woensdag 26 oktober 2011

16 - Donderdag 13 oktober 2011 – nog in Goiánia

Donderdag 13 oktober 2011. Donderdagmorgen zag mijn wereld er weer zonniger uit. We mestten eerst samen tas no. 4 uit, John’s oude koffertje, gevuld met alleen maar papier. Want je houdt het niet voor mogelijk hoeveel materiaal je op zo’n reis verzamelt. Een folder hier, een boek daar. Een CD hier, een DVD daar. En dan bewaar ik ook nog eens alle bus- en vliegtickets, want je weet maar nooit of er nog eens een “plakboek” van komt. We ontbeten met Irene en Nilton aan de keukentafel. Irene liet gelukkig de formele poespas van gisteren achterwege. We waren voor haar weer gewone mensen geworden. De gesprekken gingen over “vroeger”, maar ook heel veel over het denken van nu. Ben en Nilton liggen daarin aardig op één lijn. Het terras was al gauw weer mijn plekje, met mijn computer op schoot, en de vogels op korte afstand die in de voederkast kwamen eten. Ben zat aan tafel om zijn gesprek van vanmiddag met de bisschop voor te bereiden. Tegen twaalf uur gingen we samen naar de stad, waar Nilton en Irene ons kennis wilden laten maken met de specialiteit van de Staat Goias, maïsproducten. In een “padanheria” kregen we een “pakketje” op ons bord, ingepakt in maïsbladen. De inhoud was een mengsel van wat vlees en kruiden ingebed in polenta. Irene bestelde nog enkele maïspasteitjes èn nog een zoet “pakketje”; dat laatste was iets te veel van het goede en hebben we maar mee naar huis genomen als toetje bij de volgende maaltijd. We reden wat door de stad. Een prettig aandoende stad, vergelijkbaar met Curitiba. Schoon. Geordend. Veel nieuw- en hoogbouw. Er is behoorlijk wat kleine industrie in de omgeving en die biedt goede werkgelegenheid, zodat er geen favela´s zijn. Er is ook plaats voor groen. Bomen in de straten. Enkele parken. We stopten bij een van de parken vanwege de aapjes die er leven. Vergelijkbaar met onze Apenheul. Er leven honderden “Macácos Prego” in vrijheid. Ik weet helaas geen Nederlandse naam. Slanke middelbruine aapjes met een zwart petje. 30 tot 40 cm groot. Ze hebben een zekere schuwheid behouden. Als je al te dicht bij ze komt, trekken ze zich terug. Goochem zijn ze ook. Er zat er eentje op het dak een harde vrucht stuk te slaan, zodat hij ervan kon eten. Er waren enkele groepen scholieren die een begeleide rondtoer kregen in het park. Via de aapjes moest ik even denken aan Mark van Roosmalen, een Nederlandse wetenschapper die zijn leven heeft gewijd aan onderzoek naar apen. Hij heeft in het Amazonewoud meerdere nieuwe apensoorten ontdekt en gecatalogiseerd. Omdat hij er ook enkele in zijn privétuin had, misschien om ze tijdelijk te verzorgen en later weer terug te zetten en ze tegelijkertijd goed te kunnen bestuderen, werd hij van “dierenroof” beschuldigd en kreeg hij 14 jaar gevangenisstraf. Wat zijn de regels in dit land toch tegenstrijdig. Aan de ene kant mag er alles, aan de andere kant mag er niets. Mensen die op grote schaal hun medemens belazeren, gaan gewoon vrijuit. En een excentrieke buitenlander wordt gestraft alsof hij een moord begaan heeft. Hij was genaturaliseerd en daarom kon de Nederlandse overheid hem aanvankelijk niet helpen. Dankzij veel steunbetuigingen in Nederland en daarbuiten (Godzijdank voor het Internet in dit soort gevallen!) heeft hij zijn Nederlandse nationaliteit terug gekregen en heeft hij Brazilië mogen verlaten. Hij woont nu in Amerika, maar zijn geliefde apen in de Amazone zal hij nooit meer kunnen bezoeken. Terug in de auto deed Ben even zijn ogen dicht en was meteen vertrokken. Wat kan die man toch makkelijk slapen wanneer hij echt moe is. Intussen probeerde Irene me uit te leggen hoe haar mobieltje werkte, zodat ik na het gesprek met de bisschop hen kon bellen om ons weer op te halen. Dom Tomás ontving ons, maar was in het begin wat afstandelijk. Ik begreep dat hij even moeite had om Ben te plaatsen. Uiteindelijk is de bisschop ook 88 en was onzeker wie hij nu voor zich had. Ben liet hem een document zien waarop de naam “Brasil op weg” voorkwam. Aaaaahhhh, toen viel het kwartje. Ineens was hij er. Brasil op weg in Utrecht, de ontmoeting met de Dominicanen en de theoloog Edward Schillebeecks in ons huis in Nijmegen, het Russell tribunaal in Den Haag ter verdediging van de Indianen in Amazonië, de inzegening van onze Brasilhoeve in Nijmegen voor de Stichting Tito de Alencar. Allemaal bijeenkomsten waarbij hij en Ben contact hadden gehad met elkaar. Vanaf dat moment werd het gesprek open en vriendelijk en bespraken beide mannen vele onderwerpen en vele wederzijdse interessen. DomTomás had ook Bens boek “Sterven om te Leven” gelezen en het interessant gevonden. We lieten de brief bij hem achter van de Indianen van de Chapada de A en hij gaf ons een naam en telefoonnummer van een pater Franciscaan in de regio Vitória die de Indianen zou kunnen ondersteunen bij hun strijd. Hij noteerde de naam van Casimira Beksta, een oude pater Salesiaan in Manaus die een rijk archief heeft van Indianentalen, door hemzelf in 50 jaar werken onder de Indianen samengesteld, waaraan de congregatie nooit waarde heeft gehecht. Hij kende deze pater en ging zeker contact zoeken met de overste van de Salesianen in Manaus om dit archief voor de toekomst veilig te stellen. We hebben meer dan twee uur bij hem gezeten. Daarna liet hij ons nog het huis en de tuin zien en vroeg het meisje in de keuken, die eigenlijk al op punt stond om naar huis te gaan, om nog wat koffie voor ons te maken. Ik probeerde contact te maken met Irene om te vragen ons op te komen halen, maar had “ruzie” met het mobieltje. Toen pakte de bisschop zelf maar de telefoon en met de boterham in de ene hand en de telefoon in de andere, belde hij Irene. Tja, bisschoppen zijn ook maar gewone mensen. In elk geval zijn beide mannen van 88 aan elkaar gewaagd. Beiden nog alle dagen actief. Dom Tomás nog steeds als adviseur van de CIMI en de CPT en hij mengt zich via Internet nog in allerlei zaken die hij onrechtvaardig vindt, zelfs ten aanzien van water, want begin 2012 reist hij naar Marseille voor een wereldcongres over water. Een indrukwekkende man om te ontmoeten en een hoogtepunt op de reis.
Thuis aten we samen nog wat. Ben ging weer babbelen met Nilton in de TV-kamer; ik trok me terug, met de airco aan (het was er 28 graden), in onze slaapkamer en werkte aan mijn reisverslag. Pas om half één gingen we slapen.

Vrijdag 14 oktober 2011. Om zes uur dook Ben de douche al in. Het was gaan regenen en samen hebben we staan kijken voor de open raam naar een enorme wolk vliegende insecten. Het zouden vliegende mieren geweest kunnen zijn. Er knalden ook enkele onweersslagen door de lucht. Goed voor de boeren die regen en voor ons werd het iets minder warm. We brachten de dag in rust door. Schreven was, praatten wat, aten wat en sliepen wat. Even op adem komen. Om vijf uur stonden de tassen weer gepakt, namen we afscheid van Irene, die niet mee ging naar het vliegveld, en stapten in Nilton’s auto. We stopten bij de Universiteit waar Nilton zo’n 30 jaar had gewerkt om een fotokopie te maken van een document dat we wilden meenemen. Het lijkt wel of alle ex-Salesianen die we op deze reis hebben ontmoet, iets met de universiteit hebben. Bijna allen hebben ze, nadat ze zijn uitgetreden, een goede baan gevonden als leraar of professor op een universiteit en hebben boeken geschreven. Nilton maar liefst vier stuks over het vak waarin hij les heeft gegeven. De priesteropleiding vormt daartoe kennelijk een zeer goede ondergrond. We reden door de stad om naar het vliegveld te komen. Het viel me nog weer eens op hoeveel luxer het leven geworden is in de grote stad sinds ik voor de eerste keer in Brasil kwam. Dat was in 1992. Toen waren er alleen oude roestbakken die hun beste tijd gehad hadden. Nu rijden er allemaal nieuwe auto’s op straat. Zijn de ezelwagentjes bijna uit het straatbeeld verdwenen. Zijn er winkels met dure kleding. Luxe cadeauwinkels. Enorme shopping centers, die we in Nederland gelukkig nog niet kennen. Ook binnenshuis zijn de meeste huizen waar we kwamen, beter afgewerkt. Meer tegels op vloeren en wanden. Overal douches met koud èn warm water. Destijds praktisch overal alleen maar koud water. En was er al sprake van een douche met warm water, dan zaten er boven de douchekop vier elektrische draadjes die met een stukje isolatietape gewoon in de lucht hingen. Nu zijn er mooie chroomknoppen en douchekoppen met verstelbare sproeiers e.d. net als bij ons. Èn, toppunt van alles, in het huis van Nilton mochten we het W.C. papier gewoon doorspoelen in de W.C. pot. Zijn luxe bungalow is daarop berekend! En het emmertje naast de pot mag weer gewoon als prullenmandje dienst doen! Ik herinner me nog dat ik mijn reisverslag van destijds besloot met de zin: “En gelukkig mogen we thuis het W.C. papier weer gewoon doorspoelen”.
We bedankten Nilton voor alle gastvrijheid en vriendschap die we hadden ondervonden van hem en zijn vrouw. En daar stonden we weer. Op een vliegveld. Op weg naar het volgende doel van onze reis, Fortaleza. Om 19u20 vertrok onze vlucht, maar deze ging niet rechtstreeks. We moesten overstappen in Brasilia en daar maar liefst anderhalf uur wachten op de aansluitende vlucht. Je raakt zelfs aan wachten gewend en Bens puzzelboekje Zweeds deed weer even goede diensten. Het was loeidruk op Brasilia airport en de stem van de omroepster meldde iedere paar minuten weer een vlucht naar een andere bestemming. Eindelijk, een half uur te laat, was Fortaleza aan de beurt en in plaats van precies middernacht, arriveerden we pas om half één op onze bestemming. Ben wist zeker dat we onze volgende gastheer, wederom een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, bericht hadden gegeven van onze aankomst. Maar wie er was, geen Ginésio. De telefoonkaart die we ooit op São Paulo hadden gekocht en nog niet nodig hadden gehad, kwam nu van pas. Hij nam meteen op en zei: “We komen eraan!” Was hij het misschien vergeten?? Een half uurtje later stond hij met een grote grijns op zijn gezicht voor onze neus, en zonder enige vorm van excuus loodste hij ons naar de auto van zijn zoon Ricardo. Zelf bleek hij geen auto te hebben. Later legde hij uit dat zijn vrouw had gezegd dat hij beter thuis kon wachten totdat er zekerheid was dat we ook echt zouden komen die nacht. Enfin, ook dit avontuurtje liep goed af en om half twee lagen we in bed in de kamer van Ricardo. Het bed was wél voor ons opgemaakt. Of Gracinha, Ginésio’s vrouw, dat pas had gedaan in het uurtje dat haar man en zoon op weg waren naar het vliegveld, dát vertelt de geschiedenis niet meer. In elk geval bleek later dat we uitermate welkom waren in Huize Gomes da Silva.

Zaterdag 15 oktober 2011. Op zaterdagmorgen stond het ontbijt op tafel en maakten we kennis met de echtgenote, Gracinha. En in de loop van de ochtend lieten vijf van de zes kinderen even hun gezicht zien, want ze woonden allemaal nog bij Moeder thuis. De jongste 24! Ben geniet zichtbaar van dit soort ontmoetingen en in de kortste tijd werd er alweer samen gezongen. De ochtend verliep verder in huiselijke sfeer en Gracinha bereidde een lekkere spaghettimaaltijd. De kinderen liepen ook daarbij gewoon in en uit, schepten een bordje vol en zetten zich ergens op een kruk, wanneer het hen uitkwam. Samen aan tafel hoort ook hier niet echt bij de gewoontes. Na de lunch kwamen Claudionor Evangelista (getrouwd priester en ook ex-Salesiaan) en zijn vrouw Margarida ons ophalen, het echtpaar bij wie we twee jaar geleden enkele dagen hebben gelogeerd, maar die ons nu niet konden hebben wegens een enorme lekkage in hun appartement. Samen gingen we naar een regionale bijeenkomst van de “Movimento das Familias dos Padres Casados”, de landelijke organisatie van Gehuwde Priesters en hun familie. Ginésio ging met ons mee. Het was even zoeken, want de bijeenkomst vond plaats bij een van de leden thuis en Lou, een Nederlander, woonde in een volkswijk ver buiten het centrum. Later zou blijken dat het klooster waar we twee jaar geleden ook nog enkele dagen hadden gelogeerd, hier op een steenworp afstand vandaan lag. Er kwamen 35 personen naar de bijeenkomst, mannen en hun vrouwen, en tot mijn verrassing waren er zeker zes Nederlandse uitgetreden priesters bij. Er stonden twee punten op de agenda, de tweejaarlijkse landelijke bijeenkomst die begin volgend jaar in Fortaleza wordt gehouden en de verkiezing van een nieuwe coördinator van de afdeling Fortaleza. De vorige was afgetreden, omdat hij niet voldoende bijval had gekregen bij zijn voorstel om met meerderen in een favela te gaan werken. Dat tekende voor ons een beetje de sfeer binnen de groep. Meer een ontmoeting van oude bekenden en een gezelligheidsgebeuren onderling, dan een gemeenschap met sociale betrokkenheid en activiteiten onder het volk. Claudionor stond op om onze aanwezigheid te verklaren en vertelde met verve over het werk dat Ben in Brasil gedaan heeft. Daarna vroeg een van de Nederlanders, Giel Absil, of Ben wat wilde vertellen over de ontwikkeling van de kerken in Nederland. Dat gaf hem de kans zijn visie op kerk, geloof , celibaat èn de tijd van nu weer te geven. Aan de reacties was te merken dat een deel van de aanwezigen zich er helemaal in kon vinden, en voor anderen ging het veel te ver. Zijn verhaal werd, zoals bijna altijd weer, afgesloten met enkele liedjes. Ook zonder gitaar komt hij daarmee uit de voeten. Het laatste lied was “Amor”, door Ben eerst in het Portugees gezongen, gevolgd door het Nederlands, dat we dan altijd samen zingen. Dat hebben we in de afgelopen reizen al vele keren gedaan, in zalen, voor groepen, en ook voor de radio. De bijeenkomst werd gevolgd door een gezamenlijke “jantar”, met eigengebakken quiches, hartige hapjes en cakes. We hadden leuke contacten met meerdere deelnemers, ikzelf vooral met de Nederlanders. Gerard Frencken was er ook, zonder zijn vrouw Claudete. Het boek dat hij aan het schrijven was over de geschiedenis van de Paters Lazaristen ligt inmiddels in de boekwinkel en is ook al door hemzelf vertaald naar het Nederlands. In januari a.s. zal het in Nederland worden uitgegeven. Leuk vind ik dat, al die congregaties die het belangrijk vinden dat hun geschiedenis voor het nageslacht blijft bewaard. Daar hoop ik dan mijn steentje aan te mogen bijdragen met mijn boeken over Zr. Pacifique Degen en Pater Piet Neefs. Ben heeft nog verteld over zijn boek “Morrer para Viver”, en ter plekke werden er zeven verkocht dankzij de bemiddeling door Giel Absil. Claudionor bracht ons weer naar het huis van Ginésio en ik dacht dat we de avond in rust zouden doorbrengen, misschien met een biertje aan de overkant van de straat. De dame des huizes, Gracinha, had het echter anders bedacht en eigenlijk wilde ik helemaal niet meegaan. Maar ze had zich opgedoft en in de huiskamer zaten nog twee vrouwen te wachten, een zus en een vriendin, om samen met ons “uit” te gaan. Gelukkig maar dat ik toch ben meegegaan, want het werd een heerlijke avond. Vlakbij hun huis, om de hoek van de straat, was een “Forró”-café, geheten “Dona Chica Forró”. Forró is de Portugese versie van het woord “for all”, geïntroduceerd door de Brazilianen in het Noordoosten voor de Amerikanen die rond de tweede wereldoorlog een vliegbasis hadden in Natal. Ze vonden dat hun muziek van het Noordoosten “for all”, “voor allen”, bedoeld was. Forró is een enigszins eentonige, maar zeer swingende en opzwepende muziek. Omdat het zaterdagavond was, zat er een live band te spelen, drie man, een met accordeon, een met gitaar, en een met een triangel. Erbij werd gezongen, soms door allen, soms door de triangelaar, soms door een zanger. Er werd volop gedanst, in een cha-cha-cha-ritme en het was een feest om naar te kijken. Ginésio en Gracinha waagden zich ook enkele malen op de dansvloer. Ikzelf durfde het niet aan, hoewel ik van dansen houd. Vroeger heb ik met Dick aan stijldansen gedaan, maar met Ben is dat er nooit van gekomen. En om dan ten overstaan van allemaal van nature swingende Brazilianen een beetje harkerig te gaan staan bewegen, nee, dat zag ik niet zitten. Maar ernaar kijken was net zo leuk, want er waren enkele dansers bij die er een geweldige show van wisten te maken. Onze feestvreugde werd verhoogd met enkele flesjes Heineken bier. Een merk dat we thuis nooit kopen, omdat Ben het maar een flauw biertje vind. Maar hier was het een bijzonderheid en ach, een beetje chauvinisme kan ook geen kwaad. Zoals gezegd, het was een heerlijke avond en pas rond middernacht wandelden we, nagenietend, weer naar huis en vielen al snel, ondanks de hitte in de slaapkamer, in diepe slaap.

Zondag 16 oktober 2011. Ginésio, die een beetje “godsdienstfanaat” is, elke dag naar de kerk gaat en de telefoon opneemt met o.a. de opmerking: “pai do Jesus” (Vader van Jezus), was al naar de kerk geweest toen we opstonden. Bij het ontbijt hadden hij en Ben behoorlijke discussies over het geloof. Sociaal gezien is hij behoorlijk progressief, maar wat het instituut kerk betreft, is hij blijven hangen in de middeleeuwen, tot groot verdriet van zijn vrouw, die graag op zondag met hem mee gaat naar de kerk, maar dat dan wél genoeg vindt.
De kinderen vlogen weer uit en in en met een van hen maakten we wat nader kennis. Marie José, kortweg genoemd Mazé, bleek via Internet een vriendje in Holland te hebben. Een Benny Houterman uit Middelburg. Ze hadden elkaar al ontmoet op een weekje samen in Amerika en onderhielden nu contact via de computer. Of het wat wordt tussen die twee valt te bezien. Een zeer moderne jonge vrouw, verpleegster, met eigen auto, die graag reist, en een gezellige familie heeft in Brasil, gaat die zich “begraven” in het koude Zeeland? Hij spreekt geen Portugees, zij geen Nederlands. Enfin, de tijd zal het leren. Na de “almoço” hielp Mazé ons bij het zoeken naar contacten in Fortaleza van de Comité Popular da Copa, aangaande de negatieve aspecten rondom het voetbalgebeuren. Samen speurden we het Internet af en uiteindelijk vonden we een contactpersoon. Met hem werd een afspraak gemaakt voor ’s middags vier uur ergens op een terras in de stad. Mazé bracht ons erheen en Ginésio ging met ons mee. We troffen er drie jonge mensen, André, Livino en Arnoldo, die het Comité vertegenwoordigden in Fortaleza. Ze hadden deze middag juist een bijeenkomst gehad met diverse organisaties die zich verenigen in het Comité, om de boel beter te organiseren. Ben deelde met hen zijn gedachten over het maken van een film, waarin de negatieve aspecten in beeld worden gebracht die de Wereldkampioenschappen Voetbal ten gevolge zullen hebben en die zowel in Brasil als in Europa getoond kan worden. Er werden afspraken gemaakt omtrent communicatie in de toekomst. Op een bepaald moment wilde Ginésio naar huis, want hij zou graag de avondmis bijwonen…. Mazé besloot hem weg te brengen en wij zouden haar bellen zodra ons gesprek was afgelopen. Zo gezegd, zo gedaan en na ons telefoontje kwam ze terug met twee nichtjes, Suze en Ule, dochters van de zus van haar moeder, met wie we gisterenavond waren uit geweest. Gewoon op zijn Braziliaans schoven ze alledrie bij ons aan en Mazé pakte op eigen initiatief al Bens documenten om aan haar nichtjes onze foto’s van zijn leven te laten zien. Pronken met buitenlandse bezoek is altijd leuk! Ik had gehoopt na deze bijeenkomst eerst weer naar huis te gaan, maar Mazé had andere plannen. We reden naar de wijk in de richting van de zee waar een cultureel centrum is gebouwd, met de naam “Dragão do Mar”, de grote draak van de zee. De geschiedenis vertelt dat rond 1880, kort voordat de slavernij in Brazilië werd afgeschaft, een groepje slaven probeerde te ontsnappen in een bootje vanuit de haven van Aracajú, en een van de havenbeambten heeft hen geholpen te ontsnappen. In later jaren werd hij een held en men noemde hem de Grote Draak van de Zee. Twee jaar geleden hadden Gerard en Claudete Frencken ons ook mee genomen naar dit centrum, maar enkele exposities hebben we toen overgeslagen. Met onze drie jonge dames wandelden we nu ook door deze expositieruimtes. De eerste met bijzondere portretten, de tweede met allerhande speelgoed, en de derde met de naam “Vaqueiros”. Er stond bij geschreven dat de eerste koeien ooit vanuit Portugal in Brasil zijn ingevoerd. Ik herinnerde me dat er in Zuid Portugal een plaats is die Vaqueiros heet. Zou dat iets te maken hebben met die eerste koeien? Achter dat naambord bleek een zeer uitgebreide expositie schuil te gaan van de “sertão” (de halfwoestijn) en hoe de “sertanejo”, de inwoner van de sertão, eeuwenlang wist te overleven. Het gereedschap dat hij gebruikte, het leren pak dat hem moest beschermen tegen de doornige struiken, het vee dat hij had, het paard waarop hij reed, en het huisje waarin hij woonde. We vonden het erg interessant en ook de meisjes, als echte stadskinderen, keken hun ogen uit. Tussentijds belde Mazé met haar ouders, maar die bleven deze avond toch maar liever thuis. Intussen wandelden wij verder door het complex, maakten foto’s op z’n Braziliaans met mensen stokstijf naast de bronzen beelden die er stonden, ontdekten een kraam met zgn. “waslijn poëzie” van Francisco Nascimento (kleine boekjes met korte poëzietjes over het leven van alledag, waarover Ben heeft geschreven in zijn dikke boek) en bezochten nog een kleine tentoonstelling over de oude Indianenculturen. Daarna streken we neer op een terras. De temperatuur zal 28 graden geweest zijn. Mazé bestelde een caipirinha voor ons, een grote kan “succo” (vers vruchtensap) voor de drie meiden, en een hele grote pizza voor ons vijven. Suze vertelde dat ze diverse medailles had gewonnen met sport, van Martial Arts hield, aan Kongfu deed en aan Tai-chi, en Chinees studeerde. Ze was ook nog eens erg mooi om te zien. Van Gracinha hoorden we later dat ze een aangenomen dochter is en dat haar biologische moeder niets van haar wilde weten. Die weet niet wat ze gemist heeft door haar af te staan. Een bijzonder meisje. Mazé reed ons allen naar huis toe en dat betekende het einde van weer een dag van onze reis.

Maandag 17 oktober 2011. Het was die nacht in onze slaapkamer 31 à 32 graden volgens mijn thermometertje. De ventilator draaide op volle toeren en deuren en ramen stonden tegen elkaar open. Huize Gomes is een stadshuis in een straat zonder tuinen. Een vierkante blokkendoos van twee verdiepingen. Aan de voorzijde een groot ijzeren dicht hek, met erboven een open strook van misschien 1 meter waardoorheen ik vanuit onze slaapkamer de lucht kon zien. Daarboven de slaapverdieping. Achter het straathek een overdekte ruimte waar twee auto’s konden staan en pal daarachter lag onze slaapkamer met eigen badkamertje ernaast. Achter deze slaapkamer, die kennelijk later is bijgebouwd, liggen huiskamer, keuken en bijkeuken. Zonder zijramen, want daar zitten de muren van de buren. Aan de achterzijde van de bijkeuken een grote hoge betonnen muur, waarlangsheen van bovenaf wel wat licht naar beneden valt, maar waar je vanuit het leefgedeelte geen buitenlucht kunt zien. Er brandde altijd wel ergens een lamp. De benedenverdieping is net een vesting met al die dichte muren en volgens mij niet koel te krijgen. Alle warmte bleef er binnen hangen. Ik ben niet boven geweest, maar kan alleen maar hopen dat daar wel wat licht en lucht naar binnen komen.
Ginésio ging naar de vroegmis en Gracinha ging naar haar werk. Hij is al met pensioen. Zij werkt nog twee dagen per week ergens op een grafisch bedrijf. En dan nog eens moeder zijn van zes volwassen kinderen, waarvan er vijf gewoon nog op moeders goedheid teren. Met wasgoed. Met eten. Met schoonhouden. Ongetwijfeld heel gezellig zo allemaal onder één dak, maar wat een werk! Ik moet er niet aan denken. Na het ontbijt wilde Ben naar de organisatie Anistia 64/68 toe. Een organisatie ter bescherming van de slachtoffers van de dictatuur tijdens de jaren ’64-’68. Hun kantoor bleek anderhalve straat verderop te liggen en was dus gemakkelijk te voet te bereiken. Ook weer zo’n vreemd gebouwd pand, dat ooit een woonhuisje is geweest. Het geheel was niet breder dan 3 meter. Vooraan drie piepkleine kamertjes achter elkaar met rechts een open gangetje naar de straat, en erachter nog eens drie ruimtes met een open gangetje naar de achterliggende straat aan de linkerzijde. Een pijpenla van voor tot achter. Ben sprak er met een van de leiders, in voorbereiding op een geplande bijeenkomst die middag over de mensenrechten. Toen we het kantoortje verlieten, was het alweer etenstijd en omdat Gracinha werkte, belandden we bij een klein eethuisje waar veel studenten van de tegenoverliggende universiteit kwamen lunchen. De prijs was laag: R$ 5,50 inclusief een drankje. Maar de kwaliteit was navenant. Alles was saai en smakeloos. We deden thuis een dutje om de energie op peil te houden en daarna vertrok Ben, samen met Ginésio weer naar Anistia 64/68. Er waren diverse mensen aanwezig op de bijeenkomst, onder wie Mario Albuquerque, de leider, en een gepensioneerde journalist. Ikzelf bleef thuis en heb mijn foto’s geprobeerd te ordenen. Daarnaast heb ik op mijn computer al het materiaal opgesnord over het leven van Pater Piet Neefs, dat ik intussen al verzameld had. Over enkele dagen ga ik hem ontmoeten om meer te weten te komen over zijn leven. Dan moet ik wel weten wat ik al tot mijn beschikking heb.
Na enige tijd kwamen de beide mannen weer naar huis en gingen verder met elkaar in gesprek. Ginésio zou graag een exemplaar hebben van het boekje dat Ben geschreven heeft onder de titel “Olimpíada dos Esquecidos”, de Olympiade van de Vergetenen. Hij vond het boekje dermate interessant dat hij ging onderzoeken of hij er duizend van kon laten drukken.Tot mijn verrassing zat het document op mijn laptop. Ik was vergeten dat vlak voor ons vertrek mijn kantoor-laptop was uitgevallen en John, onze computervriend, alle documenten daarvan had overgezet op een harde schijf behorend bij onze reis-laptop. Ik heb toen het boekje globaal bijgewerkt en op de computer gezet van Ricardo, Ginésio’s zoon. Zelfs inbreken in andermans computer draai ik tegenwoordig mijn hand niet meer voor om.
’s Ochtends hadden we geprobeerd contact te maken met de familie Alencar, de zus en broer van frei Tito de Alencar, om een afspraak te maken voor deze avond. Uiteindelijk was het gelukt. We waren uitgenodigd in het huis van Nildes om zeven uur om daarna samen ergens wat te gaan eten. Mario Albuquerque van Anistia had toegezegd ons erheen te rijden. Om klokslag half zeven stond hij voor de deur. Hij begon te vertellen dat hij net als frei Tito gevangen genomen was tijdens de dictatuur en maar liefst negen jaar gevangen heeft gezeten. Zijn vriendin van toen was zwanger, maar heeft de zwangerschap afgebroken toen ze begreep dat zij gevaar liep te worden gevangen genomen. Zijn broer en zus zaten eveneens in de studentenbeweging en werden ook enige tijd gevangen gezet, allen in verschillende gevangenissen. Hij vertelde dat een tijdlang hun moeder van de ene naar de andere gevangenis trok om haar kinderen te bezoeken. Omdat hij in die negen jaar gevangenschap geleerd had alleen te leven, is het Mario moeilijk gebleken nog met anderen lange tijd samen te leven. Hij is drie keer getrouwd geweest, maar was nu weer heel bewust vrijgezel. Negen jaar van je jonge leven weggegooid en dan ook nog eens voor een eerlijke zaak. Wat doet dat met een mens? Dat kunnen wij ons toch niet voorstellen.
Op mijn speciaal verzoek nam Mario de route langs de boulevard op weg naar Nildes Alencar. Het was er heel druk. Je zou niet zeggen dat het hier nog maar lente is. En dan ook nog eens gewoon op een maandagavond. Het lijkt wel het hele jaar door vakantie te zijn op de boulevard van Fortaleza. De “jangada’s”, de oude platte vissersbootjes met één zeiltje erop, waren er gelukkig nog. De “artesanato”-markt (kunstvoorwerpen en toeristenprullaria) werd weer druk bezocht. Aan het eind van de boulevard was er een vismarkt bij gekomen. Viskramen waar je ter plekke je vismaaltijd kunt laten bereiden om mee naar huis te nemen. Ik hoef er voor mijn vakantie niet heen, naar die wolkenkrabberwereld, maar vond het fijn het weer even gezien te hebben, dankzij Mario. Bij Nildes troffen we ook broer Ildefonso en diens vrouw Eneuda. We praatten een kwartiertje lang wat bij en doken vervolgens de lift weer in op weg naar een hapje eten. Nu hebben we in het verleden al vaker met de familie buiten de deur gegeten, en altijd op een dure locatie. Maar dat was ’s middags. Nu was de afspraak voor een “jantar” en tot mijn verbazing namen ze ons mee naar een Habib’s Restaurant, een grote fastfoodtent met hamburgers e.d., want “daar waren de kabeljauwkroketjes zo lekker”. Welnu, ze kwamen op tafel die kroketjes, evenals een bordje frietjes, een bordje (op mijn verzoek) kaassouflés, en voor de variatie nog twee grote pizza’s. Ik moest wel lachen om mijn eigen reactie. Iedereen wil toch wel eens een frietje met de vingers eten? Waarom dan niet de familie Alencar? Onze gesprekken waren heel geanimeerd en gingen over van alles en nog wat. De boeken die we twee jaar geleden in Fortaleza hadden achtergelaten, bleken alle te zijn verkocht. Ildefonso durfde het wel aan er nog eens vier dozen à 22 stuks van te bestellen. Weliswaar in consignatie dit keer, maar hij verwacht dat de vraag nog steeds behoorlijk is. Vooral op de diverse universiteiten, waar studenten het boek als naslagwerk gebruiken. Hoera, dat betekent dat er bijna 100 boeken naar Fortaleza gaan. En nu maar duimen dat ze ook verkocht worden. Ildefonso bracht ons naar huis, Ben dronk nog een biertje samen met Ginésio en daarna doken we weer de warme slaapkamer in. Mét ventilator.

Dinsdag 18 oktober 2011. Al vroeg stonden alle tassen gereed voor vertrek, want om acht uur zou er nog een journalist aan huis komen van de krant “O Povo”, dezelfde waar Ben twee jaar geleden in een actualiteitenprogramma op TV mocht komen. Ginésio kwam thuis. Hij was weer vroeg naar de mis geweest. Hij had verschillende kerken moeten aflopen, omdat de meeste gesloten bleken. Uiteindelijk was hij beland in een kerk waar een hulpbisschop de mis deed. Hij kwam helemaal opgewonden thuis, dat een bisschop de mis had gelezen. Zijn vrouw Gracinha, die nog niet naar haar werk was, hoorde dit verhaal in stilte aan. Ben was er getuige van en voelde haar ergernis. Hij besloot Ginésio de oren te wassen. Priesters, bisschoppen, koningen, presidenten, het zijn allemaal maar gewone mensen. Alle mensen zijn gelijk. Respect is prima, verering leidt tot wanverhoudingen. Gracinha genoot. En nu maar hopen dat Ginésio wordt wakker geschud. Het ontbijt ging voorbij, maar wie er kwam, geen journalist. Er werd gebeld dat hij om negen uur zou komen. Weer kwam er niemand. Ginésio ging op pad om hem te halen, maar kwam onverrichter zake terug. Mazé ging op pad met de auto om bij te tanken, met onze bagage in de achterbak, maar kwam ook niet meteen terug. Bij ons begon de spanning op te lopen. Uiterlijk half elf moesten we naar het vliegveld voor onze vlucht rond twaalf uur. Op het laatste moment was Mazé weer terug. Maar nog steeds geen bericht van de journalist. Wat is dat toch vervelend in dit land. Als je je afspraak niet houdt, laat het dan even weten. Toch nog op tijd stapten we in de auto en reed Mazé ons naar het vliegveld. Daar namen we afscheid van haar en haar vader Ginésio en sloten we weer een etappe van de reis af.
We checkten zonder problemen in bij GOL, ook al was het tijdstip en het nummer van de vlucht veranderd ten opzichte van de oorspronkelijke boeking, zoals onze reisagent ons per E-mail had laten weten. Daarna liepen we naar de concurrent aan de overzijde van de hal, TAM, om te proberen de vlucht van donderdag naar Aracajú één dag te verzetten. Deze vlucht maakte geen deel uit van onze Airpass, en zouden we dus mogen veranderen. Tot mijn ergernis ging dat niet lukken. Ten eerste moesten we 160 reais boete betalen, maar ten tweede bleek de vlucht zodanig laat aan te komen in Aracajú dat we nooit meer bijtijds naar Propriá zouden kunnen komen die middag. We zagen er dus vanaf en dat was achteraf maar goed ook….. De computer kwam dit keer wel in één keer door de röntgenapparatuur, maar nu twijfelden ze aan onze waterflesjes. Oh, het is voor een interne vlucht, goed, gaat u dan maar…. De vlucht van Fortaleza naar Recife zou niet rechtstreeks zijn. We zouden een tussenlanding maken in Natal zonder te hoeven uitstappen. Vervelend genoeg hadden ze ons twee gescheiden plaatsen toebedacht, eentje halverwege aan het middenpad en eentje op de middenstoel op de een na laatste bank achterin. Even “smoezen” met een steward en een kleine stoelendans leverde toch weer twee keurige plaatsen op en we vertrokken naar Natal. De vlucht verliep probleemloos, maar bij de landing begonnen we een beetje te zeilen. We kwamen ook niet al te zachtzinnig op de grond terecht. Ben maakte er een geintje over: “Zeker de copiloot aan het stuur!” Voor het volgende traject herhaalden we de stoelendans en kwamen weer keurig naast elkaar te zitten. Weer een probleemloze vlucht. Zou het landen nu beter gaan? We vlogen aan op de landingsbaan in Recife en het zeilen begon weer een beetje. We hielden ons hart vast voor de landing. We raakten de grond met dezelfde kracht als in Natal, maar in plaats van te remmen, trok de kist op het moment van de “touch-down” weer op en gingen we weer de lucht in. Alom paniek om ons heen. De jongens naast me sloegen meerdere kruisjes. Er werd heel wat gebeden op dat moment. We hebben zeker nog een twintig minuten door de lucht gecirkeld voordat we toestemming kregen opnieuw de landing in te zetten. Het was doodstil al die twintig minuten. Iedereen in spanning en in eigen gedachten. Er kwam ook geen informatie van de piloot of de crew. We hielden letterlijk ons hart vast en de kruisjes van mijn buurman namen toe. Deze keer ging het goed en eenmaal op de grond kwam er, zij het bescheiden, een applausje om de spanning te breken. Daarna begonnen de mensen door elkaar te praten om af te reageren. Het was godzijdank goed gegaan. Het was half drie, we waren een half uur te laat. Achter de glazen deuren stond Miguel Batista op ons te wachten. De pater econoom van het klooster van de SCJ (het Heilig Hart van Jezus), waar Piet Neefs woont en waar we al twee keer eerder hebben gelogeerd. We vertelden hem van onze dubbele landing en toen besefte hij dat hij een vliegtuig in de richting van de zee had zien vliegen, terwijl ze normaal de andere kant op gaan. Dat moeten wij dus geweest zijn. Miguel is een gezellige dikkerd en we kunnen het goed vinden met elkaar. Binnen een half uur waren we in het klooster. We kregen een kamer toegewezen, die eerlijk gezegd, en later constateerden we dat het voor het grootste deel van het klooster zou gelden, een beetje in verval was. Maar wat wil je, het bruisende klooster van weleer is een oude mannen verzorgingshuis geworden, zonder toekomst. Als de paters overleden zijn, zal het huis wel gesloten worden. De verzorging is in handen van betaalde verpleegsters, verplegers en verzorgenden. De twee jongere priesters die de boel bij elkaar houden, vinden dan elders een plek om te wonen. Werken doen ze al buitenshuis. We lieten onze tassen achter, namen mijn rugzak (met mijn laptop en mijn “kantoortje” erin) mee naar beneden en installeerden ons in de grote zaal vlakbij de slaapkamer van Piet Neefs. Ben nam de gelegenheid te baat om een tukje te doen, ik begon me “in te lezen” in de gegevens van Piets leven. Een uurtje later was Piet wakker en opgefrist en kon ons ontvangen. Het was een blij weerzien. We brachten hem de hartelijke groeten over van zijn zus Zus en zwager Jan Hermans uit Etten-Leur. We vonden dat Piet er beter uitzag dan twee jaar geleden. Hij spreekt ook duidelijker. Het blijkt dat hij van medicijnen is gewisseld en dat heeft hem goed gedaan. Helaas kan hij niet meer uit de fauteuil-rolstoel komen, kan moeilijk schrijven en ook het lezen gaat niet helemaal goed meer. We spraken af hoe we onze “interviews” zouden aanpakken, en ik liet Ben en Piet samen achter om bij te praten. Ze kunnen goed met elkaar en hebben ook over veel zaken dezelfde ideeën. Zelf ging ik terug naar mijn computer, waar ik alle gegevens die ik al verzameld heb over Piets leven in chronologische volgorde heb gezet binnen één document, met de bedoeling die eerst samen met hem door te lopen. Een flinke klus dus. En of we het in anderhalve dag redden, is de vraag. Maar we zullen het ermee moeten doen.
Samen gingen we naar de eetzaal voor de “jantar”. Tot mijn verrassing werd ook Piet in zijn rolfauteuil naar de eetzaal gereden, waar hij gewoon aan tafel mee at. Iets wat twee jaar geleden niet mogelijk was. Hij krijgt een kant-en-klaar bordje vanuit de keuken en met een lepel kan hij dan goed zelf eten. Na het eten zetten Ben en Piet hun gesprek voort, en maakte Ben op mijn verzoek enkele aantekeningen over Piets lijn van denken over bepaalde zaken, die ik straks kan gebruiken in het boek over Piets leven. Ikzelf maakte de klus op mijn computer af. Piet gaat gelukkig niet vroeg naar bed, zodat we de avond nog met een glaasje konden afsluiten. Pas rond half een gingen we naar bed.

Woensdag 19 oktober 2011. Het werd een slechte nacht. Ben kon totaal niet slapen en stond om vijf uur op. Toen kon ik natuurlijk ook niet meer slapen. De warmte (rond 28 graden). De muggen die ook buiten op je dunne lakentje zo luid zoemen dat je denkt dat ze eronder zitten en je gek maken. Tot overmaat van ramp begon ik te ontdekken dat ik in de afgelopen avond veelvuldig bezoek had gehad van de kleine onzichtbare vliegjes die ik al eerder heb beschreven na onze korte wandeling in het Atlantisch regenwoud. Nu weet ik hoe ze heten: MARUIM (ma-roe-ieng). Ik had voor het eerst deze reis een korte broek aangetrokken en gezeten onder de tafel niet gemerkt dat ze er waren, deze kleine monstertjes. Hun liefdesblijken voor mijn blote benen begon ik nu te voelen. Jeuk, jeuk, jeuk. Maar we moesten door, ook al was het begin van de dag geen succes. Moe of niet moe, ik moest aan de bak. Het ontbijt stond beneden klaar. Piet was in afwachting van onze gesprekken over zijn leven. De regen buiten hield op, het weer klaarde op. Zo ook ons humeur.
Na het ontbijt hebben Piet en ik drie uur aan een stuk gewerkt. Soms chronologisch. Soms springend van de hak op de tak. Miguel had ons aan twee nieuwe batterijtjes geholpen, voor het dicteerapparaatje dat ik bij me had. En daarmee hebben we alles kunnen opnemen wat er gezegd werd, terwijl ik ook meetikte op mijn computer. Ben keek het eens aan vanaf een afstandje en besloot zijn slaap van de afgelopen nacht in te halen. Hij zocht een rustig en koel plekje en de hele ochtend hadden we verder geen kind meer aan hem. Om twaalf uur gingen Piet en ik lunchen in de eetzaal, maar Ben ging niet mee. Hij had een afspraak met nog weer een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, ene Luiz Moura. Die kwam hem om kwart voor een ophalen om samen ergens buiten te gaan eten. Piet ging eerst even rusten en was om half twee weer present om verder te gaan met de interviews. We gingen samen terug naar de zaal, maar tegelijk met onze komst zette een van de andere bewoners de televisie luid aan – dat deed hij elke middag, dus ook vandaag – en wij hebben de verdere middag ons best moeten doen om elkaar te verstaan. We werkten tot vijf uur en geloof het of niet, op exact hetzelfde moment dat wij stopten met de interviews, zette onze plaaggeest de televisie uit.
Om half zes kwam Ben terug van een fantastische middag. Luiz Moura had hem meegenomen naar Olinda. Daar hadden ze grote garnalen gegeten en Ben had genoten van de uitzichten langs de kust. Samen waren ze daarna nog naar het graf van Dom Hélder Câmara gegaan. Daar zijn ze onder het touw doorgekropen om dichtbij het graf te kunnen komen en een kus te geven op de letters van het graf. Jammer voor mij dat ik dit uitje gemist heb. Twee jaar geleden waren we ook even in Olinda en ook toen heb ik maar heel weinig ervan gezien. Maar het werk gaat voor het lolletje, zelfs op een reis als deze. Na de “jantar” hebben we nog even wat met elkaar gebabbeld, maar Piet viel al heel snel in slaap. Hetzelfde gold eigenlijk voor ons. Toch heb ik nog een aantal vragen op papier gezet die ik de volgende dag met Piet wilde doornemen. Daarna viel ook ik om half tien, aangekleed, op bed in slaap en heb als een blok geslapen tot half acht. Ben had voor de zekerheid de lamp aangelaten en de ventilator uit. Of er muggen geweest zijn ’s nachts, weten we niet. Ook hij heeft het gebrek aan slaap van de vorige nacht ruimschoots ingehaald.

Donderdag 20 oktober 2011. Ben en ik waren voor kloosterbegrippen pas laat aan het ontbijt. Acht uur. Alle bewoners hadden allang ontbeten. Om negen uur gingen we weer eens in de zaal kijken om te zien hoe het met Piet was. Hij was zo moe geweest gisterenavond dat we ons een beetje zorgen over hem hadden gemaakt. Maar dat was niet nodig. Fris en vrolijk zat hij al op ons te wachten voor het vervolg van het interview. Tot mijn eigen verbazing was het ons gisteren gelukt het gehele chronologische document door te nemen. Restte nu de serie vragen die ik had opgesteld. Omdat er ook geloofsvragen bij waren, had ik Ben gevraagd er bij te blijven. Het werd voor mijn gevoel en heel goed interview en ook van dit gesprek is een opname gemaakt en tegelijkertijd de essentie van de antwoorden uitgetikt. We werkten tot half twaalf en toen stond Miguel te zwaaien dat het tijd was om naar het vliegveld te vertrekken. Het mag een wonder heten dat we alles wat er op mijn verlanglijstje stond, hebben kunnen doornemen. Met Miguel spraken we af dat, mochten er herinneringen bij Piet boven komen die van belang zijn voor het boek, hij ze aan ons zal doormailen. We namen intens afscheid van elkaar. En wensten Piet nog veel gezondheid toe, zodat hij nog jaren bij ons mag blijven.
Op het vliegveld ontdekten we dat onze vlucht naar Aracajú een uur later zou vertrekken dan op ons schema stond. Of het nu te maken had met de zomertijd die in verschillende staten was ingegaan, hebben we niet begrepen. Mijn horloge heb ik in elk geval niet hoeven bijstellen. We wachtten een uurtje op het vliegveld en dat gaf ons de gelegenheid even af te winden van twee enerverende dagen in Recife. Om ons klaar te maken voor het volgende avontuur.
Wordt vervolgd.
Tjau, Patty+++

maandag 17 oktober 2011

15 - Dinsdag 11 oktober 2011 – nog in Vitória

Dinsdag 11 oktober 2011. Na een rustige ochtend thuis kwam op uitnodiging van Ben Martha Paqueto bij ons lunchen. Martha is de zeer capabele leider van de plaatselijke groepering voor de Mensenrechten. Twee jaar geleden hadden zij een geweldige bijeenkomst belegd in Vitória om Bens boek over Tito de Alencar te presenteren. Met radio, met TV, met veel geïnteresseerde toehoorders (www.livrofreitito.com). Die avond draaiden ze er ook de speelfilm die gemaakt is over het leven van “frei Tito” zoals hij hier bekend is. Ben raakte toen dermate geëmotioneerd bij het zien van die film, dat wij allemaal vreesden dat hij erin zou blijven. Zo sterk is de zielsverwantschap die hij voelt met Tito.
Als er ergens in de regio problemen zijn, waarbij de basisrechten van de mens in het geding zijn, springt Martha erin, met haar team van medewerkers, waaronder ook een advocaat. In dit land waar op ambtelijk niveau de corruptie hoogtij viert, is de aanwezigheid van een betrouwbare advocaat heel belangrijk. Vóór de lunch bespraken Ben en zij de agenda die Ben had voorbereid. O.a. over de amnestiekwestie die sinds de dictatuur nog altijd niet tot tevredenheid van veel Brazilianen is opgelost. Zeker niet, nu de nieuwe Presidente Dilma Rousseff van plan is alle nog lopende zaken voorlopig voor zeven jaar op te schorten. Ze spraken ook over de voetbalkampioenschappen, want ook al zal Vitória geen deel uitmaken van de keten van deelnemende stadions, er is wel een lokaal “Copa”-comité actief. Hun doel is actie te voeren tegen de geweldige sommen geld die ermee gemoeid zijn om de wereldkampioenschappen te organiseren, terwijl er veel te weinig geld beschikbaar is voor bij voorbeeld onderwijs en ziekenzorg. Tijdens de maaltijd ontspande Martha zich en was het tijd voor de “sterke verhalen”. Er werd ontzettend veel gelachen. Het verbaast me hoeveel ik daarvan tegenwoordig al meepak, al blijft het spreken in het Portugees nog altijd een probleem. Angsthaas als ik ben om fouten te maken. Bij het toetje begon Martha’s mobieltje te ratelen en daar was meteen weer de effectieve zakenvrouw die in een mum van tijd haar netwerk inschakelde en haar zaakjes regelde.
Hoewel Winnie sinds het recente overlijden van de oprichter van de World Rainforest Movement, diens taak als voorzitter heeft overgenomen en zich daar nu voor meer dan 100% voor inzet, heeft hij nog een aantal groeperingen in de regio die hij adviseert en steun verleent in hun strijd tegen monoculturen en multinationals. Hij zou graag die middag naar een groep gaan in Anchieta, 100 km naar het Zuiden, en vroeg ons of we mee wilden gaan. Dat wilden we wel. We leverden eerst Martha af op haar volgende afspraak en reden langs een aantal tolwegen naar Anchieta, een stadje met dezelfde naam als de oprichter van de stad Rio de Janeiro. Doel van onze reis was een gemeenschap van 70 families, behorend tot de vereniging “Chapada de A”, omdat hun leefgebiedje de vorm heeft van een hoofdletter A (“chapada” = vlakte). Hun wijze van leven, de vorm van hun huizen, hoe ze omgaan met hun land en de visvangst, hun samenleven als groep, alles getuigt ervan dat zij afstammelingen zijn van de Tupiniquim-indianen, dezelfde stam die de strijd tegen Aracruz heeft gewonnen en met de hulp van Winnie en zijn vrienden weer 25.000 hectare grond hadden teruggekregen. In dit geval is de strijd niet tegen de eucalyptus. In dit geval is er sprake van een grote multinational, VALE, een van de grootste hoogovenbedrijven ter wereld, die juist op de plaats van hun dorp een grote hoogoven wil bouwen. Er liggen al hoogovens in de buurt, er is een haven vlakbij waar ertstankers af- en aanvaren met ijzerertsproducten, er is een spoorlijn in de buurt die gemakkelijk zou kunnen worden uitgebreid. Kortom de ideale plek voor Vale om er een hoogoven bij te zetten. De procedure voor de nodige vergunningen is al in volle gang en het ziet ernaar uit dat de macht van het geld over de kleine gemeenschap heen gaat walsen en ze verjaagt naar elders. De bewoners van Chapada de A hebben nooit de status van “indianen-reservaat” aangevraagd. Daartoe bestond geen noodzaak. Maar nu hun bestaan van zovele jaren op die plek wordt bedreigd, is het van belang dat ze als indianen worden geclassificeerd en hun oude rechten worden gerespecteerd. In de afgelopen week was een afvaardiging van de groep met vier personen naar Brasília gereden (1.000 km heen, 1.000 km terug) om hun zaak aanhangig te maken bij de FUNAI, een organisatie ter verdediging van de inheemse volkeren. Winnie ging horen hoe het was afgelopen en om mogelijke volgende stappen voor te bereiden. Hij laat ze alle stappen zelf zetten. Het enige dat hij doet is kleine zaadjes planten die binnen de groep zullen moeten groeien. Dat is een heel proces van zelfbewustwording, dat gebleken is veel effectiever te werken dan wanneer alles wordt voorgekauwd. Wij vinden dat Winnie daarin geweldig goed is. We waren ontvangen door Jozías, de voorzitter en Richele, een intelligente jonge vrouw, de beide voortrekkers in de strijd, maar in een mum van tijd had zich nog een zestal bewoners bij ons gevoegd. En meteen verscheen de kan koffie op tafel, een schaal met cake en een schaal met broodjes. Gewoon op z’n Braziliaans. Gastvrij èn nieuwsgierig naar het bezoek. We kregen een kopie mee van de brief die ze hadden geschreven aan de Funai waarin hun situatie volledig wordt uitgelegd. Misschien dat Ben een manier weet later op onze reis om steun te vragen voor hun strijd. Het regende toen we in het donker terugreden. In de auto hadden we met ons drieën interessante gesprekken over zaken als de ontwikkeling van de agro-ecologie, de moderne economische benadering van de regenwouden (waaraan ook b.v. het Wereldnatuurfonds zich schuldig maakt), de nieuwe technologieën als nano-technologie, en de genetische modificatie van onze gewassen, waarvan niemand de gevolgen voor de mensheid kan overzien. Ik vroeg Winnie hoe hij, vaak tegen beter weten in, toch de motivatie kan opbrengen om te blijven vechten voor het behoud van onze planeet. Hij dacht even na en noemde toen een boek van een Zuid-Amerikaanse schrijver die, vanuit de fysica redenerend, ervan overtuigd is dat dingen zich ontwikkelen totdat ze op een punt komen dat ze niet verder kunnen. Dan komt er spontaan een “omslagpunt”, waarna zaken letterlijk “een keer” nemen. Daarin gelooft Winnie. Er komt geheid een omslagpunt en dat houdt hem op de been. Bij mij riep dat beeld het symbool op van yin en yang. De cirkel met daarbinnen twee bewegende helften, een witte en een zwarte. In het zwarte vlak bevindt zich een witte stip; in het witte vlak een zwarte stip. De cirkel staat symbool voor het leven dat altijd in beweging is en naar evenwicht zoekt, een dynamisch evenwicht. Binnen de cirkel bewegen de beide vlakken, maar niet oneindig. Er is een grens. De cirkel is de grens. Soms beweegt het naar de witte kant toe, soms naar de zwarte. Is het uiterste in het witte vlak bereikt, dan neemt de zwarte punt daarbinnen over en beweegt zich langzaamaan weer terug naar het witte veld. Enzovoorts. Een mooi beeld. Een beeld om ons aan op te trekken, als we weer eens diep teleurgesteld zijn in hoe mensen omgaan met natuur en het leven op aarde. Dank je, Winnie, voor je wijze woorden.
Tegen half tien waren we terug in Vitória. Winnie nodigde ons uit een pizza te gaan eten. Brazilianen eten ’s avonds veel later dan wij en dus zat het restaurant stampvol. Maar buiten onder het afdak was nog een tafeltje vrij. Winnie bestelde drie “chope”, maat “tulipa”, een slank glas gelijkend op een tulp, en zocht via de mobiel contact met zijn vrouwtje. Gilsa was klaar met lesgeven, iets vroeger dan normaal, want morgen, 12 oktober, is het feest van Onze Lieve Vrouw van Verschijning, patrones van Brazilië, en dat is hier een nationale feestdag. Ze zou naar ons toekomen. Onze vorige “pizza-ervaring” was in een “Rodizio”-restaurant. Nu weet ik hoe dat type restaurant heette in Curitiba, waar de obers rondgingen met de pizza’s. Een Rodizio. Deze Italiaan in Vitória was ook weer anders dan bij ons. In Nederland bestellen we gewoon één pizza per persoon en daarmee uit. Hier kun je kiezen uit drie formaten. En binnen elk formaat kun je meerdere smaken krijgen. Wij kozen voor één grote pizza voor ons drieën met twee smaken. En op het plateau dat op tafel komt, is de pizza ook nog eens voorgesneden in grote punten, zodat ieder naar believen een punt op zijn bord neemt. Leuk toch al die kleine culturele verschillen. Gilsa voegde zich bij ons, we dronken samen nog wat en gingen pas rond elf uur naar huis. De regen hield aan en was voor ons weer een heerlijk wiegeliedje bij het slapen gaan.

Woensdag 12 oktober 2011. De ochtend vloog voorbij met ditjes en datjes en eindigde met een stukje kabeljauwtaart ten afscheid in plaats van een uitgebreide lunch, want daarvoor moesten we toch iets te vroeg het huis verlaten. Om twaalf uur zaten we in de auto op weg naar het vliegveld, volgens ons ruim op tijd voor ons vertrek. Maar bij aankomst was het een drukte van belang. Kennelijk profiteerden de mensen van de vrije dag om een weekje vakantie op te nemen. De rij van de voorkeursbehandeling, waar we normaal gesproken twee of drie wachtenden voor ons hebben, stond tot ver in de grote hal. De bagageafhandeling gaat hier ook extra langzaam, want er is geen lopende band achter de incheckbalie. Enfin, uiteindelijk kwam alles goed, al vertrokken we met het vliegtuig naar Goiánia een halfuur te laat. Winnie en Gilsa hadden ons tot het laatste moment staan uitzwaaien. Net als bij het afscheid van Waldemar en Célia in São Paulo, als er sprake is van warme vriendschap, is “partir mourir un peu”…. Mocht er ooit nog een volgende reis komen, dan maar een paar dage langer bij ze blijven. Het vliegtuig bleek stampvol en de computer had ons op het allerlaatste bankje geplaatst. Gelukkig was het maar voor een korte reis, want we zouden een tussenstop maken en dat was in Rio de Janeiro. Ben doodde de tijd door met zijn buurman te praten die uit Noorwegen bleek te komen en hier op zakenreis was. In Rio stroomde het vliegtuig leeg en bleven er een handjevol passagiers over die verder mee gingen naar Goiánia. Een babbeltje met een steward leverde ons bij de vervolgvlucht twee mooie ruime plaatsen op bij de nooddeur op de vleugel. Beentjes gestrekt, maar wel de handtas ook boven in het bagagevak, want in geval van nood moest de doorgang volledig vrij zijn. Volgens de berichtgeving was het in Goiánia net begonnen te regenen. Omdat er geen “slurf” was om ons naar binnen te loodsen, moesten we een eindje over de piste lopen. Daarom stond onderaan de vliegtuigtrap een bak met paraplu’s gereed om toch droog de aankomsthal te bereiken. En gelukkig rolden onze twee tassen ons weer trouw tegemoet vanaf de lopende band, net als wij in afwachting van een nieuw avontuur .
Doel van ons bezoek aan Goiánia is een ontmoeting met een oude bisschop, Dom Tomás Baldoino. Dom Tomás is, net als frei Tito, Dominicaan en heeft in 1984 de stoffelijke resten van Tito in Frankrijk opgehaald en naar zijn geboorteplaats Fortaleza overgebracht. In 1987 heeft hij onze boerderij in Nijmegen, de Brasilhoeve, ingezegend ten behoeve van het werk van de Stichting Tito de Alencar. Bovendien heeft deze bisschop aan de wieg gestaan van twee belangrijke organisaties in Brasil, CPT = Comité Pastoral da Terra (Landelijk pastoraat voor landarbeiders en boeren zonder grond) en CIMI = landelijke organisatie ter verdediging van de indianen. Een ontmoeting met hem staat gepland voor donderdagmiddag. Tot die tijd zijn we “toeristen” en “te gast”. Op het vliegveld komt een glimlachende man op ons toe, Nilton Fiorio, een getrouwd priester en ex-Salesiaan. Ben en hij hadden elkaar in Barbacena ontmoet en “het klikte” tussen hen. Buiten wachtte zijn vrouw Irene en in hun mooie grote P.C. Hooft-tractor reden we naar een immense buitenwijk zonder hoogbouw. Er lagen verscheidene grote afgesloten villaparken. Volledig omheind. Met slagbomen en computerregistratie - mét individuele code - bij binnenkomst en vertrek. En twee bewapende veiligheidsbeambten in uniform aan de ingang. Welkom in het andere Brazilië. We reden langs diverse straten met gigantische villa’s van opvallend mooie architectuur en arriveerden bij Huize Fiorio. Aan de buitenkant viel het nog mee. Hun huis was een bungalow en niet zo pompeus als vele andere. Maar eenmaal achter de voordeur viel mijn mond toch wel even open van verbazing en heb ik in stilte rondgelopen. Een zeer fraaie, ruime en smaakvol ingerichte bungalow. Met veel glas en een groot overdekt terras aan de achterzijde, met uitzicht over een groot bos. Geen oerbos, maar wel al meerdere jaren oud. In het bos zouden apen leven, vossen en “tatoos” (beestjes met een schild, maar op hogere pootjes dan een schildpad). Beneden onder het terras en rondom de bungalow ligt een tuin met her en der verspreid 12 vruchtbomen. Omdat elke gastvrouw altijd zegt: “Doe maar net of je thuis bent”, heb ik onze tassen neergezet in de slaapkamer die ons werd toegewezen en ben eerst een tijdje op het terras gaan zitten genieten. De lucht was opgeklaard, de regen opgehouden en al het groen droop nog wat na. Als om me te verwelkomen vlogen er enkele vluchten (ik denk kleine witte koe)reigertjes over, in V-vorm. Ik dacht dat alleen ganzen dat deden. Enkele quero-quero’s (kieviten) kwamen ook luid schreeuwend voorbij. Ik had ze al ontdekt op een keurig kortgeschoren plantsoentje midden tussen de villa’s, waar ze zitten min of meer als schietschijf voor eierenrovers. Het begon te schemeren en het oorverdovende concert van de “cigáras” begon. Volgens mij zijn dat grote cicaden. Wie wel eens een vals alarm heeft doen afgaan, weet welk een schel lawaai dat maakt. Nu, zo klinkt het concert van deze kleine monstertjes, als een aaneengesloten noodalarm, en dan waarschijnlijk met tientallen tegelijk. Daar doorheen blaast de “grillo”, een soort van sprinkhaan, ook zijn deuntje mee met een korte scherpe schreeuw. Intussen was Irene op de grote eettafel in de salon de avondmaaltijd aan het voorbereiden. Het mooie servies op tafel, kristallen glaasjes erbij. Ze maakte er wel een feest van. De maaltijd was heerlijk. Ja, verwend worden we wel overal. Na het eten trokken we ons terug in de TV-kamer. Nilton draaide op het grote TV-scherm een opvallende CD van musici over de hele wereld die op knappe wijze aan elkaar waren gekoppeld. “Playing for Change” heette de stichting die het had uitgebracht (www.playingforchange.com). Om te onthouden! Daarna ging de TV af en werd er druk heen en weer gepraat om elkaar beter te leren kennen en om te zien welke gemeenschappelijke noemers de beide mannen hadden. Ze hebben beiden enige tijd in Porto Velho gezeten, dus dat gaf wel de nodige herkenningspunten. Helaas heb ik van dit hele gesprek niet veel meegekregen. Ik was totaal leeg, voelde me even heel ontredderd en was af en toe licht in mijn hoofd. Ik heb naast hen drieën op de bank als een blok liggen slapen. Terugkijkend denk ik dat ik nog steeds erg onder de indruk was van de uitzichtloze situatie van de zwangere vrouwtjes in Vitória en ook van de vele negatieve aspecten die in het gesprek met Winnie terug in de auto naar voren waren gekomen hoe we met ons allen met onze planeet omgaan. Ik weet, ik heb hierboven positief beschreven wat het gesprek me had gebracht, en daar blijf ik ook bij, maar dat neemt niet weg dat ik erg onder de indruk was van de vele negatieve details waarvan ik in ons gesprek kennis had genomen. In Rucphen vechten we op kleine schaal tegen de gemeente, Winnie vecht op grote schaal tegen wereldleiders en multinationals. Dat is even heel wat anders. Tegen middernacht verruilde ik de bank voor het bed, heb Ben niet eens meer horen komen en viel in een diepe slaap.

vrijdag 14 oktober 2011

014 – Zaterdag 8 oktober 2011 – nog in Rio

Zaterdag 8 oktober 2011. Als je vroeg gaat slapen, word je vroeg èn fit wakker. Misschien had mijn Moeder toch gelijk: “Alles wat je vóór twaalf uur slaapt, slaap je dubbel”. In elk geval stond ik om half zes alweer fris en vrolijk in het open raam naar buiten te kijken. De overbuurman begon de plantenperkjes te besproeien. De groenteboer kwam met een bestelauto de groente voor de dag afleveren bij Paysandu en ongetwijfeld ook het verse fruit voor ons ontbijt, en even later zag ik de receptionist arriveren in zijn burgerkloffie. Het is een ouderwets hotel waar we wonen. Met een prettige sfeer. Het bestaat al 79 jaar en is voordien een klooster geweest. Onze kamer is ruim en lijkt op onze oude “kamers ensuite” waar de schuifdeuren zijn uitgehaald. Vooraan onze bedden die ik voor de gezelligheid tegen elkaar heb aangeschoven, twee ruime ingebouwde wandkasten, twee openslaande ramen naar de Rua Paissandu met luiken. Daarachter een ruime kamer met een schrijftafeltje, nog een derde bed, en een koelkast met drankjes. En daarachter een ruime badkamer met douche, wastafel en WC afgesloten met een deur. Onze vriendin Gudrun had het niet beter voor ons kunnen uitzoeken. We zijn haar dan ook erg dankbaar voor het gebaar van vriendschap, èn naar ik aanneem, respect voor wat Ben voor Brasil gedaan heeft. Zelf heeft ze jarenlang in de binnenlanden van Amazonië gewerkt en groepen vrouwen begeleid in hun bewustwordingsproces, voordat ze haar oude beroep van onderwijzeres weer opnam en enkele jaren in Rio werkte. Nu staat ze weer in Duitsland voor de klas.
Na het ontbijt vertrokken we rond kwart over negen richting metro. Sandra Quintela had voor ons om tien uur een afspraak gemaakt met ene France (=Fráncy), afkorting van Francecleide, achternaam onbekend, die voorzitster is van een wijkvereniging vlakbij het gigantische voetbalstadion van Rio de Janeiro, Maracaná, met de klemtoon op de laatste “á”.
We wandelden onze straat uit en ontdekten tot onze grote verrassing dat het grote Christusbeeld dat hoog boven de stad verheven op de berg Corcovado staat, van hieruit zichtbaar was tussen de palmen door en als het ware onze straat inkeek! Of dat ook goed zichtbaar is op de foto die ik eraan waagde, weet ik niet. Ik heb het in elk geval geprobeerd.
We wandelden verder naar het metrostation en kochten vier enkele reizen, voor de rit heen èn terug. R$ 12,40. Omdat we pas geld hadden gepind, moesten we R$ 100 wisselen. Ik kreeg een stapeltje opgevouwen bankbiljetten terug met daarin de vier kaartjes en enkele muntjes erbovenop. De meeste toeristen steken zo’n stapeltje waarschijnlijk meteen in de portemonnee, maar ik voelde nattigheid. Nageteld, en wat bleek, er ontbrak een biljet van 5 reaal. Meteen terug gegaan en ten overstaan van de rij wachtenden de dame “ter verantwoording geroepen”. Ze nam alle geld terug, telde het na, en met een “desculpe”, sorry, “u hebt gelijk”, kregen we de ontbrekende 5 reaal erbij. Brrrr, dat ontlokte me wel even wat binnensmondse lelijke woorden. Zoiets had ik niet verwacht. Maar gelukkig waren wij in dit geval goochemer dan zij. We dachten dat we met een enkele trein het station “Maracaná” konden bereiken, maar op het weekend blijkt er maar één doorgaande metrolijn te rijden en moet er worden overgestapt op een soort van “weekendtrein” voor andere stations. Gelukkig dat we het aan iemand hadden gevraagd, die het ons uitlegde. Datzelfde vrouwtje hield ons tijdens de rit in de gaten en kwam ons nogmaals waarschuwen bij welk station we zouden moeten uit- en overstappen. Wat dat betreft, zijn de Brazilianen uiterst gedienstig en vriendelijk. Een ander voorbeeld hiervan maakten we mee op diezelfde rit. Er werd meteen een zitplaats voor Ben vrijgemaakt. Even later kwam er eentje vrij drie stoelen verderop. De mensen hadden in de gaten dat we bij elkaar hoorden. Meteen stonden er twee vrouwen op, deden een soort van stoelendans en maakten de stoel naast Ben vrij. Kom daar nog maar ’ns om in onze eigen bus of tram. Dat maakte weer wat goed na de dame aan het loket die ons had proberen op te lichten voor een paar reaal.
Maracaná is jaren geleden al gebouwd als het grootste stadion van Brasil, met 200.000zitplaatsen, voor dé voetbalclub van Rio, “Flamengo”. Dit stadion moet nu opgeknapt en verbeterd worden, omdat er hoogstwaarschijnlijk de openingsceremonie van de Wereldkampioenschappen Voetbal in 2014 gehouden zullen worden. Alhoewel de strijd hierover nog volop woedt in concurrentie met het grote stadion van “Corinthians” in São Paulo. Beide willen met de eer gaan strijken. De veranderingen zijn al in volle gang, getuige enkele grote kranen die boven de tribunes uitstaken. Vanaf Maracaná loopt een brede verkeersweg waarlangs straks de voetbalfans af en aan zullen reizen om het stadion te bereiken. Aan de ene zijde van die weg staan grote gebouwen die behoren bij een van de universiteiten. Deze gebouwen zien er “keurig” uit en mogen gezien worden door de buitenwereld. Aan de andere zijde van de weg, dat is een heel ander verhaal. Ooit, nu 33 jaar geleden, lag daar een stuk grond dat eigendom was van de aannemer die de metro bouwde. Die firma kwam in de schulden en verkocht de grond aan de gemeente. De gemeente “verkocht” de grond in kleine stukjes aan arbeiders die vanuit het Noordoosten naar de grote stad waren gekomen in de hoop op een beter bestaan. Zo’n 70 gezinnen kregen verlof op die grond een huisje te bouwen, maar kregen de grond niet meteen in bezit. Pas enkele jaren later zouden ze eigenaar worden van de grond. Die belofte is de gemeente nooit nagekomen. Intussen hebben ze op Braziliaanse wijze hun huisjes gebouwd, als niet afgewerkte blokkendozen die schots en scheef op en door elkaar werden geplaatst. Vóór de huisjes, en soms onder de huisjes, ligt pal langs de brede verkeersweg in kwestie een hele rij kleine bedrijfjes, variërend van 50 tot 300 m2. De eerste helft vooral werkplaatsen van automonteurs; de tweede helft handelaars in motoren- en auto-onderdelen. In totaal werk voor 129 personen, van wie de meesten een éénmanszaakje hebben. Het smalle trottoir voor de bedrijfjes wordt ook als werkruimte gebruikt; als voetganger moet je soms hinkstapspringen tussen de autobanden en oude motorblokken door. En op de meest rechtse baan van de autoweg worden de vele auto’s en motoren geparkeerd die opgeknapt of gerepareerd moeten worden. Daar langs heen raast het autoverkeer. Op deze zaterdagmorgen was er sprake van een zeer grote bedrijvigheid! Deze hele gemeenschap heeft zich zeven jaar geleden georganiseerd in een vereniging en noemt zich “Comunidade Metrô”, de Metro-gemeenschap. Wat is nu het geval? De FIFA is komen kijken en heeft verordonneerd dat het gehele complex verdwijnen moet. Nu kan ik me dat, door onze Westerse ogen bezien, best voorstellen. Het verdient niet bepaald een schoonheidsprijs. Op z’n Hollands gezegd, het is een zootje van jewelste. Maar, ook op z’n Hollands, zouden we hiervoor toch een voor alle partijen bevredigende oplossing zoeken. Nee, in Brasil doen ze zoiets veel minder elegant. De bewoners, die nu eigenaar zijn van hun huis, daarin dus geld hebben gestoken, maar nooit eigendomspapieren hebben ontvangen, moeten zonder verdere compensatie verhuizen naar een huurwoning aan de andere zijde van de spoorlijn in een groot betonnen appartementencomplex van 8-hoog, zonder groen eromheen, zonder een balkonnetje of anderszins een plek voor ontmoetingen, en met woningen van 44 m2, terwijl de meesten nu een grotere woning hebben. Een alternatieve oplossing had de gemeente gevonden in een wooncomplex op 70 km afstand van de stad. Enkele bewoners hadden dat geaccepteerd en waren al verhuisd. De leeggekomen woningen werden meteen door de gemeente vernield en onbewoonbaar gemaakt. Meer keuze was er niet wat de gemeente betreft. Wie niet wil verhuizen, loopt de kans te worden uitgezet. Op de plaats van de oude bedrijfjes komen 40 bedrijfjes terug van elk 40 m2, door middel van loting te verdelen onder de huidige eigenaren en te bouwen met hun rug naar de verkeersweg toe, waardoor ze ook nog eens moeilijk toegankelijk gaan worden voor de klanten. En die andere  70 man, moeten die dan maar elders werk gaan zoeken?? De vereniging Metrô had twee voorzitters gehad, die door de gemeente waren omgekocht en door de rest van de bewoners uit de wijk waren gegooid. Nu werd de vereniging geleid door een team van vier vrouwen onder leiding van France, die al eens bij de gemeente flink stampei had gemaakt voor een betere regeling, maar tot nu toe geen poot aan de grond heeft gekregen. Geen steun heeft te verwachten van een goede advocaat. En niet genoeg kennis en ervaring heeft om samen met andere soortgelijke probleemgroepen een vuist te maken naar de gemeente of in de media. Dit is een van de voorbeelden, waar de gemeente gewoon over de bewoners heen walst om de FIFA van dienst te zijn en de wereld te laten denken dat het in Brasil allemaal rozengeur en maneschijn is. Terwijl we tussen de huizen doorliepen, mocht ik van France fotograferen wat ik wilde. De vernielde woningen, de registratienummers op de gevels waarmee de gemeente onder valse voorwendsels de maten had genomen van elk huis, de opgehoopte viezigheid op het smalle straatje aan de achterzijde van de bedrijfjes. Het nieuws van onze komst was snel rond gegaan en volgens France “liepen we geen gevaar”. We wandelden langs een mini-terrasje waar een aantal bewoners van de vrije zaterdag zat te genieten. Al snel werden we uitgenodigd een biertje met ze te drinken. Het zijn allemaal arbeiders die er wonen, en iedereen heeft werk. Niemand is er rijk, maar echt arm zijn ze ook niet. In mijn ogen was er sprake van een “favela”, een krottenwijk, maar zelf zien ze dat niet zo. Binnen de kleine gemeenschap is geen sprake van criminaliteit en wordt de wijk niet beheerd door “drugs-baronnen”, waarvan er in Rio meerdere zijn. Van Nanko weten we dat er drie grote drugsbendes zijn die vele favela’s in handen hebben. We namen op het terrasje afscheid van de plaatselijke bakker, de kapper, de bareigenaar, en drie mannen die allen ergens als portier werken, en met France gingen we weer richting station Maracaná. Bij het laatste garagebedrijfje nam ze afscheid van ons en zei nog eens heel nadrukkelijk dat ik mijn camera nú moest opbergen, want vanaf hier stond ze niet meer in voor onze veiligheid….. Ben en ik waren onder de indruk van wat we gezien hadden. Dit was een duidelijk voorbeeld van mensenrechten die geschonden werden. Ik vrees dat we voor France en haar medebewoners weinig kunnen betekenen, maar misschien heeft onze aanwezigheid en belangstelling voor hun problemen ze een duwtje in de rug gegeven om nog harder voor hun zaak te vechten.
We doken de metro weer in, terug naar de georganiseerde en rijke wereld van de wijken Flamengo en Botafogo. We zochten hetzelfde terrasje op van gisterenavond, omdat ons dat goed was bevallen. Deze keer zat het stampvol, maar er was nog net één tafeltje vrij. Langzaamaan lieten we de ervaringen van deze ochtend los en werden we weer toeristen.
We dwaalden wat door de straten en straatjes, bij elke hoek van de straat keurig overstekend over de zebra. Doe je dat niet, dan ben je je leven niet zeker. Auto’s komen onverwacht van de kant waar je ze niet verwacht en flitsen dan werkelijk om je heen. Ik verzwikte mijn voet op een stoeprandje rond een palmboom, en kreeg al meteen visioenen van die keer dat ik jaren geleden in Aracajú een soortgelijke misstap had gemaakt, die me drie dagen uit de roulatie had gehaald, maar gelukkig viel het mee. Voor de zekerheid naderhand enkele keren Arnica op de enkel gesmeerd, en het leed was weer geleden. We deden nog enkele praktische boodschapjes, maar schrokken ons dood van de prijzen. Een klein doosje Niveacrème en een tube tandpasta kosten hier meer dan in NL. Zijn dit nu “Rio-prijzen” of is het leven werkelijk zo duur geworden? We merken het ook al aan de benzineprijzen. Die hangen hier omgerekend rond de Euro 1,40 voor benzine en Euro 1 voor alcohol. In het hotel namen we weer even rust. Om weer nieuwe energie op te doen voor een laatste promenade over de Praya do Flamengo, de boulevard langs het strand, want die kant waren we nog steeds niet heen gelopen. Tegen half vijf waren we weer zover en fris en fruitig gingen we weer op pad. Ik had al een paar keer, ook vanuit ons hotelraam, de grote vogels gezien die boven ons hoofd zweefden. Ze opgezocht op Google. En ik blijf erbij dat het Fregatvogels moeten zijn. Indrukwekkend! Lees maar wat Wikipedia erover zegt:
De fregatvogels (Fregatidae) zijn grote zeevogels uit de orde van de Suliformes. Ze zijn ruim een meter lang en hebben een spanwijdte van meer dan twee meter. Ondanks deze grote vleugels is de fregatvogel vrij licht en daardoor goed in staat tot zweven en vliegen. Uren achtereen kan hij boven de golven zweven, speurend naar prooi. Aan het wateroppervlak vangt de fregatvogel vooral vissen en weekdieren. Soms ontfutselt hij sterns of jagers hun prooi. Dit zogenaamde kleptoparasitisme is een eigenschap die bij de meeste soorten fregatvogels sterk ontwikkeld is. Fregatvogels nestelen in grote kolonies aan de kust of op naburige eilanden. De familie telt 5 soorten.[1 Een spanwijdte van meer dan twee meter. Dat is héél groot. Zou een ooievaar dat ook halen? Die vind ik ook al zo indrukwekkend wanneer ze hoog boven je hoofd zweven. Het was een mooie stranddag geweest en velen waren alweer op weg naar huis, stoeltje en badtas onder de arm. Op het strand werd volleybal gespeeld en we ontdekten ook nog een nieuwe vorm van deze sport: beachvolley, niet met de handen, maar met de voeten of het hoofd. Volleyvoetbal? Of voetbalvolley? Met twee aan twee waren ze een echte wedstrijd aan het spelen. Je moet wel van goede huize komen om die bal net als bij het echte volleybal in drie keer over het net heen te schoppen of te koppen. Aan de andere kant van het fietspad, dat ook gebruikt wordt voor de “caminhada”, de dagelijkse wandeling in marstempo als fitness-oefening, (vaak op advies van de huisdokter, zo weet ik van Zr. Fidélia in Araçuaí en van Bete in Teófilo Otóni, die dat beiden elke dag doen, 45 minuten stevig door wandelen!) hadden enkele jongelui een paar elastische banden gespannen tussen de palmbomen en waren zich aan het bekwamen als koorddanser. Waar het strand in basaltblokken overging, werd gezocht naar mosselen en andere schaaldieren, en stonden meerdere sportvissers te hengelen. Volgens ons werd er weinig gevangen. Het kleine “kat-visje” dat we zagen ophalen, werd meteen teruggegooid.
Dit alles onder het alziend oog van “Cristo Redentor”, het grote Christusbeeld, hoog achter ons en aan de andere kant van de baai het bekende “Suikerbrood”, “Pão de Açucar”, waar een kabelbaan per dag honderden toeristen laat genieten van het fenomenale zicht op Rio de Janeiro. Teruglopend richting de huizen liep een man voor ons met vier hondjes. Drie gewoon op hun eigen pootjes, maar nummertje vier in een speciaal voor hem ontworpen rugzakje, zo leek het. En dat klopte ook. De kleine, een grijs poedeltje van 12 jaar, gevonden als puppie van enkele weken hier in ditzelfde palmenpark langs het strand, had een lam pootje. Liep thuis op drie pootjes, maar buiten mocht ‘ie in de rugzak. De man sprak erover als was het zijn kind. Een van de andere hondjes, een vuilnisbakje, had hij ook als zwervertje uit het park mee naar huis genomen. Zo heeft iedereen zijn eigen wereldje, ook op die zaterdag op het strand van Rio de Janeiro.
Ik wilde graag nog één ding doen in Rio, en dat was een “chope” drinken, een tapbiertje, in een zaakje dat heet “Manoel e Juaquim”, een Portugees duo als bij ons Sam en Moos. Zoals in Nederland altijd grappen worden gemaakt over de Belgen, doen de Brazilianen dat over de Portugezen. En Manuel en Joachim zijn daarvan altijd de dupe. “Manuel is bezig een schilderij op te hangen, maar krijgt met geen mogelijkheid de spijker in de muur. Joachim kijkt ernaar en ziet dat Manuel de spijker in de muur probeert te slaan met de kop naar de muur toe. Oh Manuel, ik zie het al, zegt ‘ie. Deze spijker is bedoeld voor een schilderij aan de andere wand….” Flauw hè! Gudrun had ons twee keer mee genomen naar dit restaurant en ik wilde graag ons bezoek aan Rio afsluiten met een toast op haar op een plek waar zij heel vaak en heel graag kwam. We namen er een bescheiden kaas-ui-pasteitje bij, want de rest van de menukaart was onbetaalbaar, en het was even een heerlijk moment van nostalgie. Proost, Gudrun, dankjewel voor alles! De resterende honger zouden we wel stillen met de overgebleven crackers van onze laatste busreis. Eenmaal terug in de Rua Paissandu keken we nog eens achterom of Cristo Redentor ook in het donker te zien was. En dat was ‘ie. We hadden op TV gezien dat het beeld deze week precies 80 jaar bestaat. We rekenden de drankjes en de internetminuten af en bestelden een taxi voor kwart over zes de volgende ochtend. De tassen waren snel gepakt en we gingen slapen met een beetje weemoed dat ook dit deel van de reis weer voorbij was.

Zondag 9 oktober 2011. Naar goed Braziliaans gebruik (Brazilianen gaan vaak meerdere keren per dag onder de douche!) doken we beiden al héél vroeg nog even onder de douche. De ontbijtzaal was nog niet open, dus stapten we zonder ontbijt in de gereed staande taxi. In zo’n 40 minuten stonden we op Rio International airport. Onderweg had Ben het gesprek gaande gehouden met de jonge chauffeur die ons reed. Ja, zijn vader was ook taxichauffeur. Nee, hij deed niet aan sport en hield ook niet van voetbal. Nee, hij deed niets liever dan met een biertje in de hand met zijn vrienden babbelen. Nee, van de geschiedenis van zijn land wist hij niets. Nee, Indianen hadden het nog zo slecht niet, die waren nu toch rijk met alle grondstoffen die ze in hun gronden gevonden hadden. Ben werd er een beetje moedeloos van. Deze jongeman was 24. Zou de gemiddelde jongere echt zo weinig interesse hebben in de wereld om zich heen? Omdat we ook hier weer meteen konden inchecken op de voorkeursbalie, waren we veel te vroeg bij de poort van vertrek. We moesten langer wachten dan de vlucht naar Vitória zou duren. Een goede kop capuccino en een “pão de queijo” zoals die zijn moest, versgebakken en luchtig, doodden de tijd. De Boeing 737 was niet geheel vol, vertrok te vroeg en landde te vroeg. Kennelijk als alle aangemelde passagiers aan boord zijn, is er geen reden meer nog tien minuten te blijven staan. Winnie wachtte ons op in Vitória. Het was een blij weerzien. Winnie, ofwel Winfried Overbeek was ooit een vrijwilliger in de stichting Tito de Alencar. Hij had Wageningen gedaan, een jaar stage gelopen in São Paulo en vond een baan in Rotterdam bij Memisa. Hij verdiende er een mooi salaris, maar gaf er de voorkeur aan “in het veld” te werken. Vertrok voor veel minder geld naar Brasil 17 jaar geleden en is er niet meer weggegaan. Trouwde met de Braziliaanse Gilsa, en heeft er veel goed gedaan, o.a. in de begeleiding van groepen Indianen tegen de monoculturen van grote multinationals die op oude indianengronden eucalyptus hadden geplant. Met onze financiële hulp wisten ze de oude gronden terug te krijgen. Sinds kort is hij voorzitter van de World Rainforest Movement (www.wrm.org.uy) die haar zetel heeft in Montevideo, Uruguay. Hij reist daarvoor de hele wereld over om contacten te leggen met de landen waar het regenwoud behouden is gebleven, maar groot gevaar loopt alsnog te verdwijnen. Hij was al in Afrika (Mozambique en Congo) en gaat binnenkort naar Thailand. Ik wist niet eens dat er behalve Brazilië en Indonesië nog andere landen waren (zoals de Filippijnen) met oorspronkelijk regenwoud. Hij en Gilsa zijn hele goede vrienden van ons geworden en we houden regelmatig contact met elkaar. Gilsa ontving ons in hun huis met een lekker ontbijtje en dat was het begin van een heerlijk rustige huiselijke dag samen. Winnie was net terug van enkele lange reizen en ook hij kon wel een dagje rust gebruiken. Gilsa geeft les op een opleiding voor maatschappelijk werk, en doet daarnaast onderzoek naar de leefomstandigheden van diverse bevolkingsgroepen, zoals nu de vissersvrouwen van een mangrovebos in het Noorden van de Staat Espírito Santo. Van hen had ze, speciaal voor ons bezoek, een zak heel verse, hele grote garnalen meegebracht, die ze in een heerlijke almoço verwerkte. ’s Avonds zaten we nog een keer samen aan tafel met een fantasiegroentesoepje van Winnie en tot onze verbazing voegde Gilsa’s zoon André zich met zijn vriendinnetje Tahier bij ons aan tafel. Iets was hij normaal nooit deed als we bij hen logeren. Maar nu hij een vriendinnetje heeft, vond hij het kennelijk wel stoer en interessant tegenover Tahier dat er bij hem thuis gasten zijn uit het verre Nederland. We maakten het die avond niet laat en op de klanken van gestadig vallende regen op het afdak beneden ons raam, vielen we in slaap.

Maandag 10 oktober 2011. Na het ontbijt gingen we allemaal aan het werk. Winnie om zijn kantoorwerk bij te werken, Gilsa om haar lessen van die avond voor te bereiden, André om een college te volgen op de universiteit en Ben en ik om te schrijven en te proberen de gebeurtenissen die al voorbij waren, op papier her te beleven. Tussendoor maakte Winnie de “almoço” voor vandaag klaar, ik dropte een wasje bij Gilsa’s moeder en deed Ben korte hazenslaapjes. Kort na drie uur stapten we bij Winnie in de auto om een bezoek te brengen aan twee Braziliaanse zusters die in een volkswijk van Vitória een vrouwenopvang hebben. De beide zusters (Zr. Ana Maria van 68 en Zr. Nazaré van 78 jaar oud) hadden we twee jaar geleden ontmoet toen Ben een zeer emotionele lezing gaf over het leven van Tito de Alencar bij de plaatselijke organisatie van de Mensenrechten. Bij die gelegenheid hadden beide vrouwen ons uitgenodigd bij hen in de wijk te komen kijken. Die uitnodiging volgden we vandaag op. Naast een piepklein kerkje stond een parochiegebouwtje en daar troffen we 22 zwangere vrouwen die gezamenlijk aan het handwerken waren. Volgens mij deden ze allemaal hetzelfde werk, een randje festonneren van gekleurde katoen om een katoenen lakentje dat zou kunnen dienen voor het wiegje van de aanstaande baby. Het leek allemaal heel lieflijk en vredig, maar later begrepen we dat al deze vrouwen een geschiedenis hebben. Het meest dramatische verhaal betrof een vrouwtje dat haar elfde kind verwachtte van haar tiende partner! Geen van deze vrouwen had werk. Een van hen verzamelde afval van de straat en werd daarvoor betaald door de gemeente. Ze konden nauwelijks of niet lezen of schrijven. Slechts een paar hadden een partner. Een enkeling had een eigen plek om te wonen; de meesten woonden bij familie in.. Het enige dat de zusters voor ze konden doen, was ze wat zelfrespect bijbrengen. Bij een van hen had het ertoe geleid dat ze eindelijk was opgehouden te huilen. Zij werd voor het eerst van haar leven als een volwaardig mens beschouwd in de opvang door de zusters. Ben zong een paar liedjes en sprak wat bemoedigende woorden. Het uurtje handwerken eindigde met een bekertje chocola en een biscuitje en de vrouwen gingen naar huis. We praatten nog wat na met de zusters en met nog twee vrouwen die al jaren meehielpen bij het werken in de wijk. Omdat Zr. Nazaré een zwakke gezondheid heeft, zal zij waarschijnlijk per het einde van het jaar ermee moeten ophouden. Of de opvang in de huidige vorm dan zal blijven bestaan, is nog niet duidelijk. Ben wilde graag iets doen voor de vrouwen, maar zelfs het uitdelen van een klein baby-pakketje zou waarschijnlijk al organisatorische moeilijkheden opleveren, omdat de vrouwen komen en gaan en soms ineens weer uit beeld verdwijnen. In dit soort werk is continuïteit erg moeilijk. We brachten de fragiele Zr. Nazaré naar haar huisje ergens midden in de wijk. Ik voelde haar omacht over het werk dat ze deden en ik werd overvallen door een gevoel van eindeloze triestheid. Dat er nog steeds jonge vrouwtjes zijn voor wie geen plaats is in onze samenleving. Die aan de rand leven en maar moeten zien te overleven. Met kinderen aan hun rokken. Wat hebben wij dan een rijk leven, waarin we onze talenten mogen en kunnen ontwikkelen. We reden naar huis, praatten nog lang na. We gingen pas laat slapen.
Wordt vervolgd. Tjau, Patty++

woensdag 12 oktober 2011

13 - Donderdag 6 oktober 2011 – Rio de Janeiro

Donderdag 6 oktober 2011. Om zeven uur zaten we aan het ontbijt. Om half acht reed Vanessa de auto voor en na nog enkele foto’s bij het hek voor het huis, stortten we ons in de verkeersdrukte van São Paulo. Alleen al in de stad São Paulo wonen net zoveel mensen als in heel Nederland. Toch is de verkeersopbouw anders dan bij ons. Ze rijden hier veel feller. Trekken snel op en gaan vol op de rem pal achter de volgende auto. Schuiven in de file van links naar rechts en weer terug. Zien ze een klein gaatje, steken ze hun neus erin. Denkt de buurman er ook zo over, dan geldt het recht van de sterkste en gaat de verliezer op de rem. Ik verbaas me er steeds weer over dat het meestal nog goed gaat ook. Nee, het nieuwe zuinige rijden zoals bij ons is er hier echt niet bij. Ik rijd nu toch al 45 jaar auto en kan er in heel Europa aardig mee uit de wielen, maar in het Braziliaanse stadsverkeer zou ik me (nog) niet wagen. Vanessa blaast hierin aardig haar nummertje mee en al om tien over acht stonden we op het busstation. Waldemar ging met ons mee om op dat grote busstation met –tig busondernemingen en –tig bestemmingen ons te helpen de juiste bus en het juiste kaartje te vinden. We kozen voor de Expresso do Sul, de Zuiderexpres, en om precies half negen zaten we in de bus. Waldemar zwaaide ons uit. Het was fijn dat we enkele dagen samen waren. De volgende keer zou kunnen zijn als Waldemar 85 wordt, zo zei hij bij het afscheid, want dan wil hij een groot feest geven..... Brr, over zeven jaar pas. Dan is Ben 95. Zoiets noemen wij “bij leven en welzijn”. Maar of hij dan nog in een vliegtuig wil stappen??
De rit verliep voorspoedig. Voor een groot deel ging de route over tolwegen. Onze bus kon bij de tolpoortjes zo doorrijden en hoefde niet te stoppen. Eddy van de Groes had ons daarop al attent gemaakt. Ook hij heeft een zgn. abonnement “sem parar”, “zonder te stoppen”. Op de voorruit van de wagen bevindt zich dan een scan-sticker, die door de poort wordt gelezen. Zonder te stoppen wordt je doorgang geregistreerd en automatisch wordt het verschuldigde bedrag van je abonnement afgeschreven. Kennen wij dat op onze Zuideuropese tolwegen ook al?? Om elf uur stopten we 30 minuten bij een Graal wegrestaurant voor “lossen en laden”. Meerdere medepassagiers gingen al meteen aan de warme “almoço”. Wij hielden het bij een kop koffie en een bolletje “pão de queijo”, een kaasbolletje. Er zat zelfs capuccino in de zelfbedieningsautomaat. Om mogelijke honger voor te zijn, namen we een pakje crackers mee voor in de bus. Het afwisselende landschap hield me wakker. Maar het was een landschap duidelijk door mensenhanden bewerkt. Eucalyptusplantages, uitgegraven wateropslagplaatsen met kleine elektriciteitscentrales, kaalgeschoren velden met wat vee, en hoera, ook nog enkele dicht begroeide hellingen. Die zouden nog een overblijfsel kunnen zijn van het Atlantisch regenwoud. Op een bepaald moment splitste zich de snelweg. Wij namen de hoge route, de tegenliggers waren over de lage route gekomen. Nou, daarvoor gingen we toch wel even rechtop zitten. Een fenomenale afdaling door een ongerept stuk regenwoud. “Serra das Araras” heette de bergrug waarover we reden, de serra van de ara’s, van die grote felgekleurde papegaaien. Een prachtige weg met mooie vergezichten en ver beneden ons zicht op de weg met de tegenliggers. Weer beneden in het dal zag ik ook nog een goederentrein, die ongetwijfeld een industriegebied in de staat Rio verbond met een zeehaven. Daarna werd de groene wereld buiten steeds meer een stenen wereld en begonnen de dichtbevolkte buitenwijken van Rio de Janeiro. Wat maken de Brazilianen toch een zootje van hun volkswijken. Opgestapelde onafgebouwde blokkendozen, volgekalkt met grafiti, en overal tralies voor. Zo’n aanblik word je niet echt vrolijk van. Er stonden overal dikke rijen met auto’s en daar waar de files echt tot stilstaan kwamen, liepen tientallen straatventers ertussendoor met drank en etenswaren, kranten of reclamefolders. Voor de bussen en taxi’s was er helemaal links een extra rijbaan en onze bus kachelde rustig door langs alle files zonder enig oponthoud. Om 14u40 reden we de Rodoviário binnen van Rio de Janeiro. Daar zouden we worden opgehaald door ene Sandra Quintela, van PACS, een vormingsinstituut. Het contact met Sandra is tot stand gekomen dankzij Winnie, onze vriend Winfried Overbeek uit Vitória, die later in onze blog ter sprake komt. Winnie heeft een groot netwerk van contacten en ons op Sandra’s spoor gezet. We hadden met haar afgesproken dat een taxichauffeur ons bij de Info-post op het busstation om half vier zou ophalen. Het was even zoeken naar de juiste info-post, en een gesleep met onze vier tassen van de ene hal naar de andere, trap op en trap af, maar het lukte. We parkeerden onszelf op een bankje in afwachting van wat er komen ging. Daarna ging ik op zoek naar de damestoiletten om een plasje te gaan doen. Oeps, een toegangspoortje, een balie met een vrouwtje erachter, een bordje met R$ 1,50 entree, en een bordje erbij dat mensen boven de 60 gratis toegang hebben mits met identiteitspapier. Ik terug naar ons bankje, mijn paspoort opgehaald, en me aangemeld bij de dame aan de balie. Lach niet, ik moest een registratieformulier invullen met naam en woonplaats, en toen pas mocht ik door het draaimolentje dat toegang gaf tot de WC’s. Tjonge, jonge, dat allemaal voor een plasje! Maar het verhaaltje is nog niet uit. Ik lette even niet op dat de WC-rolhouder aan de voorzijde niet goed afgesloten was. Gaf een rukje aan het papier, en ja hoor, de hele rol vloog eraf en rolde zo onder de scheidingswand door naar de toilet ernaast. Probeer dan maar eens met je voet die rol terug te halen. Hij rolde steeds verder af in plaats van dat ‘ie naar me terug rolde. Enfin, gelukkig zat er niemand op de WC ernaast en kon ik de rol weer opvissen. Èn vervolgens oprollen. Zo maakt een mens nog eens wat mee op z’n lange reis. Ben, die eigenlijk ook richting toiletten had gewild, zag er toch maar van af. Al die poespas had hij geen zin in! Hij wandelde vervolgens richting Info-post en kwam tot mijn stomme verbazing al meteen terug, niet met een taxichauffeur, maar samen met Sandra zelf. Die grijze baard is er tussen al die mensen kennelijk toch wel gemakkelijk uit te halen, want Sandra was zo op hem toe gelopen. Omdat hun vaste chauffeur die middag niet beschikbaar was, had ze besloten om zelf te komen en ons meteen naar het hotel te brengen, in plaats van via haar kantoor in de stad. In twintig minuten stonden we in de Rua Paissandu in de wijk Flamengo. En daarachter zit weer een kort verhaaltje. Twee jaar geleden hadden we mogen logeren bij een Duitse vriendin, Gudrun Sach, op dat moment lerares op een Duits college in Rio, in een prachtig appartement 7-hoog aan de Praya do Flamengo, een mooiere plek kun je je niet voorstellen om te mogen logeren. Gudrun was inmiddels in Duitsland teruggekeerd. We hadden haar gevraagd of ze misschien een logeermogelijkheid voor ons wist bij een van haar vele bekenden in Rio. Haar antwoord was uiterst verrassend: “Er is een kamer voor jullie gereserveerd in Hotel Paysandu, pal om de hoek van mijn oude appartement en de rekening is al betaald”. En daar stonden we nu, in de Rua Paissandu. Het hotel bleek te liggen op nummer 23, helemaal aan het begin van de straat, op misschien 50 meter van de Praya do Flamengo. Heel bijzonder, ook nog eens op Bens geluksgetal 23. Terwijl Ben met Sandra in gesprek ging in de hal van het hotel, ging ik ons inchecken bij de receptie en werden onze tassen naar boven gebracht. Kamer 200, op de tweede etage, aan de voorzijde boven de ingang, met, jawel, tussen de palmen door uitzicht op de Praya do Flamengo. Kun je je voorstellen, een wuivend palmendak pal voor je slaapkamerraam in een van de mooiste wijken van Rio de Janeiro? Ik voelde me net de koningin. En dat gevoel zal nog wel enkele dagen bij me blijven. Voor mij is Rio heel bijzonder. Qua ligging, qua sfeer van bruisend leven. Hoort denk ik toch wel bij de mooiste steden ter wereld. Het gesprek tussen Sandra en Ben ging over de Wereldkampioenschappen Voetbal in 2014 en de vele negatieve aspecten die daaraan verbonden zijn. In het hele land moeten alle voetbalstadions vernieuwd of opgeknapt worden en de omgeving ervan schoongeveegd van armoede, ellende en viezigheid. Daarvoor worden grote groepen mensen gedwongen uit hun huizen of bedrijfjes gezet, maar krijgen daarvoor geen of veel te weinig compensatie om elders opnieuw te kunnen beginnen. Dit soort onrechtvaardige situaties wordt in elke stad waar een voetbalstadion is, geregistreerd en in de gaten gehouden door een “Comité Popular da Copa”, een “Volkscomité van de Wereldbeker”, en deze comités hebben zich inmiddels landelijk verenigd en georganiseerd. Heel veel landelijk opererende sociale bewegingen en basisgemeenschappen hebben zich hierbij al aangesloten. Bens doel is om zich op de hoogte te stellen van de bevindingen van het landelijk comité om, eenmaal terug in Nederland, hiervoor aandacht te vragen in de media. In Peking en Zuid-Afrika hebben we gezien hoe voor een internationaal sportfestijn de mensenrechten met voeten getreden werden en we vrezen dat dit ook in Brazilië op grote schaal zal gebeuren. Uit ervaring weten we ook dat Brazilianen zeer gevoelig zijn voor kritiek vanuit het buitenland. Sandra en de PACS waarvoor ze al dertien jaar werkt (met het doel basisgemeenschappen politiek bewust te maken, zodat ze voor zichzelf en hun rechten als burger kunnen opkomen) maakt ook deel uit van het Comité. Afgesproken werd dat ze de volgende middag een bijeenkomst zou organiseren op het kantoor van PACS met enkele betrokken comitéleden om Ben “bij te praten”.
Nadat Sandra vertrokken was, gingen we samen naar boven. Ben pleegde nog enkele telefoontjes voor nog twee afspraken en daarna hadden we de avond aan onszelf. Gewoon weer even toerist zijn in Rio. Na een korte rust gingen we op verkenning in de wijk, op zoek naar de plekjes en barretjes die we met Gudrun twee jaar geleden hadden bezocht. We aten in een klein restaurantje van natuurvoeding, dit keer niet per kilo, maar per onderdeel op je zelf samengestelde bord, en Ben haalde er een blikje bier bij van de naastliggende bar. Zoiets zou je bij ons niet in je hoofd halen, maar hier maakt niemand zich er druk om. Wilt u nog een plastic bekertje erbij, meneer? Nou graag! Het eten was er ook nog eens heerlijk. We slenterden terug naar de Paysandu. In het hotel zou er een draadloos netwerk moeten zijn, maar het lukte me niet verbinding te maken. Brrrrr, iets met de netwerkadapter zou niet in orde zijn?! Uiteindelijk heb ik een herstelpunt op mijn computer geprobeerd, en toen deed het Internet het ineens wel. Ik blij dat het toch gelukt was. Maar ik juichte te vroeg, want het hotelnetwerk vroeg om een kamernummer en een gastennaam. OK – kamer 200, naam Strik. Geen reactie. Weer eens bellen met de vriendelijke Pedro beneden aan de receptie. Onder welke naam staan wij bij jullie ingeschreven? “STIK, mevrouw” Oh, dan is dat probleem dus opgelost. Kamer 200 – naam Stik. Maar toen was ik er nog niet. Want het hotel blijkt kosten in rekening te brengen voor het gebruik van het Internet. Dat was weer een nieuwtje voor mij. Voor gebruik de hele dag 15 reaal, of 10 reaalcent per minuut. Ik koos voor het laatste, en toen was ik eindelijk aangesloten en konden we onze E-mails weer binnenhalen. Ik was zeker een uur aan het prutsen geweest. Ben lag inmiddels al lang op één oor. Ik besloot hetzelfde te doen en op de zachte klanken van het ruisende palmendak voor ons slaapkamerraam, was ook ik snel vertrokken.

Vrijdag 7 oktober 2011. Zoals in alle grote steden, is het ook in Rio al vroeg dag en dringen de geluiden van de straat al snel naar binnen. Luid optrekkende motoren, ronkende dieselbussen, harde autoradio’s, blaffende honden, het hoort allemaal bij de stad die ontwaakt. Ben ging al meteen schrijven. Ik besloot eerst mijn reistas eens opnieuw te ordenen. Organisator als ik ben, grijp ik graag op een vaste plaats naar de dingen. Daarna ben ik nog een tijdje uit mijn raam gaan hangen. Beneden was aan de overzijde van de straat een man met een grote cowboyhoed op, bezig een karretje te organiseren met afvalmaterialen. Rondom de kar lagen stapels karton, blikjes en oud ijzer, en hij was het aan het sorteren en opnieuw aan het opladen. Zorgvuldig werd alles opgestapeld en met touwen vastgebonden. Helemaal bovenop twee grote mandflessen. Van de portier hoorden we later dat hij hier elke morgen komt om de oogst van de vorige dag zodanig te sorteren dat hij het kan inleveren op de daarvoor aangewezen plaatsen en er geld voor krijgt. Bij voorbeeld voor een kilo bier- en limonadeblikjes ontvangt hij R$ 8, iets meer dan drie Euro. Zo zijn er honderden die met een handkar door de stad lopen om afval te verzamelen en een centje te verdienen. Na het ontbijt schreven we beiden nog even aan onze reisverslagen en om elf uur gingen we naar beneden om Nanko van Buuren te ontvangen. Nanko woont hier al zo’n dertig jaar en samen met zijn vrouw Anna hebben ze heel veel goed gedaan voor de bevolking van Rio in het algemeen en voor de gehandicaptenzorg in het bijzonder door middel van hun organisatie IBISS. Op hun website (www.ibiss.com.br) lees ik: “Reeds 20 jaar is IBISS een wapen in de strijd tegen sociaal maatschappelijke uitsluiting. Met meer dan 60 verschillende projecten richt ze zich op de meest kansarme groepen binnen de Braziliaanse samenleving zoals bewoners van sloppenwijken (favelas), straatbevolking, prostituees, mensen die op vuilnisbelten werken en gehandicapten.” We kennen Nanko al jaren en dit keer wilde Ben graag met hem spreken vanwege de voetbalkampioenschappen. Nanko heeft een enorm netwerk van contacten, zowel in Brazilië als in Nederland en misschien zouden we plannen kunnen samenleggen. Een klein voorbeeldje van zijn contacten was de recente reis van het Nederlands elftal naar Brazilië voor een vriendschappelijke voetbalwedstrijd. Nanko nam Bert van Marwijk, onze bondscoach, mee naar Vila Cruzeiro, een van de meest gewelddadige wijken van Rio. (Wij waren daar twee jaar geleden ook samen met Nanko en zijn vrouw!) De bewoners van de wijk, voetballiefhebbers bij uitstek, vonden het helemaal te gek dat de bondscoach van zo’n belangrijk team als Nederland zich verwaardigde bij hen in de wijk zijn gezicht te laten zien. Voor wat betreft de “Copa” vond Nanko het nog te vroeg om al acties te ondernemen. Hij houdt de vinger aan de pols in het plaatselijke comité, waarin een van zijn medewerkers zitting heeft. Bovendien is de eerstvolgende bijeenkomst van het landelijk comité pas gepland voor februari volgend jaar. Gedacht wordt nu, als de tijd rijp is, aan de ene zijde van de Oceaan aan een team van Nederlanders die al jaren in Brazilië leven en maatschappelijk betrokken zijn in de diverse regio’s van Noord tot Zuid. En aan onze zijde aan een team van journalisten en media-correspondenten, zoals b.v. Marjon van Royen, de correspondente van de NOS. Daarnaast heeft Nanko goede contacten met Romário, de oud-PSV’er, die inmiddels gedeputeerde is in de Staat Rio de Janeiro. Weliswaar liggen zijn politieke sympathieën rechts van het midden, maar zijn voetbalhart klopt nog wel mee. Ik had gevraagd aan de receptie of we tijdens ons gesprek met Nanko koffie konden krijgen. Ook dat werkt hier iets anders dan bij ons. “Haalt u het maar uit de eetzaal, mevrouw!” Brazilianen zetten vaak een thermoskan met warme zwarte-koffie-met-suiker klaar en schenken zichzelf dan een “kleintje” koffie in. Hetzij in een klein kopje, hetzij een klein beetje in een grote beker. En inderdaad, in de eetzaal stond een kan gloeiendhete koffie – het ontbijt was toch al een uurtje of zo voorbij – en ik kon mezelf zonder problemen, zelfs twee keer, bedienen van drie kopjes “cafèzinho”. Na Nanko’s bezoek zijn we eerst geld gaan pinnen. Dat kon niet bij de bank, wan de bankemployees zijn al dagenlang in staking voor een beter salaris. Dan maar gezocht naar een “caixa electronica” ergens in een supermarkt. Die was gelukkig snel gevonden, ook al omdat ik me dat nog vaag herinnerde van twee jaar geleden. Met weer wat centjes in de portemonnaie zijn we op zoek gegaan naar een niet al te dure plek om wat te gaan eten. De keuze viel op een goed uitziend zaakje, met de ludieke naam Boomerang Mix, met enkele betaalbare dagaanbiedingen. Helaas, het was een bordje vol met “fastfood-productie”. De succo erbij was wel lekker fris en vers, dus dat maakte weer wat goed. Volgende keer beter. We gingen terug naar het hotel voor een korte rust en wandelden kort na twee uur richting metro voor een afspraak om drie uur op het kantoor van Sandra. Het metrosysteem is hier niet zo uitgebreid als in andere grote steden, meer een langgerekte lijn met een enkele aftakking. Het kantoorpand waar PACS kantoor houdt, was snel gevonden. Een royale entree met receptie wekte verwachtingen. Daar moesten we ons eerst identificeren. Helaas lagen de paspoorten in de hotelkamer, maar geen nood, Bens gezicht op de kaft van zijn boek voldeed ook. Onze namen werden genoteerd en met de lift gingen we naar 7-hoog. In een piepklein kantoortje waren meerdere mensen aan het werk. Ieder met een bureautje en een computer. Afgescheiden met enkele kasten. Één klein rond tafeltje was beschikbaar voor vergaderingen. Het was om het benauwd van te krijgen. Sandra ontving ons, maar deelde ons mee dat ze meteen weer afscheid van ons moest nemen, want ze moest naar een begrafenis. Een pater Augustino Preto was gisterenavond overleden en werd vandaag begraven. (Begraven worden binnen 24 uur na overlijden is heel gewoon in een tropisch land.) Hij was de oprichter van het landelijke arbeiderspastoraat en tevens 25 jaar voorzitter geweest van PACS. Ze liet ons achter in de handen van Miguel Borba da Sé, haar intelligente naaste medewerker en een jonge knappe gast om te zien, en Marcelo Edmundo van de Movimento da Moradío, de “Beweging van huisbewoners”, ook lid van het plaatselijke Comité da Copa. Er werden afspraken over en weer gemaakt voor onderling contact en daarna nam Ben de tijd om te vertellen wie hij nu eigenlijk was en wat hij voor en in Brasil gedaan heeft. Belangrijk om te voorkomen dat mensen zich afvragen waarom die vreemdeling zich met hun zaakjes komt bemoeien. De powerpoint werd door Miguel gekopieerd en bleef bij hen achter. Ben stal weer de show door tussendoor wat liederen te zingen, waardoor meerdere nieuwsgierige hoofden om de hoek van het kleine kamertje verschenen. Om kwart over vijf stonden we weer op straat. En zoals we gekomen waren, gingen we weer naar huis, met de metro. Maar we stapten een halte verder uit, in de wijk Botafogo. Thuis rustten we wat uit, verkleedden ons in een iets netter hemmetje en om zeven uur waren we beneden in de hal in afwachting van de komst van ene Fernando Campos en zijn vrouw, die Ben had leren kennen via Internet. Om het wachten te doden, dook ik even op de computer van het hotel, die vlak naast de ingang stond. En wat las ik? Een berichtje van Fernando dat ze om medische redenen rondom zijn vrouw helaas niet konden komen. Het eerste moment van teleurstelling ging snel voorbij en maakte plaats voor een fijn gevoel van weer een vrije avond. We wandelden richting Botafogo en vonden een leuk terrasje met zeer goed uitziende verse mini-pizza’s. Ideaal voor de “jantar”. We lieten ze volgen door een grote “caipirinha” en proostten die avond op Angela. En weet je waarom, Angela? Omdat op deze dag in mijn kleine aantekenboekje dat ik van jou kreeg, bovenaan stond geschreven: “Op Angela ’n glaasje drinken!” En dat deden we dus. Het was een heerlijke avond, lekker temperatuurtje (23 graden), gezellige drukte om ons heen. We gingen weer huiswaarts. Om kwart over tien nam de roes van de caipirinha bezit van ons en vielen we in een ontspannende slaap....
Wordt weer vervolgd. Tjau, Patty+++
.