donderdag 29 september 2011

08 woensdag 21 september 2011 Holambra I en Holambra II

Vervolg woensdag 21 september 2011. Na de lunch nam Leny me mee naar het huis van Maritha Domhof, die als kind in de klas had gezeten bij Zr. Pacifique. De familie Domhof was in 1954 uit Nederland naar Brazilië geëmigreerd. Maritha werd drie jaar later, in 1957, geboren en was dus 9 jaar toen Pacifique in augustus 1966 in Holambra arriveerde om haar missiewerk te beginnen. Maritha zat toen in de tweede of derde klas lagere school. Ze herinnert zich nog heel goed dat ze van Pacifique blokfluitles heeft gekregen die voor haar een eerste kennismaking was geweest met muziek. En dat niet alleen, de blokfluit die ze bezat had een barst opgelopen en was vals. Ze kreeg toen van Pacifique een nieuwe blokfluit, die ze tot op de dag van vandaag heeft bewaard. Om het kostbaar kleinood veilig mee naar school te kunnen nemen, had haar moeder van een oude donkerbruine Hollandse winterjas een hoesje voor de fluit gemaakt, met een extra “sokje” om de onderzijde van de fluit te beschermen, en een extra overslag voor de bovenkant. Beide kwamen op tafel, net als het boekje met de eerste fluitoefeningen van toen. Maritha kon nog steeds een deuntje spelen op de oude blokfluit. We haalden nog meer herinneringen op aan die tijd, maar die bewaar ik voor een apart kadertje in mijn boek. Ik had nooit durven dromen dat ik in Holambra nog iemand zou ontmoeten die Pacifique als onderwijzeres had meegemaakt. Als cadeau kreeg ik van Maritha nog een mooi boek mee met foto’s van gebouwen uit de begintijd van Holambra, die ze zelf had gemaakt. Waaronder ook de school en het kloostertje van toen. Voor mij was deze ontmoeting met Maritha in alle opzichten weer zeer bijzonder.
Eenmaal thuis bij Leny, begon zij te graven in een doos met oude recepten. Al pratend over die oude tijd, had zij zich herinnerd dat ze in de zomervakantie van februari 1968 een kookcursus had gedaan bij Zr. Irmentrudis, de collega van Pacifique die in Holambra een huishoudschool heeft gehad. In tegenstelling tot Pacifique, die slechts een half jaar in Holambra is geweest, bleef Irmentrudis er zo’n 6 of 7 jaar. Leny had van haar cake en soezen leren maken en die recepten kwamen inderdaad boven water. Ik heb er ook een paar foto’s van gemaakt.
Na de thee bezochten we nog kort de moeder van Leny, mw. Greet Litjens, 92 jaar oud, de weduwe van de “econoom” van de Coöperatie van de beginjaren. Hoewel de coöperatie begonnen was met kapitaal van de Nederlandse immigranten, zorgde Leny’s vader, Jan Litjens, ervoor dat er niet alleen uit Brazilië, maar ook uit de Verenigde Staten aanvullend investeringskapitaal kwam. Daaraan dankt deze gemeenschap, sindsdien “stad” geworden, zijn naam: Hol-Am-Bra – Holland, Amerika, Brasil. Al babbelend met de oude dame, hoorden we geluiden uit de tuin komen. Het bleek een hele groep “capivara’s” te zijn, een soort beverratten, zo groot als een middelgrote hond met een afgeplatte vierkante snuit, die zich af en toe graag tegoed doen aan gras. We hebben er op afstand naar staan kijken. Zolang ze met rust gelaten worden, doen ze geen kwaad, maar er zijn gevallen bekend dat ze gemeen kunnen aanvallen en bijten. Nadat ze met zijn alleen een stukje gras hadden “gemaaid”, verdwenen ze weer rustig in het bos grenzend aan de tuin. Bij “Oma Greet” ontmoetten we ook nog Leny’s zus Ietje met dochter Ilonka. En dat is vermeldenswaard, omdat de zusjes Litjens, die allen op één na op Holambra wonen (die ene woont in NL), bij toerbeurt een deel van de dag voor hun moeder zorgen. ’s Nachts is er een verpleegster die blijft slapen, maar verder is er altijd een van de zusjes bij Moeder aanwezig. Waar vind je dat nog in Nederland!? We reden naar huis voor de avondboterham en brachten de rest van de avond met Leny en Ed in Hollandse gezelligheid door met een flesje wijn en een schaaltje knabbeltjes…..

Donderdag 22 september 2011. Ed had aangeboden ons met de auto naar “Holambra II” te brengen. Met spijt in het hart verlieten we hun tuinhuis. Als ik op dat moment de vrije keuze had gehad, was ik met een verrekijker ergens in de tuin en het aangrenzende weiland gaan zitten. Op zoek naar zang- en weidevogels. Hun tuin zit er vol mee. Er zitten gewone huismussen in de dakgoot, kleine duifjes spelen op het afgedekte zwembad, een kolibrietje laat zich af en toe zien in de bloeiende hibiscus en in het weiland is de kievit bezig een plekje te zoeken voor zijn nest. Hij is hier iets groter dan bij ons, en roept zijn eigen naam: quero-quero (lees: kèrro-kèrro), letterlijk vertaald: ik wil, ik wil. Wat hij precies wil, laat zich raden, het zal wel een lief vrouwtje zijn. In elk geval is hij in deze omgeving wat algemener dan onze kievit in Rucphen. Verder scharrelt er nog van allerlei kleurrijk gevederte rond, waar ik echt geen naam aan zou kunnen geven. Maar de volgende reisbestemming roept en dus gaan we – toch weer met veel plezier - op pad. Onze vier tassen verdwijnen in de achterbak van de auto en we nemen warm afscheid van Leny, die we beiden altijd al erg graag hebben gemogen.
De reis gaat naar “Holambra II”, zoals het onderling nog steeds wordt genoemd. Officieel heet het tegenwoordig “Campos de Holambra” en maakt deel uit van de gemeente Paranapanema. Holambra II is ooit ontstaan omdat Holambra I te klein werd voor de vele Nederlandse immigranten, wiens kinderen onderling gingen trouwen en ook een bedrijf voor zichzelf wilden beginnen. Daarover is erg veel te vertellen, maar dat voert te ver voor deze blogspot. Het nieuwe Holambra, dat rond 1960 ontstond, is veel groter qua grondgebied dan Holambra I. Er is daar nu een zeer goed georganiseerde, heel grote coöperatie van zo’n 100 leden, zowel van Brazilianen als van (voormalige) Nederlanders, en er wordt van alles geproduceerd en verhandeld. Maïs, bruine bonen, tarwe, haver, gerst, katoen, aardappelen, suikerriet, sinasappelen, bananen, eucalyptus, slachthaantjes, melk- en vleeskoeien, snijbloemen en planten. Een duidelijk voorbeeld waartoe de Nederlandse handelsgeest kan leiden. Wat bij de productie aan het grote succes heeft bijgedragen is de zgn. “pivô”, een irrigatiesysteem dat over een grote lengte langzaam op wielen ronddraait en gigantische grondoppervlakken van water voorziet. Dat heeft ertoe geleid dat er soms wel drie oogsten per jaar van één grondstuk afkomen. Er is altijd wisselteelt en waar mogelijk wordt de grond niet steeds opnieuw geploegd of anderszins bewerkt. Tussen de maïsstoppels van de vorige oogst wordt bij voorbeeld weer gewoon tarwe gezaaid. Van biologische teelt moeten ze hier nog weinig hebben, de pivô wordt dus ook gebruikt om gif e.d. aan het water toe te voegen en er wordt met kunstmest gewerkt.
We vertrokken om acht uur ’s morgens, dronken ergens een “café com leite” met “pão de queijo” (een kopje koffie met melk en suiker en een luchtig kaasbolletje), en hadden met Ed nog een interessant gesprek over het werk dat hij een tijdlang had gedaan. Ook hij heeft met zijn gezin zo’n 11 jaar in Holambra II gewoond, maar het gezin miste de knusheid van Holambra I en wilde dus terug. Tijdens deze 11 jaar werkte hij niet als zelfstandig veearts, maar was werkzaam in een soort van laboratorium waar hij zich bezighield met “embryo-transplantaties” bij koeien. Voor mij een nieuwe wereld. Ik heb natuurlijk al wel gehoord van het “klonen” van dieren, maar heb me er verder nooit in verdiept. Er wordt dus in het laboratorium gemanipuleerd met eitjes en zaadjes om “betere” koeien te creëren. Ed zei dat hij ook nu nog, op zijn bedrijfje thuis met 100 koeien, goede embryo’s in de vriezer had zitten. Grappig genoeg heb ik de middag voor ons vertrek een foto willen maken van de koeienstal opzij van hun huis en trof er toen Ed aan die met een lange in plastic gepakte arm onder de staart van zijn meiden de baarmoeder van elke koe aan het controleren was om te zien of ze wel drachtig waren geworden, hetgeen lang niet bij allemaal het geval bleek te zijn. We hebben het bij de koffie nog even gehad over het ethische aspect van de embryo-transplantaties. Ed bekijkt dit vanuit de wetenschap en is er enorm door gefascineerd. Voor mij hoeft het niet zo nodig. Ik denk dat het een ontwikkeling is gebaseerd op nóg meer geld verdienen en volledig voorbij gaat aan de mogelijkheden en de schoonheid die de natuur zelf al te bieden heeft. We arriveerden tegen 12 uur in Campos de Holambra en via de “celular”, Ed’s telefoontje, werd met zijn broer Kees en diens vrouw Anna afgesproken dat we elkaar in het restaurant van “El Gringo” (= de buitenlander, in dit geval een Argentijn) zouden ontmoeten. Anna is een dochter van de familie Scholten, met wie Ben in de 50’er jaren veel contact heeft gehad. Voordat hij tot priester werd gewijd, studeerde hij vier jaar theologie in São Paulo en bracht elke vakantie door op Holambra, met name bij de Scholtens, om het boerenvak onder de knie te krijgen, waarvan hij later zou profiteren bij zijn werk in het Amazonegebied. We lunchten samen en als onderdeel van het buffet (hier niet per kilo, maar voor een vaste prijs) troffen we naast de gebruikelijke bruine bonen ook een schaal met linzen en een met kikkererwten. Die was ik in Brasil nog niet eerder tegengekomen. Misschien de invloed van de Argentijnse keuken? Gekookte “codorno”-eitjes (zijn het kwartels?) zijn hier trouwens ook heel gewoon. Onze tassen verhuisden naar de auto van Kees en Ed begon welgemoed aan de terugreis van 300 km. In dit enorme land een kleinigheid, waar ze hun hand niet voor omdraaien …. Bedankt, Ed, voor de lange rit die je speciaal voor ons maakte!
Kees van de Groes is 6 of 7 jaar ouder dan zijn broer Ed en is boer. De schuur van de slachthaantjes heeft hij verhuurd en hij houdt zich momenteel vooral bezig met bruine bonen en eucalyptus. De in de loop der jaren verworven gronden heeft hij inmiddels verdeeld over zijn zes kinderen, die allen op een of andere manier ook weer boer zijn. Alleen zijn oudste dochter is nu met enkele luxe soorten bloemen begonnen, die veelgevraagd zijn bij bruiloftspartijen en waarvoor dan ook duur wordt betaald. Anna en Kees leven in een mooi huis, dat door hen zelf is gebouwd. Er zijn negen kleinkinderen. In hun manier van leven en zijn, zijn ze eenvoudig gebleven en vooral Anna ervoer ik als een wijze vrouw, die graag op zoek gaat naar diepgang. Ze voelen zich als gezin goed geïntegreerd in de Braziliaanse samenleving. Spreken beiden ook goed Portugees. Hun kinderen hebben ze een Nederlandse opvoeding gegeven. Maar nu, twee generaties verder, met Braziliaanse schoonzonen en schoondochters, beseffen ze toch dat integratie niet zo eenvoudig is. De verschillen in cultuur zullen nog wel enkele generaties doorsijpelen. De middag brachten we in rust door en om zes uur begaven we ons gezamenlijk naar “De Horizon”, een gemeenschapszaaltje waar de vrouwen van de stad een avond belegd hadden voor Ben om er zijn verhaal te vertellen. De Coöperatie is ook hier in Holambra II inmiddels begonnen met enkele voorzieningen, min of meer naar Nederlands model, voor de ouder wordende generatie Nederlanders door grond aan te kopen voor kleine seniorenwoninkjes (de eerste drie zijn reeds bewoond) en een gemeenschapszaal. We zouden om zeven uur beginnen, maar dat werd weer eens plus of min “een Braziliaans kwartiertje”. Rond kwart voor acht waren de verwachte 60 man+vrouw aanwezig en konden we eindelijk beginnen. Met behulp van de Powerpoint-presentatie van zijn leven heeft hij de zaal toegesproken en toegezongen. Het werd een mooie avond. Dochter Anne-Marie van de Groes hield een openingswoordje, dochter Carolina nam de taak op zich om Ben’s boek te verkopen (in totaal al tien stuks!). In de pauze waren er Hollandse vlaaien bij de koffie, en op tafel stonden Hollandse azalea’s in mooie kleuren. Na afloop was er een Braziliaanse vrouw, wiens naam me ontging, die een bijzonder dankjewel presenteerde aan Ben via een korte Powerpoint met muziek en dat nog gepaard deed gaan met het boek over “50 jaar Holambra II”. Voor mij was er ook nog een azalea, die nu bij Anna op het terras staat te pronken. Thuis dronken we nog een glaasje op de goede afloop en moe èn voldaan vielen we die avond in slaap.

Vrijdag 23 september 2011. Na een goede nachtrust en een lekker ontbijtje, kwamen dochter Carolina van de Groes en echtgenoot Marcello Swart ons om half tien halen om ons een idee te geven van de wijde omgeving van Campos de Holambra. Marcello, ook zoon van Nederlandse emigranten, is sinds tien jaar eigen baas op de gronden die ook hij via zijn vaders harde werken heeft verkregen. Hij heeft een opleiding genoten als “agrónomo”, een soort van landbouwingenieur. Hij heeft ons van alles laten zien. Uitgelegd hoe de “pivô” werkt en waar het water vandaan komt. Er zijn diverse natuurlijke meertjes en poelen die met Nederlandse handigheid van een dam, een pomp en buizen zijn voorzien om de uitgestrekte landerijen te kunnen bevloeien. Heeft ons het verschil getoond tussen bruine bonen die water krijgen en die planten die door de pivô net niet bereikt worden. Vertelde over de nachtvorst die toch ook hier af en toe kan toeslaan en een totale oogst om zeep helpt. Tot mijn verrassing hoorde ik van Marcello ook dat er in de Staat São Paulo binnenkort een wet van kracht wordt dat 20% van de gronden die bewerkt worden door de boeren, zullen moeten worden “teruggegeven” aan de natuur. Hij was al hiermee begonnen. Daartoe is een instituut actief dat aangeeft welke plekken in aanmerking komen voor herplant en welke (inheemse) bomen en planten moeten worden aangeplant. Lijkt me een goed initiatief om ook in Rucphen in te voeren…!! Opvallend was in de gehele streek dat de Nederlanders allemaal mooie huisjes hebben neergezet voor hun arbeiders. We zijn nog naar de nieuwbouw van zo’n huisje wezen kijken. Een mooi ruim huisje met drie slaapkamers, geschikt voor een gezin met kinderen. Met een standaardkeuken en –sanitair, en geheel betegeld. Een arbeider heeft tegenwoordig ook een arbeidscontract, kan niet zomaar ontslagen worden en heeft een opzegtermijn. Welk loon een arbeider verdient, weet ik niet, maar het is zeker meer dan het zogenaamde “salario minimo”, het minimumloon dat door de overheid wordt vastgesteld. Enkele jaren geleden was dat nog rond de 250/300 Reais, nu bedraagt het R$ 545. Omgerekend nog geen 250 Euro. Marcello houdt niet van schulden, alle machines die hij had staan in zijn schuur, voor verschillende vormen van planten, zaaien of oogsten, waren allemaal betaald. Voor hem dus geen afhankelijkheid van de banken! Ik ontdekte vogelpoep langs de muren en op de grond van de schuur en wat bleek? Tussen de zakken kunstmest had al enkele keren een (soort van) kerkuil genesteld, hetgeen Marcello gelukkig kon waarderen. De hoeveelheid gif die in de schuur ergens in een hoekje open en bloot op de plank stond, tja, die moest nog wel worden afgeschermd met een scheidingswand en af te sluiten deur, maar dat kwam nog wel…. Het was een zeer leerzame en interessante ochtend. We snoepten nog van een verse sinasappel, zó van de boom, en reden in een wijde boog weer terug naar de bewoonde wereld. Zetten Carolina af bij hun zeer fraaie, net nieuw gebouwde huis, dat we ‘en-passant’ nog even van binnen mochten bekijken, en eindigden weer bij Kees en Anna voor de “almoço”, de warme lunch. De plannen om ’s middags te gaan kijken bij de visvijvers van Kees en hun zoon Eric, hebben we afgeblazen. Enige rust en de gelegenheid om wat te schrijven leken ons toch beter dan om wéér in een auto te stappen. Gelukkig had men er begrip voor en konden we wat op verhaal komen. Later toonde Kees ons foto’s van de visvijvers en hoorden we van Anna hoe ze in de beginjaren hier elk weekend hobby-vissers ontvingen die per kilo betaalden voor de door hen gevangen vis. Anna beheerde toen zelf de weegschaal en de kassa! Rond zeven uur ’s avonds arriveerden de kinderen van de Groes met aanverwante artikelen om allemaal kennis te kunnen maken met de gasten uit Nederland en was er voor de hele familie een goed georganiseerd mini-buffet met Hollandse groentesoep, guiches en gevulde stokbroden. Natuurlijk werd er gezongen en moest Ben er weer aan geloven. De gitaar van de kleinzoon werd erbij gehaald en Ben liet iedereen weer genieten van zijn stem en zijn vrolijke muziekjes. We praatten nog even na met Kees en Anna en bespraken met hen de plannen voor de volgende dag, die door een andere tak van de Scholten-familie zou worden georganiseerd. We sliepen daarna als rozen, in de gelukkige wetenschap dat we pas om tien uur de volgende ochtend “aan de bak” moesten…..

Zaterdag 24 september 2011. Reeds rond half tien arriveerde Margriet Scholten, zelf een telg van de Nederlandse familie Derks, maar al zo’n 40 jaar getrouwd met Jan Scholten, de oudste broer van Anna. Zij had gehoopt dat ook onze koffers mee zouden gaan, zodat we de laatste nacht bij hen zouden slapen, maar daarvan hebben we afgezien. Weer in een ander bed slapen en dan voor één nacht, was net even te veel. Margriet had er begrip voor en samen reden we in haar auto de 5 km terug naar het centrum van Campos de Holambra. Ze zette ons af bij het plaatselijke ziekenhuisje, waar broer Bart Scholten met zijn dochter Rianne op ons stonden te wachten. Rianne, zelf fysiotherapeute, maar nu liever huismoeder met twee kindjes, is Presidente, voorzitster, van de vereniging die ervoor heeft gezorgd dat de ziekenzorg beter werd georganiseerd. Toen Holambra II in 1960 van start ging, werden er enkele zusters van de congregatie van de Zusters van Amersfoort en een Nederlandse priester met hen mee gestuurd. Immers de zielzorg van die Hollanders in den vreemde moest ook goed verzorgd worden, zo vond de Nederlandse Overheid destijds. Na verloop van tijd verlieten de Nederlandse zusters de Holambra-kolonie en gaven het klooster waar ze al die jaren hadden gewoond, cadeau aan de Coöperatie. Er werd een vereniging opgericht en met financiële steun van de leden van de Coöperatie èn van de gemeente werd het gebouw verbouwd en geschikt gemaakt als hospitaal. Een deel ervan werd verhuurd aan de gemeente waar een Eerste Hulppost werd ingericht. Nu zijn er verschillende artsen bij toerbeurt overdag werkzaam en als er ’s nachts hulp benodigd is, dan gaan de patiënten naar de gemeentelijke post, waar ook overnacht kan worden. Om eerlijk te zijn, heb ik de totale opzet van het geheel niet zo goed begrepen. Ik denk dat er gewoon te weinig patiënten èn te weinig financiële middelen zijn om een echt ziekenhuis te laten draaien. Maar, Rianne, en ook de mensen die we daarna spraken, zijn met deze opzet al heel tevreden. Voorheen was er niets van dien aard.
We namen afscheid van Rianne. Haar zouden we later die dag nogmaals ontmoeten in het huis van haar ouders (Bart en Bets Scholten). Vader Bart nam ons mee in zijn mooie P.C. Hooft-tractor en reed ons naar het museum van 50+ jaren “Nederlanders in Brazilië”. Bij aankomst was er een gezelschap van zeker 40 man in alle leeftijden van de Van Melis-familie. Allemaal nazaten van Vader en Moeder van Melis die ook in de jaren ’50-’60 naar Brasil waren geëmigreerd en nu een familiedagje hielden. Met een soort van quiz met vraagjes als: “Hoe heette het hondje van Oma van Melis?” (De Nederlandse woorden “oma” en “opa” worden hier nog door de Braziliaanse kleinkinderen gebruikt, terwijl geen van hen nog een woord Nederlands spreekt.) De museumbeheerder, de gepensioneerde Toon Eltink, voegde zich later bij ons en samen liepen we door alle afdelingen van het kleine, maar goed georganiseerde (hoe kan het anders met al die Nederlanders hier?!?) museum. Het werd af en toe een feest van herkenning. In het huisje dat was ingericht met de meubeltjes en spulletjes die de Hollanders destijds vanuit Nederland meebrachten, herkende ik het ledikant, zoals ook mijn vader en moeder dat destijds hadden. Met de gehaakte sprei erbovenop. In de afdeling met Braziliaanse voorwerpen, zoals men het toentertijd hier aantrof, stond exact hetzelfde dienblad dat mijn grootvader, Opa Smoolenaars, als kapitein van de grote handelsvaart, van zijn vele reizen naar Zuid-Amerika had meegebracht en dat nu al dertig jaar bij mij in de huiskamer staat. Met veelkleurige vlinders uit het regenwoud en omlijst met een randje ingelegd hout. Heden ten dage zal dit soort van souvenir vast niet meer gemaakt mogen worden. Alhoewel, met de op handen zijnde nieuwe wet die grote delen van het regenwoud wil omhakken ten behoeve van nóg meer vee en nóg meer soja, weet ik het nog zo net niet met de liefde voor de natuur in dit grote land…… Toon Eltink vertelde ons enkele wetenswaardigheden die de moeite waard zijn hier te herhalen. Brazilianen houden van heiligenverering. In de wijde omtrek werd “São Roque” vereerd en aangeroepen. Een heilige die rond het jaar 1300 leefde en wordt beschouwd als beschermer van invalide mensen. Hij wordt dan ook altijd afgebeeld met een lange mantel, maar met één been onbedekt. Hij zou ook in zijn tijd beschermer zijn geweest van vee en besmettelijke ziekten onder het vee hebben voorkomen. Of de naam “Roque” ook iets betekent in het Portugees, heb ik niet kunnen achterhalen. Een ander bijzonder verhaal betrof de “Porta da Roda”. Een ‘roda’ is een wiel en een ‘porta da roda’ was een soort van draaideur. Wanneer een jong meisje ongewenst zwanger werd, was dat een schande voor de familie. Tijdelijk ver weg van de familie werd de baby geboren en vervolgens gebracht naar een zusterklooster in de omgeving van het huidige Campos de Holambra. Daar bevond zich een “draaideur” met aan de buitenzijde een babywiegje. Het netgeboren kindje werd daarin gelegd en de moeder ging terug naar haar familie, alsof er niets was gebeurd. De zusters “draaiden” de deur naar binnen en namen het baby’tje op in hun klooster zonder zich erom te bekommeren waar het kindje vandaan kwam. Binnen de muren van het klooster kon de baby opgroeien en soms verbleef hij of zij er jarenlang. Zo zijn er veel kinderen die geen enkele aanwijzing hebben wie hun biologische ouders waren. Soms waren het zoveel ongewenste kinderen, dat de zusters ze niet eens een naam gaven. Er is een verhaal bekend van een jongen die met de naam “nummer zeven” door het leven gaat…. Nog weer een bijzonderheid is de komst van mensen in de streek die de nazisten van het Duitsland van Hitler een warm hart toedroegen, nog voor het in Europa echt oorlog werd. Zij bewoonden een grote fazenda in het huidige Holambra en bouwden er met bakstenen waarin een hakenkruis is opgenomen. Van deze bakstenen waren diverse voorbeelden in het museum te vinden.
Intussen had zich ook Jan Scholten bij ons gevoegd, de oudste broer van Anna en Bart. Temidden van de vele foto’s troffen we de officiële foto die gemaakt was, nog in Nederland, van de gehele familie Scholten, vlak voor hun vertrek. Zo’n foto werd door de Nederlandse Overheid gemaakt van alle vertrekkende emigrantenfamilies. Immers, in die tijd vertrok je “voor het leven” en hoogstwaarschijnlijk zouden de achterblijvers ze nooit meer terugzien. Deze foto moest de herinnering levend houden. Ik heb er een digitale foto van gemaakt met de hoofden van de beide broers Jan en Bart anno 2011 ernaast. Er zijn tientallen families hier te vinden tussen alle foto’s, variërend van Kievitsbosch tot Steltenpool, en van De Wit via De Bruijn tot de familie Swart. Komisch al die Nederlandse achternamen, waarmee straks vele Brazilianen verder door het leven gaan. Mijn meisjesnaam is al gevallen in dit verhaal. Smoolenaars, met dubbel “o” en mijn vader heette Jan. Laat hier op Holambra II nu een familie zijn geweest van wie Jan Smolenaars, met één “o”, de stamvader was! Ze hebben het hier waarschijnlijk niet gered of niet goed naar hun zin gehad, want de familie is gerepatrieerd naar Nederland. Temidden van de vele oude landbouwtoestellen en –voertuigen die er ook nog stonden in het museum, hebben de mannen met elkaar nog vele herinneringen opgehaald en ook Ben wist daar de nodige belevenissen uit die tijd aan toe te voegen.
Het uur van de “almoço” was inmiddels al lang aangebroken. We stapten nu samen met Bart in de zo mogelijk nóg mooiere P.C. Hooft-tractor van Jan Scholten. Even buiten Campos de Holambra was een “posto”, een benzinestation, dat inmiddels was uitgebreid met een gigantisch restaurant van de keten “Graal”. Ook weer zo’n typische naam voor Brasil. Misschien ook wel van Nederlandse oorsprong? In elk geval zet deze keten wegrestaurants op in de stijl van de mensen in de streek. Zo hebben ze ergens een Japans ingericht bedrijf, en ongetwijfeld ook nog Italiaanse en Duitse restaurants in het Zuiden. Maar hier, in de Nederlandse omgeving, hebben ze met de hulp van de mensen van Holambra I èn II een restaurant in Hollandse stijl ingericht. Inclusief de klompen, de molens, de boerenluiken en niet te vergeten een draaiende video van André Rieu. Tot op de W.C. hingen de schilderijen van tulpen, klompen en Amsterdamse grachten. Dit alles om nog meer toerisme naar de streek te trekken! Hoe het ook zij, het is best leuk om te zien en het kilo-buffet was er prima verzorgd. Daarna reden we langs de uitgestrekte landerijen van Jan weer terug naar de stad. Onderweg vertelde Bart, die een bedrijf heeft met voornamelijk suikerriet, dat ook daar een positieve verandering staat te gebeuren. Tot nu toe werden suikerrietplantages afgebrand voordat ze werden geoogst. Dat ging ten koste van veel leven dat zich in de plantages had ontwikkeld. (Marcello had ons al verteld dat ze eens een dode kleine soort krokodil tussen de suikerriet hadden gevonden!) Vanaf 2014 mogen in de Staat São Paulo de grote bedrijven niets meer afbranden, en vanaf 2017 zal het ook aan de kleine producenten van suikerriet verboden zijn. Wat blijkt namelijk? Als de gehele plant wordt geoogst, kan na het extraheren van de suiker (hetzij voor menselijke consumptie, hetzij voor alcohol te gebruiken als autobrandstof in plaats van benzine) de pulp gebruikt worden voor opwekking van energie. Zo kan de natuur misschien toch nog dubbel profiteren van deze gigantische monocultuur. We reden nu naar het prachtige en zeer gezellig ingerichte (met echt Hollandse gezelligheid) huis van Bart en Bets. Met een heerlijk groen uitzicht. Bets is dol op planten en dat was te zien, zowel binnen als buiten. Ben voelde zich niet goed, ik denk oververmoeid en met een fikse verkoudheid onder de leden. Hij bleef een tijdje rusten bij Bets op het terras, die hem voorzag van een ferme stoot Antigrippine. Omdat ik die ochtend met Rianne had afgesproken ’s middags ook nog wat bloemen te willen zien, ging ik na een verfrissing met heerlijke Hollandse vlaai, met Rianne mee om te kijken op een bloemenkwekerij van haar zwager Gerard (hier Geraldo) de Bruijn. Zijzelf is getrouwd met Richard (hier Ricardo) de Bruijn, die weer ergens als boer werkzaam is. De kwekerij bevatte meerdere soorten bloemen en planten die vooral gebruikt worden als opvulling in gemengde boeketten, zoals de rode besjes van de gele hypericum en kleine witte margrietachtige bloempjes waarvan ik de naam niet weet. Omdat de winter net voorbij is, was het geen erg kleurrijk geheel. Wat ik wel heel interessant vond, is dat ook de bloemperken buiten alle waren voorzien van verlichting. Elke nacht worden alle planten voorzien van lamplicht om zodoende sneller tot bloei te komen. Hoezo energiebezuiniging?! Van Huize Bart en Bets reden we nog voor een borreltje naar Huize Jan en Margriet, om later weer bij Bart en Bets terug te keren. Daar kwam de gezamenlijke familie Bart/Jan/Theo Scholten bijeen en weer was er een gezellige Hollandse avond met soep, vlaaien, en broodjes ter ere van onze aanwezigheid. Gelukkig was er hier een schoonzoon aanwezig die ook gitaar speelde en aardig kon zingen, zodat Ben een beetje rust kreeg. Daartegenover heeft hij in dit gezelschap weer veel meer verteld van het vele werk dat hij in Brasil heeft gedaan. Tjonge, pas om half twaalf werden we terug gebracht naar het huis van Anna en Kees voor onze laatste nacht in Campos de Holambra. Kees zou op ons wachten, maar lag lekker te slapen in de huiskamer. We moesten op de ramen bonken om te worden binnen gelaten. Tot zover mijn ‘inhaalslag’ van onze belevenissen. Straks hoop ik verder te schrijven om weer helemaal bij te komen, want sinds Holambra hebben we nog weer van alles beleefd. Tot later dus. Tjau, lieve groetjes, Patty+++

Geen opmerkingen:

Een reactie posten