer iets fout gegaan bij de voorbereiding. Leny had een berichtje doorgegeven aan twee lokale kranten, en door organisatorische problemen hadden ze geen van beide het artikel geplaatst. Toch werden er heel wat mensen verwacht, want de tam-tam functioneert over het algemeen wel heel goed in deze nog steeds hechte gemeenschap. 36 personen hebben we geteld, en het is een prachtige avond geworden. Zowat tweeëneenhalf uur is Ben aan het woord geweest, afgewisseld met muziek en eindigend met opmerkingen en vragen vanuit de zaal. Hij had een zeer aandachtig publiek, tot het einde aan toe. Hij had zich erg verheugd op deze avond en zijn verwachtingen zijn gelukkig uitgekomen. Er zijn 15 boeken over tafel gegaan en ook nog eens 3 Nederlandse boeken verkocht. Alle immigranten van destijds spreken inmiddels wel Portugees, maar Portugees lezen doen ze toch nog minder gemakkelijk. We hadden er niet aan gedacht voor hen enkele Nederlandse boeken mee te nemen, maar zullen er bij terugkomst in Holland voor zorgen dat ze worden opgestuurd of door iemand meegenomen. Pas na 11 uur waren we thuis. Moe en in een soort van hoerastemming dat alles zo goed was verlopen. Ben’s boodschap was in goede aarde gevallen.
Op zondagmorgen was het feest van de heerlijke tuin met zijn vele vogeltjes weer voorbij en werden de koffers weer gepakt, dit keer met schone, zongedroogde kleren. Met Leny maakten we op mijn verzoek een ritje langs het gemeentehuis, dat indertijd het kloostertje van de Zusters Franciscanessen was, waar Zr. Pacifique en haar collega Zr. Irmentrudis in 1966 hun eerste Braziliaanse ervaringen opdeden. Bij de voordracht van Ben gisterenavond heb ik gevraagd of er mensen waren die zich de beide zusters konden herinneren. Omdat Pacifique slechts een half jaar hier had gewerkt, kon niemand zich haar voor de geest halen. Enkelen kenden nog wel Irmentrudis, maar die is dan ook zo’n zes jaar gebleven. Naast het voormalige klooster stond de Katholieke Kerk waar Ben destijds, na zijn wijding in São Paulo, zijn “Eerste Mis” gelezen heeft. Ook daarvan heb ik dus maar enkele foto’s gemaakt, want er zit op de computer ook nog een biografie van Ben, die binnenkort van plaatjes moet worden voorzien! Ongetwijfeld wordt dat een volgend project als we deze reis zullen hebben afgerond……...
Na een kort bezoekje aan Leny’s moeder Greet en een snelle almoço, die dit keer wegens tijdgebrek uit de afhaalservice van “Madurodam” kwam, -een restaurant dus met die naam-, bracht Leny ons naar het vliegveld Viracopos, tussen Campinas en São Paulo. We dronken samen nog een kopje koffie, en voor de zoveelste keer was daar het moment van afscheid nemen. Tjau, Leny, en van harte bedankt voor je gastvrijheid en je vriendschap!
Wij gingen terug naar Vitória, maar dit keer niet rechtstreeks. We hadden een zeer goedkope vlucht weten te boeken, waarbij we moesten overstappen in Rio. De koffers werden voorzien van een gele sticker voor ‘transfer’ in de hoop dat ze op eigen gelegenheid ook straks in het juiste vliegtuig van Rio naar Vitória zouden belanden, hetgeen gelukkig het geval bleek. Wijzelf moesten in Rio een dikke anderhalf uur wachten voordat we in dat vliegtuig mochten stappen. Kennelijk hadden we de wind mee, want we kwamen op deze toch al korte vlucht van een uur en vijf minuten, maar liefst 15 minuten te vroeg aan. Winnie was er om ons af te halen en bij thuiskomst mochten we weer de echtelijke slaapkamer betrekken van hem en Gilsa. Wat lief toch, als mensen hun bed aan je afstaan en zelf in een éénpersoonsbed kruipen of op een matras op de grond. Maandagmorgen hadden we afgesproken met Raymundo in Cachoeiro en Winnie had zich vrij gemaakt om ons te kunnen rijden. Na een rit van twee uur arriveerden we er tegen half 12 en vonden vrij snel Raymundo’s huis. Een familiehuis dat ooit door zijn moeder was begonnen en in de loop van de tijd steeds bijgebouwd, zodat de hele familie met aanhang er kon wonen. Raymundo had op de bovenverdieping een mooi en licht appartement met vorstelijk uitzicht over de stad. Langs enkele familieleden daalden we af naar de straat en wandelden naar het huis van Silvimara en Edenilson, waar we, net als bij ons vorige bezoek, zouden lunchen. Ook dit keer had Raymundo’s vriend van vroeger voor de ‘aangeklede’ kip gezorgd. Vanwege de nationale feestdag van vandaag van Maria Aparecida, Maria van Verschijning, was het niet mogelijk gebleken nog andere bijeenkomsten te organiseren waar Ben een praatje kon houden. We hadden dus nog even tijd voordat we weer aan de bak moesten. Op het terrasje buiten naast het huis, wij op een stoel en Winnie languit in de hangmat, hebben we toen met ons vieren gebrainstormd over de verkoopmogelijkheden die we hebben. Ons grote probleem op dit moment is dat we als buitenlanders geen bankrekening kunnen openen. Als mensen een boek ‘bestellen’, hoe moeten ze dat dan betalen? Raymundo stelde voor dat we misschien gebruik zouden kunnen maken van een bankrekening van een of andere stichting. Dat lijkt een mogelijkheid die we gaan onderzoeken.
Tegen half vier stonden we bij het kerkje in een buitenwijk van Cachoeiro, gewijd aan Maria Aparecida. En dat was niet de kerk waar Ben volgens afspraak zou mogen praten. Die lag meer in het centrum van de stad. Wat was het geval? De bisschop zou hier, bij deze kerk, de mis lezen. Het was immers het feest van Maria Aparecida. En dus hadden ze, gemakshalve, ook ons maar daarnaartoe verplaatst. Niet echt leuk, want we voorzagen al wel dat in deze wijk niet bepaald het publiek woont dat met Ben in debat gaat. Mondjesmaat druppelden er wat mensen binnen, en ook enkele mensen van “Jesus minha vida” waren er, nu allen gekleed in een donkerbruine tuniek, die deed denken aan de kleding van de Franciscanen. Op zeker moment is Ben maar gewoon begonnen met zijn praatje. Ontdekte al snel dat hij weinig respons kreeg vanuit de kerk. Dat kreeg hij wel toen hij een liedje zong. Flexibel als hij is, heeft hij toen zijn praatje maar omgebogen tot een soort van muziekshow. Op verzoek van Silvimara zong hij zelfs een Ave Maria. Alles bij elkaar was het geweldig, wist hij heel wat mensen – want die kwamen toen uit nieuwsgierigheid inmiddels naar binnen gelopen – “leuk bezig te houden”, maar daarbij bleef het ook. Na afloop kwam de bisschop binnen, Dom Célio, een Franciscaan die afkomstig bleek uit Belo Horizonte uit dezelfde gemeenschap waartoe Antoon Tijdink behoort. De wereld is klein. Ben had een sympathiek praatje met hem. In afwachting van de mis die buiten naast de kerk zou plaats vinden, stroomden heel wat mensen toe. Ook Irene, de kokkin van Silvimara, was gekomen. Bij ons eerste bezoek hadden zowel Ben als ik haar hartelijk bedankt voor de heerlijke maaltijd. Ik had toen al gemerkt dat ze daarop glom van trots en ons bij het afscheid nog eens extra omhelsde. Ook deze keer was de zon doorgebroken op haar gezicht, toen we de keuken binnen wandelden. En weer hebben we haar bedankt voor het lekkere eten. Nu, na Ben’s “optreden”, was ze schoorvoetend naar Raymundo toegelopen of ze een boek mocht kopen. Dat kwam ze glunderend bij mij brengen met de vraag of Ben alsjeblieft er iets in zou willen schrijven. Natuurlijk deed Ben dat met veel plezier en het lieve mens was de koning te rijk met haar boek, waarin ze waarschijnlijk nooit een letter zal lezen. Wat een vriendelijk woord al niet teweeg kan brengen. En wij hadden deze middag toch nog een boek verkocht…… Dom Célio had Ben gezegd dat hij tijdens de viering melding zou maken van Ben’s aanwezigheid en iets over het boek zou zeggen. Tja, toen konden we natuurlijk niet stiekem vertrekken, hoewel we dat graag gedaan hadden. Want het was inmiddels vijf uur en er was nog maar één uur daglicht voor de reis terug naar huis. We zijn uit beleefdheid jegens de bisschop gebleven tot na de preek. Het was toch wel weer een belevenis, zoveel mensen samen zingen en bidden op straat, met applaus voor het beeld van Maria Aparecida, de zwarte madonna, dat werd binnen gehaald en knallend vuurwerk tijdens het Gloria. Maar inmiddels was het wel zowat donker, een extra belasting voor Winnie, want de weg naar huis kent weinig reflexpaaltjes of kattenogen en heeft heel wat bochten. Gelukkig leverde het geen probleem op en tegen half 9 waren we veilig en wel in Vitória.
Dinsdag, 13 oktober werd een dag van schrijven en bellen over gemaakte en te maken afspraken en weer merkten we weinig van het mooie weer buiten. Tussen de bedrijven door kregen we Nanko van Buuren aan de telefoon, die 22 boeken bestelde. De KRO-filmploeg is er inderdaad geweest om opnames te maken voor De Reünie! Na het telefoontje heb ik even gegoogled op zijn naam en vond ergens de volgende uitspraak van hem: "I love this country. I also believe that it has a lot of potential to change its social system. I think that if all of us discuss this and make Brazilians aware how we can do that, then surely in 20 years from now, this society will have changed completely for the better." Dat is ook precies wat Ben hier is komen doen, Brazilianen bewust maken dat verandering mogelijk is. En dan maar hopen dat het iets eerder komt dan in 2029, zodat hij het nog mag beleven….
Na enkele ‘missers’ hadden we nu onze hoop gevestigd op een mooie inhoudelijke avond in Vitória, georganiseerd door de Beweging van de Mensenrechten. Van Winnie begrepen we dat er mensen zouden komen van allerlei sociale groeperingen. Jader, onze contactpersoon bij het drukken van de boeken, had een leuke uitnodiging ontworpen, die als service door de drukkerij gratis voor ons gedrukt was. Het programma zou beginnen met het praatje van Ben, waarna de film “Batismo de sangue”, “Bloeddoop”, gedraaid zou worden, die de strijd van Tito de Alencar tegen de dictatuur in beeld brengt. Er waren zo’n 35 man en precies het publiek dat Ben het liefste heeft. Geïnteresseerd en betrokken. Voordat de avond begon, verscheen er een TV ploeg van TV Educativa van de staat Espírito Santo. Ben werd zeker tien minuten geïnterviewd. Natuurlijk zong hij ook nog even en kort daarna floepte de lamp van de camera uit. Ik wist dat Ben sterk was, maar kan hij nu ook al lampen laten springen? De camera werd weer in orde gebracht en het gesprek werd voortgezet. Daarna werden er nog opnames gemaakt van het boek en van het begin van Ben’s voordracht in de zaal. Dit zal geen volledig TV programma worden, zo begrijp ik van Winnie, maar een item in een soort van actualiteitenprogram. Ben zette weer de nodige handtekeningen in de boeken die werden verkocht en daarna begon de film. Ik heb er niet naar willen kijken. Thuis kijk ik nooit naar oorlogsfilms en dit verhaal over de martelingen tijdens de dictatuur zag ik dus ook niet zo zitten. Ik ben in de hal gaan zitten schrijven, maar de geluiden vanuit de zaal waren zo indringend dat het wel leek of ik er toch zelf bij zat. Brrrrr. Schreeuwen! Huilen! Hoe moet Ben dit allemaal ondergaan, die al helemaal kapot was toen hij het boek van frei Betto, Batismo de sangue, aan het lezen was?? Tegen het eind van de film ben ik even naar binnen gelopen en zag toen net de laatste scène van de film, waarin Tito afscheid neemt van zijn zus Nildes, die weet dat ze hem nooit meer terug zal zien. Alleen al die beelden waren genoeg om bij te huilen. Daarna ging het licht aan en vroeg Dona Martha, die de avond leidde, aan Ben of hij iets zou willen zeggen. Ik stond achter hem en zag hem breken en beginnen te huilen. Martha liep naar hem toe om hem te troosten. Na enige ogenblikken nam ze hem mee naar de tafel bij de microfoon. Wat toen gebeurde, had ik kunnen weten. Hij werd zó intens boos. Hij sloeg keihard enkele malen op de tafel en begon te vloeken. Uit onmacht en woede dat mensen mensen zoiets kunnen aandoen en er nog mee weg komen ook. De zaal bleef muisstil. Het duurde zeker enkele minuten. Toen kwam hij langzaam weer tot zichzelf en begon te praten. Over zijn gevoelens. Over zijn ideeën. Over zijn boodschap. En dat Tito nu meer leeft dan ooit en niet voor niets gestorven is. Het waren indrukwekkende momenten, die ik niet snel vergeten zal. Het was weer een bijzondere avond op deze toch al zo bijzondere reis!
Woensdag 14 oktober was bedoeld geweest als vrije dag, om gewoon even lekker niks te doen en te genieten van de wereld om ons heen, maar het is weer niet gelukt. Vanmorgen om acht uur arriveerden er vijf man van de MPA, een Beweging van Kleine landbouwproducenten, die wij als Stichting Brasilhoeve in het verleden financieel hebben geholpen. Ze kwamen met ons ontbijten, vertelden een voor een hun verhaal en maakten indruk. Er wordt veel werk verzet aan de basis. Langzamerhand wordt er een bewustzijn gekweekt waardoor mensen van onder af beginnen te vechten voor een beter bestaan. Ook met hen hebben we over de mogelijkheid gesproken van een cursus voor leiders. Natuurlijk werken ze daarmee al enige tijd, maar zou een ‘opfrisser’ wel kunnen gebruiken. Met helden en voorbeelden uit de eigen samenleving, zoals b.v. frei Tito. Na het ontbijt werden we overladen met cadeautjes, van hun producten, van hun publicaties. Of we het allemaal kunnen meenemen, weet ik niet, maar hun zak met zwarte bonen gaat beslist mee naar Holland! Een leuke aanvulling voor mijn potten met peulvruchten. Die zwarte bonen kennen we bij ons niet.
De rest van de ochtend ben ik bezig geweest met het opnieuw indelen van de bagage, in de hoop dat we het zonder extra tassen kunnen redden. Ben zou het liefste zien dat ik allerlei dingen achterlaat, maar dat vind ik moeilijk. Die koffer van jou, Marion, zou op dit moment toch wel erg welkom zijn, met alle boeken, CD’s, DVD’s die we al hebben verzameld over de projecten en groepen die we bezochten! Omdat Winnie een reis naar Bahia aan het voorbereiden is en Gilsa al vroeg moest les geven vandaag, nam hij ons tussen de middag mee naar buiten voor de almoço. Hij koos voor een vegetarisch restaurant. Een leuke plek, midden in de stad, omringd door bomen en groen. En heerlijk eten per kilo, alles biologisch. Een deel van het overdekte terras is opgehangen aan takken en stammen. Leuk detail zijn de kleine aapjes die feest vieren in de bomen en op de balustrade van de bovenverdieping. De middag werd gevuld met emails en bellen en praten over wel of niet extra boeken sturen naar Fortaleza, over wel of niet langer in Brasil blijven, over wel of niet een website openen. Tegen zes uur kwam Jader om met ons over dit laatste te praten. Samen hebben we besloten voorlopig te volstaan met een blogspot, speciaal voor het boek. Ik zou hem wat foto’s aanleveren, van Ben b.v. voor een TV-camera, en Jader zal een eerste ontwerpje maken. Als de blogspot er eenmaal is, kunnen we hem verder zelf bijhouden, b.v. als we een verkoopadres c.q. bankrekening hebben. Dit alles brengt voorlopig geen kosten met zich mee, terwijl voor een echte website maandelijks een vast bedrag betaald moet worden. Een oplossing waar we happy mee zijn. Ik heb meteen vanavond enkele foto’s naar Jader gemaild en ben daarna mijn achterstand gaan wegwerken met schrijven. Winnie zit inmiddels in de nachtbus op weg naar een groep Indianen ergens in Bahia, en Gilsa heeft ons verteld dat ze ons om kwart over vier zal wekken, want onze vlucht naar Recife vertrekt al om 6.40 in de ochtend. En dat wordt weer een nieuw experiment, want we nemen deze keer twee dozen met elk 22 boeken in het vliegtuig mee. Hoe dat afloopt, hoop ik weer in een volgend verslag te schrijven. Nu ga ik maar slapen, want de nacht is al even bezig. Tot gauw maar weer!
Liefs, Patty+++

vrijdag 9 oktober 2009

Dinsdag, 6 oktober 2009
Omdat we maandagochtend vroeg wilden vertrekken, betaalden we zondagavond de rekening en dronken daarna nog iets in de hal van het hotel. De eigenaar, nieuwsgierig geworden naar die drie Nederlanders, kwam een praatje maken. Had zich bij onze aankomst al voorgesteld als Samir, een Arabisch klinkende naam. Hij bleek Libanees van oorsprong, in Brasil geboren, Moslim, maar zoals hij er al meteen bij zei: “niet om de torens in Amerika op te blazen, maar gewoon om als goed mens te leven”. Heeft drie kleine kinderen die in het Portugees worden opgevoed, en alleen wat Arabisch leren vanwege hun gebeden in de Koran. Gaat op vakantie naar Libanon waar hij nog een eigen huis èn familie heeft. Drinkt zelf geen alcohol en verkoopt in zijn (twee sterren) hotel alleen een eenvoudig blikje bier. Maar, handelsman als de meeste Libanezen zijn, is hij twee straten verderop toch ook nog maar een luxer hotel begonnen mét luxe restaurant, waar wél sterke drank geschonken wordt. Principes of opportunisme? Een moeilijke keuze voor de moderne mens! Ben is daarna meteen gaan slapen, en ik heb nog tot in de kleine uurtjes mijn verslag afgeschreven. Maar, zoals jullie zullen begrijpen, dat vind ik heerlijk om te doen en die slaap, ach, die haal ik later wel weer in.
Maandagochtend tien over zes stond Agnes ons al op te wachten. Braziliaanse als ze na 32 jaar is geworden, die vervelende gewoonte van altijd veel te laat, heeft ze gelukkig niet overgenomen! In no time stonden we op de luchthaven en wederom bood Ben’s grijze baard voordeel, want we mochten de rij van wachtenden omzeilen om meteen in te checken. Leuk dat ze hier zoveel respect hebben voor de ouderdom! De vlucht verliep vlekkeloos, met een cakeje en een glaasje fris, en om half elf stonden we op de grote luchthaven Galeão van Rio de Janeiro. Temperatuur rond 25 graden en licht bewolkt. Omdat Ko graag zekerheid wilde over een stoel voor zijn terugreis naar Europa in de komende nacht, lieten we Ben achter in de aankomsthal van terminal 1 en zijn Ko en ik gaan zoeken naar de TAM-balie in de vertrekhal. Nou, dat hebben we geweten. Die bleek in terminal 2. Goed dat ik Vierdaagsebenen heb, want het was een afstand van jewelste en de mooie horizontale rolbaan, zoals Schiphol die ook heeft, deed het natuurlijk niet. Uiteindelijk kwam alles goed, was Ko tevreden met de stoel die hij heeft kunnen reserveren mét beenruimte, en stekkerden we weer terug, waar Ben intussen maar bovenop de koffers was gaan zitten en een vrolijk gesprekje had aangeknoopt met enkele van de bewakers. Goed, op naar het volgend avontuur. Er was niemand om ons af te halen, dus dan nu maar op zoek naar een taxi. We waren al gewaarschuwd dat we alleen de gele taxi’s moesten hebben. De andere zijn particuliere ondernemers en willen hun cliënten nog wel eens afzetten. Een mannetje wilde ons wel helpen en hield een wagen aan. Ben benaderde de chauffeur en vroeg wat het zou kosten om ons naar Botafogo te brengen. “Nee, meneer, dat moet u aan hem vragen”, wijzend op het gedienstige kereltje van zonet. “70 Reais”, riep deze. “Mooi niet”, reageerde Ben. We hadden van Gudrun begrepen dat een ritje maximaal 40 Reais zou mogen kosten. Een vriendelijke mevrouw had onze conversatie gevolgd en riep hartgrondig: “Die is gek….! Waar moet u heen?” “Rua São Clemente in Botafogo, mevrouw!” “Neem dan deze bus, die stopt bij het strand in Botafogo, aan het begin van de straat waar u moet zijn!” Zo gezegd, zo gedaan en voor 7 Real per persoon lieten we ons comfortabel in een luxe touringcar met airco naar onze bestemming brengen. Zagen en passant nog wat van het centrum van de stad, want daar reed de bus, met de nodige stoplichten en files, dwars doorheen. Dat pikten we dus ook mooi mee! Wat al meteen opviel waren grote reclameborden met teksten in de trant van: “Gefeliciteerd, Rio, met het binnenhalen van de Olympiade in 2016”. Dat zal ongetwijfeld goed zijn voor de middenstand en de corrumperende ambtenaren, maar zal de gewone man er ook van mogen profiteren? Of halen ze dan met een grote bulldozer de favela’s omver en moeten de mensen maar zien waar ze heen gaan?? Het hele mediacircus wordt straks hiernaartoe verplaatst en dan willen de heren regenten wel een goede beurt kunnen maken. Enfin, afwachten maar. Misschien heeft de wereld toch iets geleerd van Peking en de mensenrechten!?
Helaas voor Ko, die een koffer heeft zonder wieltjes, was het even sjouwen geblazen in de Rua São Clemente, maar al gauw vonden we huisnummer 114 waar bij de portier een sleutel van appartement 904 voor ons klaar zou moeten liggen. Deze keer had ik lol, want Ben noemde zijn naam, de portier keek eens op zijn lijstje, maar gaf geen blijk van herkenning. “E a senhora?” “Sou Patricia!” Zijn gezicht lichtte op en hij gaf ons meteen de sleutels, die onze vriendin Gudrun er voor ons had achtergelaten. Tjonge, mijn naam maakt hier meer indruk dan die van onze “Bernardo”. Bedankt, Gudrun, ik voelde me gevleid. We mogen hier logeren in het appartement van een collega van Gudrun, ene Martina, die net als Gudrun op de Duitse school werkt en er, als ik de boeken op haar bureautje goed begrijp, Engelse les geeft. Ze is voor twee weken op vakantie of elders aan het werk, dat weet ik niet, maar in elk geval was haar flatje beschikbaar en mogen we er gebruik van maken. We parkeerden de bagage en gingen meteen op stap voor een “almoço”, maar dat was niet moeilijk. In deze drukbevolkte stad kun je overal eten. Het werd weer een leuk kilo-restaurant. Met een aparte afdeling voor sushi’s en andere Japanse specialiteiten en een dito-afdeling Italiaans. En druk dat het er was! Iedereen schijnt hier tussen de middag vanuit het werk buiten de deur te gaan eten. Daarna wandelden we langs dezelfde route die we enkele weken geleden namen, naar het huis van Cecília Coimbra, van Tortura Nunca Mais, maar ze bleek niet thuis. We wilden de wandeling terug langs het strand lopen, maar durfden gewoon niet over te steken. Wat is het verkeer hier ontzettend gevaarlijk. Er zit geen logica in of de auto’s van links of van rechts komen (heel veel éénrichtingverkeer!) en alles rijdt ontzettend hard. Thuis deden de mannen een tukje en begon ik alvast weer aan mijn verslag. Rond vijf uur kwam Gudrun ons halen voor een “caipirinha” op haar terrasje –het traditionele tropendrankje van rietsuikerjenever, citroen, veel suiker en veel ijs- en een avondmaaltijd ten afscheid van Ko. Op weg naar haar huis hadden we nog een klein avontuurtje. We namen de bus van Botafogo naar Flamengo. Omdat hier de leeftijd van gratis reizen op 65 ligt, gold dit nu alleen voor Ben. Hetgeen betekent dat je voorin de bus kunt blijven, terwijl alle anderen door het “tourniquet” gaan om bij de kaartjesman te betalen. Het draaimolentje is zo smal dat ook dikke mensen voorin de bus moeten blijven, omdat ze er eenvoudigweg niet doorheen kunnen! Gudrun, Ko en ik gingen dus naar achteren en Ben vond een plaatsje voorin. De bus was behoorlijk vol en Gudrun hield op afstand contact met Ben vanwege de juiste halte van uitstappen. En jullie begrijpen zeker al wel wat er gebeurde? Gudrun waarschuwde Ben dat we nog twee haltes moesten, waarop we ons alvast door de menigte drongen om straks niet te laat te zijn bij het uitstappen. Ben keek naar achteren, zag een grijs hoofd uitstappen, dacht dat het Ko was en haastte zich naar buiten. Wij drieën, verbaasd, hadden vanuit de bus het nakijken. Vanaf de volgende halte liepen we terug om Ben weer op te pikken, maar hij was in geen velden of wegen meer te zien. Nu zie ik niet zo snel leeuwen en beren, maar op dat moment schrok ik toch. Het was al donker, het verkeer druk, waar was ‘ie nou?? Tja, gewoon de straat overgestoken dus en rechtstreeks naar Gudrun’s huis gewandeld, waar hij intussen al met de portier in gesprek was en ons met een grote grijns op zijn gezicht zag binnenkomen. Het drankje daarna smaakte des te beter en we konden weer wat momenten toevoegen aan onze dagelijkse portie lachen! Gudrun had een restaurant uitgekozen op loopafstand met als een van de specialiteiten “Picanha Brasileira”, een variant op steengrillen aan tafel, op een metalen komfoortje met vlammetjes eronder, die af en toe met vaardige hand van de ober ook óver het vlees heen gingen. Jullie weten dat we thuis het liefst vegetarisch eten, maar ik moet toegeven, de kruiderij op het vlees, een heel dun gesneden lendenstuk, was zo lekker dat ik deze keer volop heb meegedaan. Zo tegen het einde van de maaltijd kreeg Ko de “reiskriebels” en wilde eigenlijk zo snel mogelijk richting luchthaven. We besloten samen naar het appartement te gaan om Ko’s bagage op te halen, waarna Ko een taxi zou nemen naar het vliegveld. Gezien onze ervaringen van die ochtend, vonden Ben en ik het geen prettig idee dat we zomaar een willekeurige auto zouden aanhouden voor de deur van het appartement. En dat is geen kunst, want taxi’s rijden met tientallen door de straat! De een na de ander. Er schijnen er dan ook meer dan dertig duizend van te zijn in Rio de Janeiro! We besloten dat Gudrun en Ko samen een taxi zouden nemen, die eerst Gudrun naar huis bracht en daarna Ko naar het vliegveld. Zo gezegd, zo gedaan, en later hoorden we van haar dat ze een zeer geschikte chauffeur hadden getroffen en dat vonden we toch een prettig idee. Ben en ik eindigden de avond met een lekker glaasje Portugese wijn, dat Gudrun voor ons had neergezet en daarop was het heerlijk slapen. De volgende morgen was Ben al weer vroeg aan het schrijven gegaan, maar zo tegen acht uur nog weer even in bed gekropen. Pas rond kwart voor negen werd ik wakker en dacht, tjonge, wat zijn die huizen gehorig, het lijkt wel of ze hier in huis bezig zijn….. Nu, dat bleek ook zo, want ik had het nog niet gedacht of er wandelde iemand de slaapkamer binnen. Het bleek de poetsvrouw van Martina, een Braziliaanse, Maria Luíza geheten. Natuurlijk schrok zij net zo hard als wij, want wij wisten niet dat zij zou komen, en zij wist kennelijk niets van onze komst. Het ijs was snel gebroken en ze was zo lief onze ontbijttafel klaar te maken met verse koffie en thee, en met allemaal spulletjes waarvoor Gudrun had gezorgd. Later heeft ze nog een handwasje voor ons gedaan, waarvoor ze overigens te veel durfde te vragen, maar Ben was in een goede bui, dus vooruit maar. Iedereen denkt kennelijk dat alle buitenlanders geld te over hebben en proberen er een slaatje uit te slaan. Maar ik had me intussen wel pijn in de rug bespaard, vanwege de gootsteen die speciaal voor de was in elk Braziliaans huis voor mijn lengte veel te laag is. Na het ontbijt gingen we beiden computeren, Ben op die van Martina, ik op de mijne, en we maakten er een heerlijk rustige dag van zonder dat we iets moesten. Op een gegeven moment zie ik buiten iets bewegen. Stel je voor, hangt er op 9 hoog een kerel voor de raam! Vanaf het kleine balkonnetje namen we poolshoogte en je gelooft het niet, gezeten op een plankje met vier touwtjes eraan bungelt er iemand heen en weer, aan twee lange touwen die ergens op 12 hoog aan het dak waren bevestigd. Gewoon gezeten op een “kinderschommeltje”, met een geel bandje om zijn middel dat op een veiligheidsgordel moest lijken. Met zijn beide voeten in open teenslippertjes duwde hij zich stapje voor stapje voort langs de gevel. We weten nog niet precies wat hij aan het doen was, maar volgens zeggen was er iets kapot en moest er plakband tegenaan geplakt worden?? Kennelijk nemen ze het hier niet zo nauw met de veiligheidsregels. Natuurlijk bedachten we toen dat het heel eenvoudig moet zijn op deze manier bij mensen in te breken. Wie denkt er nu aan een “geveltoerist” op 9 hoog? Daar durf je toch wel een raampje open te laten staan, als je de deur uitgaat?!! Rond half vier staakten we onze schrijverij en begaven ons – deze keer heel luxe – voor een paar Real per taxi naar het huis van Gudrun. Ben pleegde enkele telefoontjes, want we hebben nog steeds geen mobiel, en we genoten wederom van een “caipirinha”. Daarna stelde Gudrun voor om met de bus naar de overzijde van de baai te gaan, naar de wijk Urca vlak onder de kabelbaan van Pão de Açucar, waarop we vanaf haar balkon uitkijken. Een leuk idee, want daar waren we nog nooit geweest. Aan die zijde van de baai liggen wat kleine vissersbootjes en is een klein formaat vissershaventje. Voor luxe zeilboten moet je meer in de baai ter hoogte van Botafogo zijn. We gingen zitten op de bovenverdieping van de Bar Urca met uitzicht op de baai, waar Gudrun ons trakteerde op enige verfijnde vishapjes met een lekkere rode wijn. Heerlijk rustig, want de nooit aflatende drukte van de grote stad is hier gelukkig niet zo hoorbaar. Vervolgens slenterden we langs de baai weer richting Botafogo en kwamen onderweg allerhande prachtige oude auto’s tegen die klaarblijkelijk figureerden in een film. Dat maakten we tenminste op uit de grote lampen die op meerdere plaatsen als lampions in de bomen het boulevardje verlichtten en er een romantisch beeld uit de oude doos van maakten. We ontdekten dat het grote Christusbeeld boven op de berg, dat normaal wit licht uitstraalt, nu rood was. Naar men zei vanwege de actieweek voor de bestrijding van borstkanker. Een bijzonder gezicht zo’n rood beeld ergens hoog in de lucht, want de contouren van de berg waren nauwelijks zichtbaar. Per taxi belandden we weer in de São Clemente, maar we besloten tot nog een afscheidsdrankje om de hoek van onze flat in de eenvoudig uitziende Bar Italiana. Omdat we al een glaasje rode wijn op hadden, hoopten we dat ook zij een wijntje konden serveren. “Ja, hoor, dat hebben we!” We bestelden twee glaasjes, voor Gudrun en voor mij en voor Ben een biertje. En wat denk je dat er kwam? Twee geheel gevulde witte stenen mokken. Van die grote, waar je thuis zo lekker thee uit zou slobberen. Het zag er ook uit als een mok sterke thee, maar nee, het was echt rode wijn. We gingen nog net niet dansend de lift van ons appartement in, maar het scheelde weinig. Alcohol in een warm klimaat slaat toch gauwer toe dan in ons koude kikkerlandje. Overigens had naast de Bar Italiana een zwerver zich neergevleid onder een dekentje om op karton de nacht door te brengen. Ben had besloten dat we de volgende morgen vroeg met de dagbus naar São Paulo zouden reizen, want een goedkope vlucht hadden we dit keer niet kunnen vinden op Internet. Het extra bezoek aan Rio had helaas niet veel opgeleverd in de zin van boekenverkoop of het achterlaten van een boodschap. Maar je kunt ook niet alles winnen, en een paar daagjes ‘freewheelen’ is ook gezond voor een mens.
Om half tien woensdagochtend was het weer ‘gefikst’. De koffers waren gepakt en omdat we nog maar vier boeken mee te slepen hadden, ook minder zwaar. Het appartement was weer in de staat zoals we het hadden aangetroffen, met achterlating van een vriendelijk handgeschreven bedankje aan de eigenaresse Martina. We leverden de sleutels in bij de portier en stapten voor de deur in een taxi, die ons voor 20 Real naar de Rodoviária, het grote busstation, bracht. Om het drukke stadsverkeer te ontwijken, nam de chauffeur een route onder Christus Redemptor door die door twee lange tunnels voerde. Om kwart over tien stonden we voor het loket van de Express do Sul, en om half elf vertrokken we, comfortabel genesteld in stoel 11 en 12 van een luxe touringcar met airco en veel beenruimte en maar een handjevol passagiers. Misschien 14 in totaal. Weer zes uur in de bus, maar wel voor een lage prijs: 29 Euro per persoon. Tjau Rio en op naar São Paulo.
Tot zover weer even ons verhaal. Wordt vervolgd.
Liefs, Patty+++