woensdag 26 oktober 2011

16 - Donderdag 13 oktober 2011 – nog in Goiánia

Donderdag 13 oktober 2011. Donderdagmorgen zag mijn wereld er weer zonniger uit. We mestten eerst samen tas no. 4 uit, John’s oude koffertje, gevuld met alleen maar papier. Want je houdt het niet voor mogelijk hoeveel materiaal je op zo’n reis verzamelt. Een folder hier, een boek daar. Een CD hier, een DVD daar. En dan bewaar ik ook nog eens alle bus- en vliegtickets, want je weet maar nooit of er nog eens een “plakboek” van komt. We ontbeten met Irene en Nilton aan de keukentafel. Irene liet gelukkig de formele poespas van gisteren achterwege. We waren voor haar weer gewone mensen geworden. De gesprekken gingen over “vroeger”, maar ook heel veel over het denken van nu. Ben en Nilton liggen daarin aardig op één lijn. Het terras was al gauw weer mijn plekje, met mijn computer op schoot, en de vogels op korte afstand die in de voederkast kwamen eten. Ben zat aan tafel om zijn gesprek van vanmiddag met de bisschop voor te bereiden. Tegen twaalf uur gingen we samen naar de stad, waar Nilton en Irene ons kennis wilden laten maken met de specialiteit van de Staat Goias, maïsproducten. In een “padanheria” kregen we een “pakketje” op ons bord, ingepakt in maïsbladen. De inhoud was een mengsel van wat vlees en kruiden ingebed in polenta. Irene bestelde nog enkele maïspasteitjes èn nog een zoet “pakketje”; dat laatste was iets te veel van het goede en hebben we maar mee naar huis genomen als toetje bij de volgende maaltijd. We reden wat door de stad. Een prettig aandoende stad, vergelijkbaar met Curitiba. Schoon. Geordend. Veel nieuw- en hoogbouw. Er is behoorlijk wat kleine industrie in de omgeving en die biedt goede werkgelegenheid, zodat er geen favela´s zijn. Er is ook plaats voor groen. Bomen in de straten. Enkele parken. We stopten bij een van de parken vanwege de aapjes die er leven. Vergelijkbaar met onze Apenheul. Er leven honderden “Macácos Prego” in vrijheid. Ik weet helaas geen Nederlandse naam. Slanke middelbruine aapjes met een zwart petje. 30 tot 40 cm groot. Ze hebben een zekere schuwheid behouden. Als je al te dicht bij ze komt, trekken ze zich terug. Goochem zijn ze ook. Er zat er eentje op het dak een harde vrucht stuk te slaan, zodat hij ervan kon eten. Er waren enkele groepen scholieren die een begeleide rondtoer kregen in het park. Via de aapjes moest ik even denken aan Mark van Roosmalen, een Nederlandse wetenschapper die zijn leven heeft gewijd aan onderzoek naar apen. Hij heeft in het Amazonewoud meerdere nieuwe apensoorten ontdekt en gecatalogiseerd. Omdat hij er ook enkele in zijn privétuin had, misschien om ze tijdelijk te verzorgen en later weer terug te zetten en ze tegelijkertijd goed te kunnen bestuderen, werd hij van “dierenroof” beschuldigd en kreeg hij 14 jaar gevangenisstraf. Wat zijn de regels in dit land toch tegenstrijdig. Aan de ene kant mag er alles, aan de andere kant mag er niets. Mensen die op grote schaal hun medemens belazeren, gaan gewoon vrijuit. En een excentrieke buitenlander wordt gestraft alsof hij een moord begaan heeft. Hij was genaturaliseerd en daarom kon de Nederlandse overheid hem aanvankelijk niet helpen. Dankzij veel steunbetuigingen in Nederland en daarbuiten (Godzijdank voor het Internet in dit soort gevallen!) heeft hij zijn Nederlandse nationaliteit terug gekregen en heeft hij Brazilië mogen verlaten. Hij woont nu in Amerika, maar zijn geliefde apen in de Amazone zal hij nooit meer kunnen bezoeken. Terug in de auto deed Ben even zijn ogen dicht en was meteen vertrokken. Wat kan die man toch makkelijk slapen wanneer hij echt moe is. Intussen probeerde Irene me uit te leggen hoe haar mobieltje werkte, zodat ik na het gesprek met de bisschop hen kon bellen om ons weer op te halen. Dom Tomás ontving ons, maar was in het begin wat afstandelijk. Ik begreep dat hij even moeite had om Ben te plaatsen. Uiteindelijk is de bisschop ook 88 en was onzeker wie hij nu voor zich had. Ben liet hem een document zien waarop de naam “Brasil op weg” voorkwam. Aaaaahhhh, toen viel het kwartje. Ineens was hij er. Brasil op weg in Utrecht, de ontmoeting met de Dominicanen en de theoloog Edward Schillebeecks in ons huis in Nijmegen, het Russell tribunaal in Den Haag ter verdediging van de Indianen in Amazonië, de inzegening van onze Brasilhoeve in Nijmegen voor de Stichting Tito de Alencar. Allemaal bijeenkomsten waarbij hij en Ben contact hadden gehad met elkaar. Vanaf dat moment werd het gesprek open en vriendelijk en bespraken beide mannen vele onderwerpen en vele wederzijdse interessen. DomTomás had ook Bens boek “Sterven om te Leven” gelezen en het interessant gevonden. We lieten de brief bij hem achter van de Indianen van de Chapada de A en hij gaf ons een naam en telefoonnummer van een pater Franciscaan in de regio Vitória die de Indianen zou kunnen ondersteunen bij hun strijd. Hij noteerde de naam van Casimira Beksta, een oude pater Salesiaan in Manaus die een rijk archief heeft van Indianentalen, door hemzelf in 50 jaar werken onder de Indianen samengesteld, waaraan de congregatie nooit waarde heeft gehecht. Hij kende deze pater en ging zeker contact zoeken met de overste van de Salesianen in Manaus om dit archief voor de toekomst veilig te stellen. We hebben meer dan twee uur bij hem gezeten. Daarna liet hij ons nog het huis en de tuin zien en vroeg het meisje in de keuken, die eigenlijk al op punt stond om naar huis te gaan, om nog wat koffie voor ons te maken. Ik probeerde contact te maken met Irene om te vragen ons op te komen halen, maar had “ruzie” met het mobieltje. Toen pakte de bisschop zelf maar de telefoon en met de boterham in de ene hand en de telefoon in de andere, belde hij Irene. Tja, bisschoppen zijn ook maar gewone mensen. In elk geval zijn beide mannen van 88 aan elkaar gewaagd. Beiden nog alle dagen actief. Dom Tomás nog steeds als adviseur van de CIMI en de CPT en hij mengt zich via Internet nog in allerlei zaken die hij onrechtvaardig vindt, zelfs ten aanzien van water, want begin 2012 reist hij naar Marseille voor een wereldcongres over water. Een indrukwekkende man om te ontmoeten en een hoogtepunt op de reis.
Thuis aten we samen nog wat. Ben ging weer babbelen met Nilton in de TV-kamer; ik trok me terug, met de airco aan (het was er 28 graden), in onze slaapkamer en werkte aan mijn reisverslag. Pas om half één gingen we slapen.

Vrijdag 14 oktober 2011. Om zes uur dook Ben de douche al in. Het was gaan regenen en samen hebben we staan kijken voor de open raam naar een enorme wolk vliegende insecten. Het zouden vliegende mieren geweest kunnen zijn. Er knalden ook enkele onweersslagen door de lucht. Goed voor de boeren die regen en voor ons werd het iets minder warm. We brachten de dag in rust door. Schreven was, praatten wat, aten wat en sliepen wat. Even op adem komen. Om vijf uur stonden de tassen weer gepakt, namen we afscheid van Irene, die niet mee ging naar het vliegveld, en stapten in Nilton’s auto. We stopten bij de Universiteit waar Nilton zo’n 30 jaar had gewerkt om een fotokopie te maken van een document dat we wilden meenemen. Het lijkt wel of alle ex-Salesianen die we op deze reis hebben ontmoet, iets met de universiteit hebben. Bijna allen hebben ze, nadat ze zijn uitgetreden, een goede baan gevonden als leraar of professor op een universiteit en hebben boeken geschreven. Nilton maar liefst vier stuks over het vak waarin hij les heeft gegeven. De priesteropleiding vormt daartoe kennelijk een zeer goede ondergrond. We reden door de stad om naar het vliegveld te komen. Het viel me nog weer eens op hoeveel luxer het leven geworden is in de grote stad sinds ik voor de eerste keer in Brasil kwam. Dat was in 1992. Toen waren er alleen oude roestbakken die hun beste tijd gehad hadden. Nu rijden er allemaal nieuwe auto’s op straat. Zijn de ezelwagentjes bijna uit het straatbeeld verdwenen. Zijn er winkels met dure kleding. Luxe cadeauwinkels. Enorme shopping centers, die we in Nederland gelukkig nog niet kennen. Ook binnenshuis zijn de meeste huizen waar we kwamen, beter afgewerkt. Meer tegels op vloeren en wanden. Overal douches met koud èn warm water. Destijds praktisch overal alleen maar koud water. En was er al sprake van een douche met warm water, dan zaten er boven de douchekop vier elektrische draadjes die met een stukje isolatietape gewoon in de lucht hingen. Nu zijn er mooie chroomknoppen en douchekoppen met verstelbare sproeiers e.d. net als bij ons. Èn, toppunt van alles, in het huis van Nilton mochten we het W.C. papier gewoon doorspoelen in de W.C. pot. Zijn luxe bungalow is daarop berekend! En het emmertje naast de pot mag weer gewoon als prullenmandje dienst doen! Ik herinner me nog dat ik mijn reisverslag van destijds besloot met de zin: “En gelukkig mogen we thuis het W.C. papier weer gewoon doorspoelen”.
We bedankten Nilton voor alle gastvrijheid en vriendschap die we hadden ondervonden van hem en zijn vrouw. En daar stonden we weer. Op een vliegveld. Op weg naar het volgende doel van onze reis, Fortaleza. Om 19u20 vertrok onze vlucht, maar deze ging niet rechtstreeks. We moesten overstappen in Brasilia en daar maar liefst anderhalf uur wachten op de aansluitende vlucht. Je raakt zelfs aan wachten gewend en Bens puzzelboekje Zweeds deed weer even goede diensten. Het was loeidruk op Brasilia airport en de stem van de omroepster meldde iedere paar minuten weer een vlucht naar een andere bestemming. Eindelijk, een half uur te laat, was Fortaleza aan de beurt en in plaats van precies middernacht, arriveerden we pas om half één op onze bestemming. Ben wist zeker dat we onze volgende gastheer, wederom een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, bericht hadden gegeven van onze aankomst. Maar wie er was, geen Ginésio. De telefoonkaart die we ooit op São Paulo hadden gekocht en nog niet nodig hadden gehad, kwam nu van pas. Hij nam meteen op en zei: “We komen eraan!” Was hij het misschien vergeten?? Een half uurtje later stond hij met een grote grijns op zijn gezicht voor onze neus, en zonder enige vorm van excuus loodste hij ons naar de auto van zijn zoon Ricardo. Zelf bleek hij geen auto te hebben. Later legde hij uit dat zijn vrouw had gezegd dat hij beter thuis kon wachten totdat er zekerheid was dat we ook echt zouden komen die nacht. Enfin, ook dit avontuurtje liep goed af en om half twee lagen we in bed in de kamer van Ricardo. Het bed was wél voor ons opgemaakt. Of Gracinha, Ginésio’s vrouw, dat pas had gedaan in het uurtje dat haar man en zoon op weg waren naar het vliegveld, dát vertelt de geschiedenis niet meer. In elk geval bleek later dat we uitermate welkom waren in Huize Gomes da Silva.

Zaterdag 15 oktober 2011. Op zaterdagmorgen stond het ontbijt op tafel en maakten we kennis met de echtgenote, Gracinha. En in de loop van de ochtend lieten vijf van de zes kinderen even hun gezicht zien, want ze woonden allemaal nog bij Moeder thuis. De jongste 24! Ben geniet zichtbaar van dit soort ontmoetingen en in de kortste tijd werd er alweer samen gezongen. De ochtend verliep verder in huiselijke sfeer en Gracinha bereidde een lekkere spaghettimaaltijd. De kinderen liepen ook daarbij gewoon in en uit, schepten een bordje vol en zetten zich ergens op een kruk, wanneer het hen uitkwam. Samen aan tafel hoort ook hier niet echt bij de gewoontes. Na de lunch kwamen Claudionor Evangelista (getrouwd priester en ook ex-Salesiaan) en zijn vrouw Margarida ons ophalen, het echtpaar bij wie we twee jaar geleden enkele dagen hebben gelogeerd, maar die ons nu niet konden hebben wegens een enorme lekkage in hun appartement. Samen gingen we naar een regionale bijeenkomst van de “Movimento das Familias dos Padres Casados”, de landelijke organisatie van Gehuwde Priesters en hun familie. Ginésio ging met ons mee. Het was even zoeken, want de bijeenkomst vond plaats bij een van de leden thuis en Lou, een Nederlander, woonde in een volkswijk ver buiten het centrum. Later zou blijken dat het klooster waar we twee jaar geleden ook nog enkele dagen hadden gelogeerd, hier op een steenworp afstand vandaan lag. Er kwamen 35 personen naar de bijeenkomst, mannen en hun vrouwen, en tot mijn verrassing waren er zeker zes Nederlandse uitgetreden priesters bij. Er stonden twee punten op de agenda, de tweejaarlijkse landelijke bijeenkomst die begin volgend jaar in Fortaleza wordt gehouden en de verkiezing van een nieuwe coördinator van de afdeling Fortaleza. De vorige was afgetreden, omdat hij niet voldoende bijval had gekregen bij zijn voorstel om met meerderen in een favela te gaan werken. Dat tekende voor ons een beetje de sfeer binnen de groep. Meer een ontmoeting van oude bekenden en een gezelligheidsgebeuren onderling, dan een gemeenschap met sociale betrokkenheid en activiteiten onder het volk. Claudionor stond op om onze aanwezigheid te verklaren en vertelde met verve over het werk dat Ben in Brasil gedaan heeft. Daarna vroeg een van de Nederlanders, Giel Absil, of Ben wat wilde vertellen over de ontwikkeling van de kerken in Nederland. Dat gaf hem de kans zijn visie op kerk, geloof , celibaat èn de tijd van nu weer te geven. Aan de reacties was te merken dat een deel van de aanwezigen zich er helemaal in kon vinden, en voor anderen ging het veel te ver. Zijn verhaal werd, zoals bijna altijd weer, afgesloten met enkele liedjes. Ook zonder gitaar komt hij daarmee uit de voeten. Het laatste lied was “Amor”, door Ben eerst in het Portugees gezongen, gevolgd door het Nederlands, dat we dan altijd samen zingen. Dat hebben we in de afgelopen reizen al vele keren gedaan, in zalen, voor groepen, en ook voor de radio. De bijeenkomst werd gevolgd door een gezamenlijke “jantar”, met eigengebakken quiches, hartige hapjes en cakes. We hadden leuke contacten met meerdere deelnemers, ikzelf vooral met de Nederlanders. Gerard Frencken was er ook, zonder zijn vrouw Claudete. Het boek dat hij aan het schrijven was over de geschiedenis van de Paters Lazaristen ligt inmiddels in de boekwinkel en is ook al door hemzelf vertaald naar het Nederlands. In januari a.s. zal het in Nederland worden uitgegeven. Leuk vind ik dat, al die congregaties die het belangrijk vinden dat hun geschiedenis voor het nageslacht blijft bewaard. Daar hoop ik dan mijn steentje aan te mogen bijdragen met mijn boeken over Zr. Pacifique Degen en Pater Piet Neefs. Ben heeft nog verteld over zijn boek “Morrer para Viver”, en ter plekke werden er zeven verkocht dankzij de bemiddeling door Giel Absil. Claudionor bracht ons weer naar het huis van Ginésio en ik dacht dat we de avond in rust zouden doorbrengen, misschien met een biertje aan de overkant van de straat. De dame des huizes, Gracinha, had het echter anders bedacht en eigenlijk wilde ik helemaal niet meegaan. Maar ze had zich opgedoft en in de huiskamer zaten nog twee vrouwen te wachten, een zus en een vriendin, om samen met ons “uit” te gaan. Gelukkig maar dat ik toch ben meegegaan, want het werd een heerlijke avond. Vlakbij hun huis, om de hoek van de straat, was een “Forró”-café, geheten “Dona Chica Forró”. Forró is de Portugese versie van het woord “for all”, geïntroduceerd door de Brazilianen in het Noordoosten voor de Amerikanen die rond de tweede wereldoorlog een vliegbasis hadden in Natal. Ze vonden dat hun muziek van het Noordoosten “for all”, “voor allen”, bedoeld was. Forró is een enigszins eentonige, maar zeer swingende en opzwepende muziek. Omdat het zaterdagavond was, zat er een live band te spelen, drie man, een met accordeon, een met gitaar, en een met een triangel. Erbij werd gezongen, soms door allen, soms door de triangelaar, soms door een zanger. Er werd volop gedanst, in een cha-cha-cha-ritme en het was een feest om naar te kijken. Ginésio en Gracinha waagden zich ook enkele malen op de dansvloer. Ikzelf durfde het niet aan, hoewel ik van dansen houd. Vroeger heb ik met Dick aan stijldansen gedaan, maar met Ben is dat er nooit van gekomen. En om dan ten overstaan van allemaal van nature swingende Brazilianen een beetje harkerig te gaan staan bewegen, nee, dat zag ik niet zitten. Maar ernaar kijken was net zo leuk, want er waren enkele dansers bij die er een geweldige show van wisten te maken. Onze feestvreugde werd verhoogd met enkele flesjes Heineken bier. Een merk dat we thuis nooit kopen, omdat Ben het maar een flauw biertje vind. Maar hier was het een bijzonderheid en ach, een beetje chauvinisme kan ook geen kwaad. Zoals gezegd, het was een heerlijke avond en pas rond middernacht wandelden we, nagenietend, weer naar huis en vielen al snel, ondanks de hitte in de slaapkamer, in diepe slaap.

Zondag 16 oktober 2011. Ginésio, die een beetje “godsdienstfanaat” is, elke dag naar de kerk gaat en de telefoon opneemt met o.a. de opmerking: “pai do Jesus” (Vader van Jezus), was al naar de kerk geweest toen we opstonden. Bij het ontbijt hadden hij en Ben behoorlijke discussies over het geloof. Sociaal gezien is hij behoorlijk progressief, maar wat het instituut kerk betreft, is hij blijven hangen in de middeleeuwen, tot groot verdriet van zijn vrouw, die graag op zondag met hem mee gaat naar de kerk, maar dat dan wél genoeg vindt.
De kinderen vlogen weer uit en in en met een van hen maakten we wat nader kennis. Marie José, kortweg genoemd Mazé, bleek via Internet een vriendje in Holland te hebben. Een Benny Houterman uit Middelburg. Ze hadden elkaar al ontmoet op een weekje samen in Amerika en onderhielden nu contact via de computer. Of het wat wordt tussen die twee valt te bezien. Een zeer moderne jonge vrouw, verpleegster, met eigen auto, die graag reist, en een gezellige familie heeft in Brasil, gaat die zich “begraven” in het koude Zeeland? Hij spreekt geen Portugees, zij geen Nederlands. Enfin, de tijd zal het leren. Na de “almoço” hielp Mazé ons bij het zoeken naar contacten in Fortaleza van de Comité Popular da Copa, aangaande de negatieve aspecten rondom het voetbalgebeuren. Samen speurden we het Internet af en uiteindelijk vonden we een contactpersoon. Met hem werd een afspraak gemaakt voor ’s middags vier uur ergens op een terras in de stad. Mazé bracht ons erheen en Ginésio ging met ons mee. We troffen er drie jonge mensen, André, Livino en Arnoldo, die het Comité vertegenwoordigden in Fortaleza. Ze hadden deze middag juist een bijeenkomst gehad met diverse organisaties die zich verenigen in het Comité, om de boel beter te organiseren. Ben deelde met hen zijn gedachten over het maken van een film, waarin de negatieve aspecten in beeld worden gebracht die de Wereldkampioenschappen Voetbal ten gevolge zullen hebben en die zowel in Brasil als in Europa getoond kan worden. Er werden afspraken gemaakt omtrent communicatie in de toekomst. Op een bepaald moment wilde Ginésio naar huis, want hij zou graag de avondmis bijwonen…. Mazé besloot hem weg te brengen en wij zouden haar bellen zodra ons gesprek was afgelopen. Zo gezegd, zo gedaan en na ons telefoontje kwam ze terug met twee nichtjes, Suze en Ule, dochters van de zus van haar moeder, met wie we gisterenavond waren uit geweest. Gewoon op zijn Braziliaans schoven ze alledrie bij ons aan en Mazé pakte op eigen initiatief al Bens documenten om aan haar nichtjes onze foto’s van zijn leven te laten zien. Pronken met buitenlandse bezoek is altijd leuk! Ik had gehoopt na deze bijeenkomst eerst weer naar huis te gaan, maar Mazé had andere plannen. We reden naar de wijk in de richting van de zee waar een cultureel centrum is gebouwd, met de naam “Dragão do Mar”, de grote draak van de zee. De geschiedenis vertelt dat rond 1880, kort voordat de slavernij in Brazilië werd afgeschaft, een groepje slaven probeerde te ontsnappen in een bootje vanuit de haven van Aracajú, en een van de havenbeambten heeft hen geholpen te ontsnappen. In later jaren werd hij een held en men noemde hem de Grote Draak van de Zee. Twee jaar geleden hadden Gerard en Claudete Frencken ons ook mee genomen naar dit centrum, maar enkele exposities hebben we toen overgeslagen. Met onze drie jonge dames wandelden we nu ook door deze expositieruimtes. De eerste met bijzondere portretten, de tweede met allerhande speelgoed, en de derde met de naam “Vaqueiros”. Er stond bij geschreven dat de eerste koeien ooit vanuit Portugal in Brasil zijn ingevoerd. Ik herinnerde me dat er in Zuid Portugal een plaats is die Vaqueiros heet. Zou dat iets te maken hebben met die eerste koeien? Achter dat naambord bleek een zeer uitgebreide expositie schuil te gaan van de “sertão” (de halfwoestijn) en hoe de “sertanejo”, de inwoner van de sertão, eeuwenlang wist te overleven. Het gereedschap dat hij gebruikte, het leren pak dat hem moest beschermen tegen de doornige struiken, het vee dat hij had, het paard waarop hij reed, en het huisje waarin hij woonde. We vonden het erg interessant en ook de meisjes, als echte stadskinderen, keken hun ogen uit. Tussentijds belde Mazé met haar ouders, maar die bleven deze avond toch maar liever thuis. Intussen wandelden wij verder door het complex, maakten foto’s op z’n Braziliaans met mensen stokstijf naast de bronzen beelden die er stonden, ontdekten een kraam met zgn. “waslijn poëzie” van Francisco Nascimento (kleine boekjes met korte poëzietjes over het leven van alledag, waarover Ben heeft geschreven in zijn dikke boek) en bezochten nog een kleine tentoonstelling over de oude Indianenculturen. Daarna streken we neer op een terras. De temperatuur zal 28 graden geweest zijn. Mazé bestelde een caipirinha voor ons, een grote kan “succo” (vers vruchtensap) voor de drie meiden, en een hele grote pizza voor ons vijven. Suze vertelde dat ze diverse medailles had gewonnen met sport, van Martial Arts hield, aan Kongfu deed en aan Tai-chi, en Chinees studeerde. Ze was ook nog eens erg mooi om te zien. Van Gracinha hoorden we later dat ze een aangenomen dochter is en dat haar biologische moeder niets van haar wilde weten. Die weet niet wat ze gemist heeft door haar af te staan. Een bijzonder meisje. Mazé reed ons allen naar huis toe en dat betekende het einde van weer een dag van onze reis.

Maandag 17 oktober 2011. Het was die nacht in onze slaapkamer 31 à 32 graden volgens mijn thermometertje. De ventilator draaide op volle toeren en deuren en ramen stonden tegen elkaar open. Huize Gomes is een stadshuis in een straat zonder tuinen. Een vierkante blokkendoos van twee verdiepingen. Aan de voorzijde een groot ijzeren dicht hek, met erboven een open strook van misschien 1 meter waardoorheen ik vanuit onze slaapkamer de lucht kon zien. Daarboven de slaapverdieping. Achter het straathek een overdekte ruimte waar twee auto’s konden staan en pal daarachter lag onze slaapkamer met eigen badkamertje ernaast. Achter deze slaapkamer, die kennelijk later is bijgebouwd, liggen huiskamer, keuken en bijkeuken. Zonder zijramen, want daar zitten de muren van de buren. Aan de achterzijde van de bijkeuken een grote hoge betonnen muur, waarlangsheen van bovenaf wel wat licht naar beneden valt, maar waar je vanuit het leefgedeelte geen buitenlucht kunt zien. Er brandde altijd wel ergens een lamp. De benedenverdieping is net een vesting met al die dichte muren en volgens mij niet koel te krijgen. Alle warmte bleef er binnen hangen. Ik ben niet boven geweest, maar kan alleen maar hopen dat daar wel wat licht en lucht naar binnen komen.
Ginésio ging naar de vroegmis en Gracinha ging naar haar werk. Hij is al met pensioen. Zij werkt nog twee dagen per week ergens op een grafisch bedrijf. En dan nog eens moeder zijn van zes volwassen kinderen, waarvan er vijf gewoon nog op moeders goedheid teren. Met wasgoed. Met eten. Met schoonhouden. Ongetwijfeld heel gezellig zo allemaal onder één dak, maar wat een werk! Ik moet er niet aan denken. Na het ontbijt wilde Ben naar de organisatie Anistia 64/68 toe. Een organisatie ter bescherming van de slachtoffers van de dictatuur tijdens de jaren ’64-’68. Hun kantoor bleek anderhalve straat verderop te liggen en was dus gemakkelijk te voet te bereiken. Ook weer zo’n vreemd gebouwd pand, dat ooit een woonhuisje is geweest. Het geheel was niet breder dan 3 meter. Vooraan drie piepkleine kamertjes achter elkaar met rechts een open gangetje naar de straat, en erachter nog eens drie ruimtes met een open gangetje naar de achterliggende straat aan de linkerzijde. Een pijpenla van voor tot achter. Ben sprak er met een van de leiders, in voorbereiding op een geplande bijeenkomst die middag over de mensenrechten. Toen we het kantoortje verlieten, was het alweer etenstijd en omdat Gracinha werkte, belandden we bij een klein eethuisje waar veel studenten van de tegenoverliggende universiteit kwamen lunchen. De prijs was laag: R$ 5,50 inclusief een drankje. Maar de kwaliteit was navenant. Alles was saai en smakeloos. We deden thuis een dutje om de energie op peil te houden en daarna vertrok Ben, samen met Ginésio weer naar Anistia 64/68. Er waren diverse mensen aanwezig op de bijeenkomst, onder wie Mario Albuquerque, de leider, en een gepensioneerde journalist. Ikzelf bleef thuis en heb mijn foto’s geprobeerd te ordenen. Daarnaast heb ik op mijn computer al het materiaal opgesnord over het leven van Pater Piet Neefs, dat ik intussen al verzameld had. Over enkele dagen ga ik hem ontmoeten om meer te weten te komen over zijn leven. Dan moet ik wel weten wat ik al tot mijn beschikking heb.
Na enige tijd kwamen de beide mannen weer naar huis en gingen verder met elkaar in gesprek. Ginésio zou graag een exemplaar hebben van het boekje dat Ben geschreven heeft onder de titel “Olimpíada dos Esquecidos”, de Olympiade van de Vergetenen. Hij vond het boekje dermate interessant dat hij ging onderzoeken of hij er duizend van kon laten drukken.Tot mijn verrassing zat het document op mijn laptop. Ik was vergeten dat vlak voor ons vertrek mijn kantoor-laptop was uitgevallen en John, onze computervriend, alle documenten daarvan had overgezet op een harde schijf behorend bij onze reis-laptop. Ik heb toen het boekje globaal bijgewerkt en op de computer gezet van Ricardo, Ginésio’s zoon. Zelfs inbreken in andermans computer draai ik tegenwoordig mijn hand niet meer voor om.
’s Ochtends hadden we geprobeerd contact te maken met de familie Alencar, de zus en broer van frei Tito de Alencar, om een afspraak te maken voor deze avond. Uiteindelijk was het gelukt. We waren uitgenodigd in het huis van Nildes om zeven uur om daarna samen ergens wat te gaan eten. Mario Albuquerque van Anistia had toegezegd ons erheen te rijden. Om klokslag half zeven stond hij voor de deur. Hij begon te vertellen dat hij net als frei Tito gevangen genomen was tijdens de dictatuur en maar liefst negen jaar gevangen heeft gezeten. Zijn vriendin van toen was zwanger, maar heeft de zwangerschap afgebroken toen ze begreep dat zij gevaar liep te worden gevangen genomen. Zijn broer en zus zaten eveneens in de studentenbeweging en werden ook enige tijd gevangen gezet, allen in verschillende gevangenissen. Hij vertelde dat een tijdlang hun moeder van de ene naar de andere gevangenis trok om haar kinderen te bezoeken. Omdat hij in die negen jaar gevangenschap geleerd had alleen te leven, is het Mario moeilijk gebleken nog met anderen lange tijd samen te leven. Hij is drie keer getrouwd geweest, maar was nu weer heel bewust vrijgezel. Negen jaar van je jonge leven weggegooid en dan ook nog eens voor een eerlijke zaak. Wat doet dat met een mens? Dat kunnen wij ons toch niet voorstellen.
Op mijn speciaal verzoek nam Mario de route langs de boulevard op weg naar Nildes Alencar. Het was er heel druk. Je zou niet zeggen dat het hier nog maar lente is. En dan ook nog eens gewoon op een maandagavond. Het lijkt wel het hele jaar door vakantie te zijn op de boulevard van Fortaleza. De “jangada’s”, de oude platte vissersbootjes met één zeiltje erop, waren er gelukkig nog. De “artesanato”-markt (kunstvoorwerpen en toeristenprullaria) werd weer druk bezocht. Aan het eind van de boulevard was er een vismarkt bij gekomen. Viskramen waar je ter plekke je vismaaltijd kunt laten bereiden om mee naar huis te nemen. Ik hoef er voor mijn vakantie niet heen, naar die wolkenkrabberwereld, maar vond het fijn het weer even gezien te hebben, dankzij Mario. Bij Nildes troffen we ook broer Ildefonso en diens vrouw Eneuda. We praatten een kwartiertje lang wat bij en doken vervolgens de lift weer in op weg naar een hapje eten. Nu hebben we in het verleden al vaker met de familie buiten de deur gegeten, en altijd op een dure locatie. Maar dat was ’s middags. Nu was de afspraak voor een “jantar” en tot mijn verbazing namen ze ons mee naar een Habib’s Restaurant, een grote fastfoodtent met hamburgers e.d., want “daar waren de kabeljauwkroketjes zo lekker”. Welnu, ze kwamen op tafel die kroketjes, evenals een bordje frietjes, een bordje (op mijn verzoek) kaassouflés, en voor de variatie nog twee grote pizza’s. Ik moest wel lachen om mijn eigen reactie. Iedereen wil toch wel eens een frietje met de vingers eten? Waarom dan niet de familie Alencar? Onze gesprekken waren heel geanimeerd en gingen over van alles en nog wat. De boeken die we twee jaar geleden in Fortaleza hadden achtergelaten, bleken alle te zijn verkocht. Ildefonso durfde het wel aan er nog eens vier dozen à 22 stuks van te bestellen. Weliswaar in consignatie dit keer, maar hij verwacht dat de vraag nog steeds behoorlijk is. Vooral op de diverse universiteiten, waar studenten het boek als naslagwerk gebruiken. Hoera, dat betekent dat er bijna 100 boeken naar Fortaleza gaan. En nu maar duimen dat ze ook verkocht worden. Ildefonso bracht ons naar huis, Ben dronk nog een biertje samen met Ginésio en daarna doken we weer de warme slaapkamer in. Mét ventilator.

Dinsdag 18 oktober 2011. Al vroeg stonden alle tassen gereed voor vertrek, want om acht uur zou er nog een journalist aan huis komen van de krant “O Povo”, dezelfde waar Ben twee jaar geleden in een actualiteitenprogramma op TV mocht komen. Ginésio kwam thuis. Hij was weer vroeg naar de mis geweest. Hij had verschillende kerken moeten aflopen, omdat de meeste gesloten bleken. Uiteindelijk was hij beland in een kerk waar een hulpbisschop de mis deed. Hij kwam helemaal opgewonden thuis, dat een bisschop de mis had gelezen. Zijn vrouw Gracinha, die nog niet naar haar werk was, hoorde dit verhaal in stilte aan. Ben was er getuige van en voelde haar ergernis. Hij besloot Ginésio de oren te wassen. Priesters, bisschoppen, koningen, presidenten, het zijn allemaal maar gewone mensen. Alle mensen zijn gelijk. Respect is prima, verering leidt tot wanverhoudingen. Gracinha genoot. En nu maar hopen dat Ginésio wordt wakker geschud. Het ontbijt ging voorbij, maar wie er kwam, geen journalist. Er werd gebeld dat hij om negen uur zou komen. Weer kwam er niemand. Ginésio ging op pad om hem te halen, maar kwam onverrichter zake terug. Mazé ging op pad met de auto om bij te tanken, met onze bagage in de achterbak, maar kwam ook niet meteen terug. Bij ons begon de spanning op te lopen. Uiterlijk half elf moesten we naar het vliegveld voor onze vlucht rond twaalf uur. Op het laatste moment was Mazé weer terug. Maar nog steeds geen bericht van de journalist. Wat is dat toch vervelend in dit land. Als je je afspraak niet houdt, laat het dan even weten. Toch nog op tijd stapten we in de auto en reed Mazé ons naar het vliegveld. Daar namen we afscheid van haar en haar vader Ginésio en sloten we weer een etappe van de reis af.
We checkten zonder problemen in bij GOL, ook al was het tijdstip en het nummer van de vlucht veranderd ten opzichte van de oorspronkelijke boeking, zoals onze reisagent ons per E-mail had laten weten. Daarna liepen we naar de concurrent aan de overzijde van de hal, TAM, om te proberen de vlucht van donderdag naar Aracajú één dag te verzetten. Deze vlucht maakte geen deel uit van onze Airpass, en zouden we dus mogen veranderen. Tot mijn ergernis ging dat niet lukken. Ten eerste moesten we 160 reais boete betalen, maar ten tweede bleek de vlucht zodanig laat aan te komen in Aracajú dat we nooit meer bijtijds naar Propriá zouden kunnen komen die middag. We zagen er dus vanaf en dat was achteraf maar goed ook….. De computer kwam dit keer wel in één keer door de röntgenapparatuur, maar nu twijfelden ze aan onze waterflesjes. Oh, het is voor een interne vlucht, goed, gaat u dan maar…. De vlucht van Fortaleza naar Recife zou niet rechtstreeks zijn. We zouden een tussenlanding maken in Natal zonder te hoeven uitstappen. Vervelend genoeg hadden ze ons twee gescheiden plaatsen toebedacht, eentje halverwege aan het middenpad en eentje op de middenstoel op de een na laatste bank achterin. Even “smoezen” met een steward en een kleine stoelendans leverde toch weer twee keurige plaatsen op en we vertrokken naar Natal. De vlucht verliep probleemloos, maar bij de landing begonnen we een beetje te zeilen. We kwamen ook niet al te zachtzinnig op de grond terecht. Ben maakte er een geintje over: “Zeker de copiloot aan het stuur!” Voor het volgende traject herhaalden we de stoelendans en kwamen weer keurig naast elkaar te zitten. Weer een probleemloze vlucht. Zou het landen nu beter gaan? We vlogen aan op de landingsbaan in Recife en het zeilen begon weer een beetje. We hielden ons hart vast voor de landing. We raakten de grond met dezelfde kracht als in Natal, maar in plaats van te remmen, trok de kist op het moment van de “touch-down” weer op en gingen we weer de lucht in. Alom paniek om ons heen. De jongens naast me sloegen meerdere kruisjes. Er werd heel wat gebeden op dat moment. We hebben zeker nog een twintig minuten door de lucht gecirkeld voordat we toestemming kregen opnieuw de landing in te zetten. Het was doodstil al die twintig minuten. Iedereen in spanning en in eigen gedachten. Er kwam ook geen informatie van de piloot of de crew. We hielden letterlijk ons hart vast en de kruisjes van mijn buurman namen toe. Deze keer ging het goed en eenmaal op de grond kwam er, zij het bescheiden, een applausje om de spanning te breken. Daarna begonnen de mensen door elkaar te praten om af te reageren. Het was godzijdank goed gegaan. Het was half drie, we waren een half uur te laat. Achter de glazen deuren stond Miguel Batista op ons te wachten. De pater econoom van het klooster van de SCJ (het Heilig Hart van Jezus), waar Piet Neefs woont en waar we al twee keer eerder hebben gelogeerd. We vertelden hem van onze dubbele landing en toen besefte hij dat hij een vliegtuig in de richting van de zee had zien vliegen, terwijl ze normaal de andere kant op gaan. Dat moeten wij dus geweest zijn. Miguel is een gezellige dikkerd en we kunnen het goed vinden met elkaar. Binnen een half uur waren we in het klooster. We kregen een kamer toegewezen, die eerlijk gezegd, en later constateerden we dat het voor het grootste deel van het klooster zou gelden, een beetje in verval was. Maar wat wil je, het bruisende klooster van weleer is een oude mannen verzorgingshuis geworden, zonder toekomst. Als de paters overleden zijn, zal het huis wel gesloten worden. De verzorging is in handen van betaalde verpleegsters, verplegers en verzorgenden. De twee jongere priesters die de boel bij elkaar houden, vinden dan elders een plek om te wonen. Werken doen ze al buitenshuis. We lieten onze tassen achter, namen mijn rugzak (met mijn laptop en mijn “kantoortje” erin) mee naar beneden en installeerden ons in de grote zaal vlakbij de slaapkamer van Piet Neefs. Ben nam de gelegenheid te baat om een tukje te doen, ik begon me “in te lezen” in de gegevens van Piets leven. Een uurtje later was Piet wakker en opgefrist en kon ons ontvangen. Het was een blij weerzien. We brachten hem de hartelijke groeten over van zijn zus Zus en zwager Jan Hermans uit Etten-Leur. We vonden dat Piet er beter uitzag dan twee jaar geleden. Hij spreekt ook duidelijker. Het blijkt dat hij van medicijnen is gewisseld en dat heeft hem goed gedaan. Helaas kan hij niet meer uit de fauteuil-rolstoel komen, kan moeilijk schrijven en ook het lezen gaat niet helemaal goed meer. We spraken af hoe we onze “interviews” zouden aanpakken, en ik liet Ben en Piet samen achter om bij te praten. Ze kunnen goed met elkaar en hebben ook over veel zaken dezelfde ideeën. Zelf ging ik terug naar mijn computer, waar ik alle gegevens die ik al verzameld heb over Piets leven in chronologische volgorde heb gezet binnen één document, met de bedoeling die eerst samen met hem door te lopen. Een flinke klus dus. En of we het in anderhalve dag redden, is de vraag. Maar we zullen het ermee moeten doen.
Samen gingen we naar de eetzaal voor de “jantar”. Tot mijn verrassing werd ook Piet in zijn rolfauteuil naar de eetzaal gereden, waar hij gewoon aan tafel mee at. Iets wat twee jaar geleden niet mogelijk was. Hij krijgt een kant-en-klaar bordje vanuit de keuken en met een lepel kan hij dan goed zelf eten. Na het eten zetten Ben en Piet hun gesprek voort, en maakte Ben op mijn verzoek enkele aantekeningen over Piets lijn van denken over bepaalde zaken, die ik straks kan gebruiken in het boek over Piets leven. Ikzelf maakte de klus op mijn computer af. Piet gaat gelukkig niet vroeg naar bed, zodat we de avond nog met een glaasje konden afsluiten. Pas rond half een gingen we naar bed.

Woensdag 19 oktober 2011. Het werd een slechte nacht. Ben kon totaal niet slapen en stond om vijf uur op. Toen kon ik natuurlijk ook niet meer slapen. De warmte (rond 28 graden). De muggen die ook buiten op je dunne lakentje zo luid zoemen dat je denkt dat ze eronder zitten en je gek maken. Tot overmaat van ramp begon ik te ontdekken dat ik in de afgelopen avond veelvuldig bezoek had gehad van de kleine onzichtbare vliegjes die ik al eerder heb beschreven na onze korte wandeling in het Atlantisch regenwoud. Nu weet ik hoe ze heten: MARUIM (ma-roe-ieng). Ik had voor het eerst deze reis een korte broek aangetrokken en gezeten onder de tafel niet gemerkt dat ze er waren, deze kleine monstertjes. Hun liefdesblijken voor mijn blote benen begon ik nu te voelen. Jeuk, jeuk, jeuk. Maar we moesten door, ook al was het begin van de dag geen succes. Moe of niet moe, ik moest aan de bak. Het ontbijt stond beneden klaar. Piet was in afwachting van onze gesprekken over zijn leven. De regen buiten hield op, het weer klaarde op. Zo ook ons humeur.
Na het ontbijt hebben Piet en ik drie uur aan een stuk gewerkt. Soms chronologisch. Soms springend van de hak op de tak. Miguel had ons aan twee nieuwe batterijtjes geholpen, voor het dicteerapparaatje dat ik bij me had. En daarmee hebben we alles kunnen opnemen wat er gezegd werd, terwijl ik ook meetikte op mijn computer. Ben keek het eens aan vanaf een afstandje en besloot zijn slaap van de afgelopen nacht in te halen. Hij zocht een rustig en koel plekje en de hele ochtend hadden we verder geen kind meer aan hem. Om twaalf uur gingen Piet en ik lunchen in de eetzaal, maar Ben ging niet mee. Hij had een afspraak met nog weer een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, ene Luiz Moura. Die kwam hem om kwart voor een ophalen om samen ergens buiten te gaan eten. Piet ging eerst even rusten en was om half twee weer present om verder te gaan met de interviews. We gingen samen terug naar de zaal, maar tegelijk met onze komst zette een van de andere bewoners de televisie luid aan – dat deed hij elke middag, dus ook vandaag – en wij hebben de verdere middag ons best moeten doen om elkaar te verstaan. We werkten tot vijf uur en geloof het of niet, op exact hetzelfde moment dat wij stopten met de interviews, zette onze plaaggeest de televisie uit.
Om half zes kwam Ben terug van een fantastische middag. Luiz Moura had hem meegenomen naar Olinda. Daar hadden ze grote garnalen gegeten en Ben had genoten van de uitzichten langs de kust. Samen waren ze daarna nog naar het graf van Dom Hélder Câmara gegaan. Daar zijn ze onder het touw doorgekropen om dichtbij het graf te kunnen komen en een kus te geven op de letters van het graf. Jammer voor mij dat ik dit uitje gemist heb. Twee jaar geleden waren we ook even in Olinda en ook toen heb ik maar heel weinig ervan gezien. Maar het werk gaat voor het lolletje, zelfs op een reis als deze. Na de “jantar” hebben we nog even wat met elkaar gebabbeld, maar Piet viel al heel snel in slaap. Hetzelfde gold eigenlijk voor ons. Toch heb ik nog een aantal vragen op papier gezet die ik de volgende dag met Piet wilde doornemen. Daarna viel ook ik om half tien, aangekleed, op bed in slaap en heb als een blok geslapen tot half acht. Ben had voor de zekerheid de lamp aangelaten en de ventilator uit. Of er muggen geweest zijn ’s nachts, weten we niet. Ook hij heeft het gebrek aan slaap van de vorige nacht ruimschoots ingehaald.

Donderdag 20 oktober 2011. Ben en ik waren voor kloosterbegrippen pas laat aan het ontbijt. Acht uur. Alle bewoners hadden allang ontbeten. Om negen uur gingen we weer eens in de zaal kijken om te zien hoe het met Piet was. Hij was zo moe geweest gisterenavond dat we ons een beetje zorgen over hem hadden gemaakt. Maar dat was niet nodig. Fris en vrolijk zat hij al op ons te wachten voor het vervolg van het interview. Tot mijn eigen verbazing was het ons gisteren gelukt het gehele chronologische document door te nemen. Restte nu de serie vragen die ik had opgesteld. Omdat er ook geloofsvragen bij waren, had ik Ben gevraagd er bij te blijven. Het werd voor mijn gevoel en heel goed interview en ook van dit gesprek is een opname gemaakt en tegelijkertijd de essentie van de antwoorden uitgetikt. We werkten tot half twaalf en toen stond Miguel te zwaaien dat het tijd was om naar het vliegveld te vertrekken. Het mag een wonder heten dat we alles wat er op mijn verlanglijstje stond, hebben kunnen doornemen. Met Miguel spraken we af dat, mochten er herinneringen bij Piet boven komen die van belang zijn voor het boek, hij ze aan ons zal doormailen. We namen intens afscheid van elkaar. En wensten Piet nog veel gezondheid toe, zodat hij nog jaren bij ons mag blijven.
Op het vliegveld ontdekten we dat onze vlucht naar Aracajú een uur later zou vertrekken dan op ons schema stond. Of het nu te maken had met de zomertijd die in verschillende staten was ingegaan, hebben we niet begrepen. Mijn horloge heb ik in elk geval niet hoeven bijstellen. We wachtten een uurtje op het vliegveld en dat gaf ons de gelegenheid even af te winden van twee enerverende dagen in Recife. Om ons klaar te maken voor het volgende avontuur.
Wordt vervolgd.
Tjau, Patty+++

Geen opmerkingen:

Een reactie posten