dinsdag 27 september 2011

07 – Woensdag 21 september 2011 - op Holambra I

Woensdag 21 september 2011. Bij Leny en Ed hebben we nu al enkele malen geslapen in het tuinhuis, achterin de tuin. De twee honden, Bongo – een stevige knul, en Pepita – een soort van tekkeltje, bewaken er ’s nachts samen het erf. Twee jaar geleden hebben we al geprobeerd vriendschap met ze te sluiten. Met Pepita gaat dat vanzelf, met Bongo ligt het iets moeilijker. Met hem blijft voorzichtigheid geboden. Bongo kwispelde wel bij het horen van onze stemmen, maar tot een echt contact kwam het niet. Daarvoor zijn we hier toch te kort. We hebben heerlijk geslapen en hadden weinig last van de muggen. Pat bleef nog wat liggen tot half acht. Ik ben om half zeven begonnen met al mijn documenten beter op orde te leggen in de mappen. Op volgorde van de bezoeken. Leny had inmiddels al georganiseerd met haar schoonzus Anna (van de Groes-Scholten) op Holambra II dat we daar een dag later heen zouden gaan en er ook een dag langer zouden blijven. Morgenavond ga ik er een PowerPoint-voorstelling geven voor het vrouwengilde en hun mannen. Na het ontbijt reden we om 9 uur met Ed naar de lokale krant ‘Journal da Cidade’ voor een onderhoud, dat maar liefst duurde tot bijna 12 uur. De journalist Luís Gonçalves Alves wilde alles weten over mijn relatie met Holambra vanaf 1956, toen ik vier jaar lang, tijdens mijn theologiestudie in São Paulo in de vakanties naar de familie Scholten ging op Holambra om me te bekwamen in de landbouw. Meedeed aan de strijd tegen Hogeboom, de tweede directeur van de Coöperatie die door de immigranten zelf met hun gezamenlijk kapitaal was opgezet. Deze directeur wilde met de botte bijl rechttrekken wat scheef was getrokken door de eerste directeur van de Coöperatie, Heimeijer. De met de emigranten vanuit Nederland meegereisde pater is aan deze strijd onderdoor gegaan en gestorven. En het werd de oorzaak van het weggaan van vele boerenfamilies, die het niet konden bolwerken. In plaats van dat ze geholpen werden door hen, die wel slaagden, moesten ze, bijna-failliet, maar zien elders in Brasil of terug in Nederland, met het beetje geld dat overbleef, weer hun boerenleven op te bouwen. Het was een onrechtvaardige strijd, eigenlijk Nederlanders onwaardig, maar mensen blijven mensen en soms lopen dingen gewoon zo. Er kwamen andere boeren, vooral uit Noord-Nederland, voor terug, die er “hun bedje gespreid vonden” op de kant en klare boerderijen van hun voorgangers en de grond die inmiddels al jaren was bewerkt en verbeterd.
Ik heb verteld over de eerste mis die ik na mijn wijding in 1960 op Holambra las, een gebeurtenis die je normaal gesproken graag bij je eigen familie beleeft. Over het kopen van 2.000 kippen, vervoerd in kratten naar Rondonia om met de opbrengst van de eieren ons college Don Bosco in Porto Velho af te bouwen. Een reis van zeven dagen met tropische hitte over zandwegen, 3.500 km lang. Er stierf maar één kip. Die had zijn kopje op het verkeerde moment buiten de krat gestoken. Over de ontmoeting in 1966 met zuster Pacifique Degen, die haar werk als missionaris op Holambra begon om de taal te leren en later naar Araçuaí vertrok. Over het krijgen van een oude rijstpelmolen voor mijn coöperatie in Ji-Paraná in 1968, die wonderen heeft gedaan.
Ik heb op de vragen van de journalist Luís, verteld hoe gesloten alles op Holambra was. Dat ze niet duldden dat er iemand met een Braziliaan trouwde. Dat ik, als eerste, meisjes naar de Salesiaanse zusters stuurde in São Paulo om voor onderwijzeres te studeren. En jongens naar de technische school in Campinas, wat moeite kostte. Ze hadden er geen vertrouwen in. Dat Holambra II er kwam, ook voor de onderlinge huwelijken, want trouwen met Brazilianen zat er lange tijd niet in. Dat werd later totaal anders.
Op zijn vragen wat ik dacht over Brasil nu, heb ik gezegd dat de progressie van het land lag binnen het economische beleid van Vraag en Aanbod en de petrolium-dollars van de USA, waar we vanaf moeten. Dat er een grens moet worden getrokken aan het verkrijgen van bezit en geld, omdat het verschil tussen rijk en arm nergens groter is dan in Brazilië. Hij bevestigde wat ik al had gelezen, dat het waar is, dat Nederland, zó klein, de tweede investeerder is in Brasil. Ik reageerde daarop dat de winsten, in Brazilië gemaakt door de Nederlandse handel, 10% van de Nederlandse inkomens uitmaken. En dat wij met 1.000 missionarissen en hun enorme steunende achterban, 1% terug hadden gebracht om de armoede te bestrijden in Brasil en te proberen de ondermassa armen van het land op te richten. Voorts vroeg hij, nu het honderdjarige feest wordt gevierd van de komst van de eerste Nederlanders naar Brazilië, hoe dacht ik dat het beste de band tussen beide landen kon worden versterkt? Dat kan volgens mij alleen door uitwisseling van veel jongeren over en weer om van elkaar te leren en elkaar beter te leren begrijpen.
Duizend en een vragen, waarvan we een deel van de antwoorden zullen vinden in de krant van Holambra.
Ook Pat kwam aan de beurt in het interview met journalist Luís. Ze vertelde over de brieven die Zr. Pacifique naar haar moeder had geschreven, nadat ze haar missionair leven op 46-jarige leeftijd op Holambra was begonnen. En over de drie dagen die ze verbleef in Araçuaí om het 40-jarig bestaan te gedenken van de Stichting Ação Social Santo Antônio, die door Zr. Pacifique was opgericht.
Ed was al die tijd bij het interview aanwezig geweest en had waar nodig nog wat aanvullende informatie gegeven over de beginjaren op Holambra, die hij als kind had meebeleefd. Zijn familie en de familie van zijn vrouw Leny waren in 1950 met al hun bezittingen hiernaartoe geëmigreerd. We hadden wel dorst gekregen van het gesprek, maar helaas zat een kopje koffie er niet in. Er was op het hele kantoortje van de krant geen koffiekan te vinden. Wel een legertje van die kleine fruitvliegjes, die dankzij het open raam, steeds even aan ons kwamen snuffelen.
Na het interview kwam Jaime binnen, wiens achternaam ons is ontschoten. Jaime is de eigenaar van de krant en hij heeft ook een kleine uitgeverij in Holambra, Editora Setembro, met website waarop hij boeken verkoopt. Twee jaar geleden bleek hij, na overleg met Leny, mijn boek op de website te hebben gezet en tot onze verrassing waren er inmiddels tien boeken verkocht. Waarvan eentje naar Engeland, die hij per post had verstuurd. Met de koopster van dit boek hebben wij onlangs contact gehad via e-mail. We hebben ons toen wel afgevraagd hoe mijn boek in Engeland kon zijn beland? Daarop kregen we dus nu het antwoord! Jaime overhandigde me een envelop met de opbrengst van de tien boeken. Zonder aftrek van de handelaarskorting. Wat sympathiek! Ik liet hem mijn boekje “Celibaat in het juiste licht” zien en we bespraken dat ik het hoopte te vertalen naar het Portugees. Dan zou ik het naar hem opsturen voor mogelijke uitgave in Brasil.
We namen afscheid van Luís en Jaime en reden langs de zaak van Ed, en sinds kort ook van zijn zoon Lucas. Ed is dieren- en veearts en had al een boerenbedrijfje samen met zijn andere zoon Michael met zo’n honderd Hollands-Friese koeien. Maar om het hoofd financieel boven water te houden, was hij jaren geleden ook een dierenwinkel begonnen naast de dierenpraktijk die hij met een collega arts deelt. Daar dronken we het gewenste kopje koffie en ontdekten veel merken hondenvoer die we in Holland ook kunnen kopen. Lang leve de multinationals! Bij thuiskomst stond de “almoço”, de warme lunch, al op ons te wachten, klaar gemaakt door Leny’s trouwe gedienstige, Maria. Tot zover mijn inbreng in het verslag. Pat neemt het hierna weer over. Met een ferme Braziliaanse abraço, Ben+++

Geen opmerkingen:

Een reactie posten