vrijdag 14 oktober 2011

014 – Zaterdag 8 oktober 2011 – nog in Rio

Zaterdag 8 oktober 2011. Als je vroeg gaat slapen, word je vroeg èn fit wakker. Misschien had mijn Moeder toch gelijk: “Alles wat je vóór twaalf uur slaapt, slaap je dubbel”. In elk geval stond ik om half zes alweer fris en vrolijk in het open raam naar buiten te kijken. De overbuurman begon de plantenperkjes te besproeien. De groenteboer kwam met een bestelauto de groente voor de dag afleveren bij Paysandu en ongetwijfeld ook het verse fruit voor ons ontbijt, en even later zag ik de receptionist arriveren in zijn burgerkloffie. Het is een ouderwets hotel waar we wonen. Met een prettige sfeer. Het bestaat al 79 jaar en is voordien een klooster geweest. Onze kamer is ruim en lijkt op onze oude “kamers ensuite” waar de schuifdeuren zijn uitgehaald. Vooraan onze bedden die ik voor de gezelligheid tegen elkaar heb aangeschoven, twee ruime ingebouwde wandkasten, twee openslaande ramen naar de Rua Paissandu met luiken. Daarachter een ruime kamer met een schrijftafeltje, nog een derde bed, en een koelkast met drankjes. En daarachter een ruime badkamer met douche, wastafel en WC afgesloten met een deur. Onze vriendin Gudrun had het niet beter voor ons kunnen uitzoeken. We zijn haar dan ook erg dankbaar voor het gebaar van vriendschap, èn naar ik aanneem, respect voor wat Ben voor Brasil gedaan heeft. Zelf heeft ze jarenlang in de binnenlanden van Amazonië gewerkt en groepen vrouwen begeleid in hun bewustwordingsproces, voordat ze haar oude beroep van onderwijzeres weer opnam en enkele jaren in Rio werkte. Nu staat ze weer in Duitsland voor de klas.
Na het ontbijt vertrokken we rond kwart over negen richting metro. Sandra Quintela had voor ons om tien uur een afspraak gemaakt met ene France (=Fráncy), afkorting van Francecleide, achternaam onbekend, die voorzitster is van een wijkvereniging vlakbij het gigantische voetbalstadion van Rio de Janeiro, Maracaná, met de klemtoon op de laatste “á”.
We wandelden onze straat uit en ontdekten tot onze grote verrassing dat het grote Christusbeeld dat hoog boven de stad verheven op de berg Corcovado staat, van hieruit zichtbaar was tussen de palmen door en als het ware onze straat inkeek! Of dat ook goed zichtbaar is op de foto die ik eraan waagde, weet ik niet. Ik heb het in elk geval geprobeerd.
We wandelden verder naar het metrostation en kochten vier enkele reizen, voor de rit heen èn terug. R$ 12,40. Omdat we pas geld hadden gepind, moesten we R$ 100 wisselen. Ik kreeg een stapeltje opgevouwen bankbiljetten terug met daarin de vier kaartjes en enkele muntjes erbovenop. De meeste toeristen steken zo’n stapeltje waarschijnlijk meteen in de portemonnee, maar ik voelde nattigheid. Nageteld, en wat bleek, er ontbrak een biljet van 5 reaal. Meteen terug gegaan en ten overstaan van de rij wachtenden de dame “ter verantwoording geroepen”. Ze nam alle geld terug, telde het na, en met een “desculpe”, sorry, “u hebt gelijk”, kregen we de ontbrekende 5 reaal erbij. Brrrr, dat ontlokte me wel even wat binnensmondse lelijke woorden. Zoiets had ik niet verwacht. Maar gelukkig waren wij in dit geval goochemer dan zij. We dachten dat we met een enkele trein het station “Maracaná” konden bereiken, maar op het weekend blijkt er maar één doorgaande metrolijn te rijden en moet er worden overgestapt op een soort van “weekendtrein” voor andere stations. Gelukkig dat we het aan iemand hadden gevraagd, die het ons uitlegde. Datzelfde vrouwtje hield ons tijdens de rit in de gaten en kwam ons nogmaals waarschuwen bij welk station we zouden moeten uit- en overstappen. Wat dat betreft, zijn de Brazilianen uiterst gedienstig en vriendelijk. Een ander voorbeeld hiervan maakten we mee op diezelfde rit. Er werd meteen een zitplaats voor Ben vrijgemaakt. Even later kwam er eentje vrij drie stoelen verderop. De mensen hadden in de gaten dat we bij elkaar hoorden. Meteen stonden er twee vrouwen op, deden een soort van stoelendans en maakten de stoel naast Ben vrij. Kom daar nog maar ’ns om in onze eigen bus of tram. Dat maakte weer wat goed na de dame aan het loket die ons had proberen op te lichten voor een paar reaal.
Maracaná is jaren geleden al gebouwd als het grootste stadion van Brasil, met 200.000zitplaatsen, voor dé voetbalclub van Rio, “Flamengo”. Dit stadion moet nu opgeknapt en verbeterd worden, omdat er hoogstwaarschijnlijk de openingsceremonie van de Wereldkampioenschappen Voetbal in 2014 gehouden zullen worden. Alhoewel de strijd hierover nog volop woedt in concurrentie met het grote stadion van “Corinthians” in São Paulo. Beide willen met de eer gaan strijken. De veranderingen zijn al in volle gang, getuige enkele grote kranen die boven de tribunes uitstaken. Vanaf Maracaná loopt een brede verkeersweg waarlangs straks de voetbalfans af en aan zullen reizen om het stadion te bereiken. Aan de ene zijde van die weg staan grote gebouwen die behoren bij een van de universiteiten. Deze gebouwen zien er “keurig” uit en mogen gezien worden door de buitenwereld. Aan de andere zijde van de weg, dat is een heel ander verhaal. Ooit, nu 33 jaar geleden, lag daar een stuk grond dat eigendom was van de aannemer die de metro bouwde. Die firma kwam in de schulden en verkocht de grond aan de gemeente. De gemeente “verkocht” de grond in kleine stukjes aan arbeiders die vanuit het Noordoosten naar de grote stad waren gekomen in de hoop op een beter bestaan. Zo’n 70 gezinnen kregen verlof op die grond een huisje te bouwen, maar kregen de grond niet meteen in bezit. Pas enkele jaren later zouden ze eigenaar worden van de grond. Die belofte is de gemeente nooit nagekomen. Intussen hebben ze op Braziliaanse wijze hun huisjes gebouwd, als niet afgewerkte blokkendozen die schots en scheef op en door elkaar werden geplaatst. Vóór de huisjes, en soms onder de huisjes, ligt pal langs de brede verkeersweg in kwestie een hele rij kleine bedrijfjes, variërend van 50 tot 300 m2. De eerste helft vooral werkplaatsen van automonteurs; de tweede helft handelaars in motoren- en auto-onderdelen. In totaal werk voor 129 personen, van wie de meesten een éénmanszaakje hebben. Het smalle trottoir voor de bedrijfjes wordt ook als werkruimte gebruikt; als voetganger moet je soms hinkstapspringen tussen de autobanden en oude motorblokken door. En op de meest rechtse baan van de autoweg worden de vele auto’s en motoren geparkeerd die opgeknapt of gerepareerd moeten worden. Daar langs heen raast het autoverkeer. Op deze zaterdagmorgen was er sprake van een zeer grote bedrijvigheid! Deze hele gemeenschap heeft zich zeven jaar geleden georganiseerd in een vereniging en noemt zich “Comunidade Metrô”, de Metro-gemeenschap. Wat is nu het geval? De FIFA is komen kijken en heeft verordonneerd dat het gehele complex verdwijnen moet. Nu kan ik me dat, door onze Westerse ogen bezien, best voorstellen. Het verdient niet bepaald een schoonheidsprijs. Op z’n Hollands gezegd, het is een zootje van jewelste. Maar, ook op z’n Hollands, zouden we hiervoor toch een voor alle partijen bevredigende oplossing zoeken. Nee, in Brasil doen ze zoiets veel minder elegant. De bewoners, die nu eigenaar zijn van hun huis, daarin dus geld hebben gestoken, maar nooit eigendomspapieren hebben ontvangen, moeten zonder verdere compensatie verhuizen naar een huurwoning aan de andere zijde van de spoorlijn in een groot betonnen appartementencomplex van 8-hoog, zonder groen eromheen, zonder een balkonnetje of anderszins een plek voor ontmoetingen, en met woningen van 44 m2, terwijl de meesten nu een grotere woning hebben. Een alternatieve oplossing had de gemeente gevonden in een wooncomplex op 70 km afstand van de stad. Enkele bewoners hadden dat geaccepteerd en waren al verhuisd. De leeggekomen woningen werden meteen door de gemeente vernield en onbewoonbaar gemaakt. Meer keuze was er niet wat de gemeente betreft. Wie niet wil verhuizen, loopt de kans te worden uitgezet. Op de plaats van de oude bedrijfjes komen 40 bedrijfjes terug van elk 40 m2, door middel van loting te verdelen onder de huidige eigenaren en te bouwen met hun rug naar de verkeersweg toe, waardoor ze ook nog eens moeilijk toegankelijk gaan worden voor de klanten. En die andere  70 man, moeten die dan maar elders werk gaan zoeken?? De vereniging Metrô had twee voorzitters gehad, die door de gemeente waren omgekocht en door de rest van de bewoners uit de wijk waren gegooid. Nu werd de vereniging geleid door een team van vier vrouwen onder leiding van France, die al eens bij de gemeente flink stampei had gemaakt voor een betere regeling, maar tot nu toe geen poot aan de grond heeft gekregen. Geen steun heeft te verwachten van een goede advocaat. En niet genoeg kennis en ervaring heeft om samen met andere soortgelijke probleemgroepen een vuist te maken naar de gemeente of in de media. Dit is een van de voorbeelden, waar de gemeente gewoon over de bewoners heen walst om de FIFA van dienst te zijn en de wereld te laten denken dat het in Brasil allemaal rozengeur en maneschijn is. Terwijl we tussen de huizen doorliepen, mocht ik van France fotograferen wat ik wilde. De vernielde woningen, de registratienummers op de gevels waarmee de gemeente onder valse voorwendsels de maten had genomen van elk huis, de opgehoopte viezigheid op het smalle straatje aan de achterzijde van de bedrijfjes. Het nieuws van onze komst was snel rond gegaan en volgens France “liepen we geen gevaar”. We wandelden langs een mini-terrasje waar een aantal bewoners van de vrije zaterdag zat te genieten. Al snel werden we uitgenodigd een biertje met ze te drinken. Het zijn allemaal arbeiders die er wonen, en iedereen heeft werk. Niemand is er rijk, maar echt arm zijn ze ook niet. In mijn ogen was er sprake van een “favela”, een krottenwijk, maar zelf zien ze dat niet zo. Binnen de kleine gemeenschap is geen sprake van criminaliteit en wordt de wijk niet beheerd door “drugs-baronnen”, waarvan er in Rio meerdere zijn. Van Nanko weten we dat er drie grote drugsbendes zijn die vele favela’s in handen hebben. We namen op het terrasje afscheid van de plaatselijke bakker, de kapper, de bareigenaar, en drie mannen die allen ergens als portier werken, en met France gingen we weer richting station Maracaná. Bij het laatste garagebedrijfje nam ze afscheid van ons en zei nog eens heel nadrukkelijk dat ik mijn camera nú moest opbergen, want vanaf hier stond ze niet meer in voor onze veiligheid….. Ben en ik waren onder de indruk van wat we gezien hadden. Dit was een duidelijk voorbeeld van mensenrechten die geschonden werden. Ik vrees dat we voor France en haar medebewoners weinig kunnen betekenen, maar misschien heeft onze aanwezigheid en belangstelling voor hun problemen ze een duwtje in de rug gegeven om nog harder voor hun zaak te vechten.
We doken de metro weer in, terug naar de georganiseerde en rijke wereld van de wijken Flamengo en Botafogo. We zochten hetzelfde terrasje op van gisterenavond, omdat ons dat goed was bevallen. Deze keer zat het stampvol, maar er was nog net één tafeltje vrij. Langzaamaan lieten we de ervaringen van deze ochtend los en werden we weer toeristen.
We dwaalden wat door de straten en straatjes, bij elke hoek van de straat keurig overstekend over de zebra. Doe je dat niet, dan ben je je leven niet zeker. Auto’s komen onverwacht van de kant waar je ze niet verwacht en flitsen dan werkelijk om je heen. Ik verzwikte mijn voet op een stoeprandje rond een palmboom, en kreeg al meteen visioenen van die keer dat ik jaren geleden in Aracajú een soortgelijke misstap had gemaakt, die me drie dagen uit de roulatie had gehaald, maar gelukkig viel het mee. Voor de zekerheid naderhand enkele keren Arnica op de enkel gesmeerd, en het leed was weer geleden. We deden nog enkele praktische boodschapjes, maar schrokken ons dood van de prijzen. Een klein doosje Niveacrème en een tube tandpasta kosten hier meer dan in NL. Zijn dit nu “Rio-prijzen” of is het leven werkelijk zo duur geworden? We merken het ook al aan de benzineprijzen. Die hangen hier omgerekend rond de Euro 1,40 voor benzine en Euro 1 voor alcohol. In het hotel namen we weer even rust. Om weer nieuwe energie op te doen voor een laatste promenade over de Praya do Flamengo, de boulevard langs het strand, want die kant waren we nog steeds niet heen gelopen. Tegen half vijf waren we weer zover en fris en fruitig gingen we weer op pad. Ik had al een paar keer, ook vanuit ons hotelraam, de grote vogels gezien die boven ons hoofd zweefden. Ze opgezocht op Google. En ik blijf erbij dat het Fregatvogels moeten zijn. Indrukwekkend! Lees maar wat Wikipedia erover zegt:
De fregatvogels (Fregatidae) zijn grote zeevogels uit de orde van de Suliformes. Ze zijn ruim een meter lang en hebben een spanwijdte van meer dan twee meter. Ondanks deze grote vleugels is de fregatvogel vrij licht en daardoor goed in staat tot zweven en vliegen. Uren achtereen kan hij boven de golven zweven, speurend naar prooi. Aan het wateroppervlak vangt de fregatvogel vooral vissen en weekdieren. Soms ontfutselt hij sterns of jagers hun prooi. Dit zogenaamde kleptoparasitisme is een eigenschap die bij de meeste soorten fregatvogels sterk ontwikkeld is. Fregatvogels nestelen in grote kolonies aan de kust of op naburige eilanden. De familie telt 5 soorten.[1 Een spanwijdte van meer dan twee meter. Dat is héél groot. Zou een ooievaar dat ook halen? Die vind ik ook al zo indrukwekkend wanneer ze hoog boven je hoofd zweven. Het was een mooie stranddag geweest en velen waren alweer op weg naar huis, stoeltje en badtas onder de arm. Op het strand werd volleybal gespeeld en we ontdekten ook nog een nieuwe vorm van deze sport: beachvolley, niet met de handen, maar met de voeten of het hoofd. Volleyvoetbal? Of voetbalvolley? Met twee aan twee waren ze een echte wedstrijd aan het spelen. Je moet wel van goede huize komen om die bal net als bij het echte volleybal in drie keer over het net heen te schoppen of te koppen. Aan de andere kant van het fietspad, dat ook gebruikt wordt voor de “caminhada”, de dagelijkse wandeling in marstempo als fitness-oefening, (vaak op advies van de huisdokter, zo weet ik van Zr. Fidélia in Araçuaí en van Bete in Teófilo Otóni, die dat beiden elke dag doen, 45 minuten stevig door wandelen!) hadden enkele jongelui een paar elastische banden gespannen tussen de palmbomen en waren zich aan het bekwamen als koorddanser. Waar het strand in basaltblokken overging, werd gezocht naar mosselen en andere schaaldieren, en stonden meerdere sportvissers te hengelen. Volgens ons werd er weinig gevangen. Het kleine “kat-visje” dat we zagen ophalen, werd meteen teruggegooid.
Dit alles onder het alziend oog van “Cristo Redentor”, het grote Christusbeeld, hoog achter ons en aan de andere kant van de baai het bekende “Suikerbrood”, “Pão de Açucar”, waar een kabelbaan per dag honderden toeristen laat genieten van het fenomenale zicht op Rio de Janeiro. Teruglopend richting de huizen liep een man voor ons met vier hondjes. Drie gewoon op hun eigen pootjes, maar nummertje vier in een speciaal voor hem ontworpen rugzakje, zo leek het. En dat klopte ook. De kleine, een grijs poedeltje van 12 jaar, gevonden als puppie van enkele weken hier in ditzelfde palmenpark langs het strand, had een lam pootje. Liep thuis op drie pootjes, maar buiten mocht ‘ie in de rugzak. De man sprak erover als was het zijn kind. Een van de andere hondjes, een vuilnisbakje, had hij ook als zwervertje uit het park mee naar huis genomen. Zo heeft iedereen zijn eigen wereldje, ook op die zaterdag op het strand van Rio de Janeiro.
Ik wilde graag nog één ding doen in Rio, en dat was een “chope” drinken, een tapbiertje, in een zaakje dat heet “Manoel e Juaquim”, een Portugees duo als bij ons Sam en Moos. Zoals in Nederland altijd grappen worden gemaakt over de Belgen, doen de Brazilianen dat over de Portugezen. En Manuel en Joachim zijn daarvan altijd de dupe. “Manuel is bezig een schilderij op te hangen, maar krijgt met geen mogelijkheid de spijker in de muur. Joachim kijkt ernaar en ziet dat Manuel de spijker in de muur probeert te slaan met de kop naar de muur toe. Oh Manuel, ik zie het al, zegt ‘ie. Deze spijker is bedoeld voor een schilderij aan de andere wand….” Flauw hè! Gudrun had ons twee keer mee genomen naar dit restaurant en ik wilde graag ons bezoek aan Rio afsluiten met een toast op haar op een plek waar zij heel vaak en heel graag kwam. We namen er een bescheiden kaas-ui-pasteitje bij, want de rest van de menukaart was onbetaalbaar, en het was even een heerlijk moment van nostalgie. Proost, Gudrun, dankjewel voor alles! De resterende honger zouden we wel stillen met de overgebleven crackers van onze laatste busreis. Eenmaal terug in de Rua Paissandu keken we nog eens achterom of Cristo Redentor ook in het donker te zien was. En dat was ‘ie. We hadden op TV gezien dat het beeld deze week precies 80 jaar bestaat. We rekenden de drankjes en de internetminuten af en bestelden een taxi voor kwart over zes de volgende ochtend. De tassen waren snel gepakt en we gingen slapen met een beetje weemoed dat ook dit deel van de reis weer voorbij was.

Zondag 9 oktober 2011. Naar goed Braziliaans gebruik (Brazilianen gaan vaak meerdere keren per dag onder de douche!) doken we beiden al héél vroeg nog even onder de douche. De ontbijtzaal was nog niet open, dus stapten we zonder ontbijt in de gereed staande taxi. In zo’n 40 minuten stonden we op Rio International airport. Onderweg had Ben het gesprek gaande gehouden met de jonge chauffeur die ons reed. Ja, zijn vader was ook taxichauffeur. Nee, hij deed niet aan sport en hield ook niet van voetbal. Nee, hij deed niets liever dan met een biertje in de hand met zijn vrienden babbelen. Nee, van de geschiedenis van zijn land wist hij niets. Nee, Indianen hadden het nog zo slecht niet, die waren nu toch rijk met alle grondstoffen die ze in hun gronden gevonden hadden. Ben werd er een beetje moedeloos van. Deze jongeman was 24. Zou de gemiddelde jongere echt zo weinig interesse hebben in de wereld om zich heen? Omdat we ook hier weer meteen konden inchecken op de voorkeursbalie, waren we veel te vroeg bij de poort van vertrek. We moesten langer wachten dan de vlucht naar Vitória zou duren. Een goede kop capuccino en een “pão de queijo” zoals die zijn moest, versgebakken en luchtig, doodden de tijd. De Boeing 737 was niet geheel vol, vertrok te vroeg en landde te vroeg. Kennelijk als alle aangemelde passagiers aan boord zijn, is er geen reden meer nog tien minuten te blijven staan. Winnie wachtte ons op in Vitória. Het was een blij weerzien. Winnie, ofwel Winfried Overbeek was ooit een vrijwilliger in de stichting Tito de Alencar. Hij had Wageningen gedaan, een jaar stage gelopen in São Paulo en vond een baan in Rotterdam bij Memisa. Hij verdiende er een mooi salaris, maar gaf er de voorkeur aan “in het veld” te werken. Vertrok voor veel minder geld naar Brasil 17 jaar geleden en is er niet meer weggegaan. Trouwde met de Braziliaanse Gilsa, en heeft er veel goed gedaan, o.a. in de begeleiding van groepen Indianen tegen de monoculturen van grote multinationals die op oude indianengronden eucalyptus hadden geplant. Met onze financiële hulp wisten ze de oude gronden terug te krijgen. Sinds kort is hij voorzitter van de World Rainforest Movement (www.wrm.org.uy) die haar zetel heeft in Montevideo, Uruguay. Hij reist daarvoor de hele wereld over om contacten te leggen met de landen waar het regenwoud behouden is gebleven, maar groot gevaar loopt alsnog te verdwijnen. Hij was al in Afrika (Mozambique en Congo) en gaat binnenkort naar Thailand. Ik wist niet eens dat er behalve Brazilië en Indonesië nog andere landen waren (zoals de Filippijnen) met oorspronkelijk regenwoud. Hij en Gilsa zijn hele goede vrienden van ons geworden en we houden regelmatig contact met elkaar. Gilsa ontving ons in hun huis met een lekker ontbijtje en dat was het begin van een heerlijk rustige huiselijke dag samen. Winnie was net terug van enkele lange reizen en ook hij kon wel een dagje rust gebruiken. Gilsa geeft les op een opleiding voor maatschappelijk werk, en doet daarnaast onderzoek naar de leefomstandigheden van diverse bevolkingsgroepen, zoals nu de vissersvrouwen van een mangrovebos in het Noorden van de Staat Espírito Santo. Van hen had ze, speciaal voor ons bezoek, een zak heel verse, hele grote garnalen meegebracht, die ze in een heerlijke almoço verwerkte. ’s Avonds zaten we nog een keer samen aan tafel met een fantasiegroentesoepje van Winnie en tot onze verbazing voegde Gilsa’s zoon André zich met zijn vriendinnetje Tahier bij ons aan tafel. Iets was hij normaal nooit deed als we bij hen logeren. Maar nu hij een vriendinnetje heeft, vond hij het kennelijk wel stoer en interessant tegenover Tahier dat er bij hem thuis gasten zijn uit het verre Nederland. We maakten het die avond niet laat en op de klanken van gestadig vallende regen op het afdak beneden ons raam, vielen we in slaap.

Maandag 10 oktober 2011. Na het ontbijt gingen we allemaal aan het werk. Winnie om zijn kantoorwerk bij te werken, Gilsa om haar lessen van die avond voor te bereiden, André om een college te volgen op de universiteit en Ben en ik om te schrijven en te proberen de gebeurtenissen die al voorbij waren, op papier her te beleven. Tussendoor maakte Winnie de “almoço” voor vandaag klaar, ik dropte een wasje bij Gilsa’s moeder en deed Ben korte hazenslaapjes. Kort na drie uur stapten we bij Winnie in de auto om een bezoek te brengen aan twee Braziliaanse zusters die in een volkswijk van Vitória een vrouwenopvang hebben. De beide zusters (Zr. Ana Maria van 68 en Zr. Nazaré van 78 jaar oud) hadden we twee jaar geleden ontmoet toen Ben een zeer emotionele lezing gaf over het leven van Tito de Alencar bij de plaatselijke organisatie van de Mensenrechten. Bij die gelegenheid hadden beide vrouwen ons uitgenodigd bij hen in de wijk te komen kijken. Die uitnodiging volgden we vandaag op. Naast een piepklein kerkje stond een parochiegebouwtje en daar troffen we 22 zwangere vrouwen die gezamenlijk aan het handwerken waren. Volgens mij deden ze allemaal hetzelfde werk, een randje festonneren van gekleurde katoen om een katoenen lakentje dat zou kunnen dienen voor het wiegje van de aanstaande baby. Het leek allemaal heel lieflijk en vredig, maar later begrepen we dat al deze vrouwen een geschiedenis hebben. Het meest dramatische verhaal betrof een vrouwtje dat haar elfde kind verwachtte van haar tiende partner! Geen van deze vrouwen had werk. Een van hen verzamelde afval van de straat en werd daarvoor betaald door de gemeente. Ze konden nauwelijks of niet lezen of schrijven. Slechts een paar hadden een partner. Een enkeling had een eigen plek om te wonen; de meesten woonden bij familie in.. Het enige dat de zusters voor ze konden doen, was ze wat zelfrespect bijbrengen. Bij een van hen had het ertoe geleid dat ze eindelijk was opgehouden te huilen. Zij werd voor het eerst van haar leven als een volwaardig mens beschouwd in de opvang door de zusters. Ben zong een paar liedjes en sprak wat bemoedigende woorden. Het uurtje handwerken eindigde met een bekertje chocola en een biscuitje en de vrouwen gingen naar huis. We praatten nog wat na met de zusters en met nog twee vrouwen die al jaren meehielpen bij het werken in de wijk. Omdat Zr. Nazaré een zwakke gezondheid heeft, zal zij waarschijnlijk per het einde van het jaar ermee moeten ophouden. Of de opvang in de huidige vorm dan zal blijven bestaan, is nog niet duidelijk. Ben wilde graag iets doen voor de vrouwen, maar zelfs het uitdelen van een klein baby-pakketje zou waarschijnlijk al organisatorische moeilijkheden opleveren, omdat de vrouwen komen en gaan en soms ineens weer uit beeld verdwijnen. In dit soort werk is continuïteit erg moeilijk. We brachten de fragiele Zr. Nazaré naar haar huisje ergens midden in de wijk. Ik voelde haar omacht over het werk dat ze deden en ik werd overvallen door een gevoel van eindeloze triestheid. Dat er nog steeds jonge vrouwtjes zijn voor wie geen plaats is in onze samenleving. Die aan de rand leven en maar moeten zien te overleven. Met kinderen aan hun rokken. Wat hebben wij dan een rijk leven, waarin we onze talenten mogen en kunnen ontwikkelen. We reden naar huis, praatten nog lang na. We gingen pas laat slapen.
Wordt vervolgd. Tjau, Patty++

Geen opmerkingen:

Een reactie posten