Het boekje "Ceibaat in het Juiste Licht" van Ben Strik is te bestellen via een mail'tje op:
benstrik@planet.nl
of bel even
0165 34 4459.
Prijs: € 7,50 incl. portokosten.
Dank!
Patty en Ben Strik++
dinsdag 6 december 2011
zondag 6 november 2011
017 – Donderdag 20 oktober 2011 - Aracajú en Propriá
017 – Donderdag 20 oktober 2011 - Aracajú en Propriá
Donderdag 20 oktober 2011. Om kwart over twee gingen we de lucht in. Deze keer niet met de GOL, maar met de TAM. En niet in een Boeing 737, maar in een Airbus 320. Iets moderner, iets ruimer, met iets minder motorgeruis, én met iets meer service. Tot nog toe hadden we bij de GOL op alle korte vluchten alleen een glaasje fris met een chipje of een koekje gekregen. Bij de TAM stond er ook bier op de kar. Ben had daar wel zin in en kreeg een blikje Heineken. Dat geldt hier zo ongeveer als het Je van Het. Als versnapering was er een doosje gemengde noten en rozijnen. We waren met goed weer uit Recife vertrokken, maar kregen kort voor de landing een flinke bui over ons heen met regenwater dat striemde langs de vliegtuigraampjes. Een paar minuten later was de regen weer voorbij en landden we op een droog vliegveld in Aracajú. De bak met paraplu’s stond gereed naast de vliegtuigtrap, maar was niet nodig. Achter de glazen ruit ontdekten we al snel onze vriend Isaïas Nascimento Filho. Hem kennen we al zeker twintig jaar, een bevlogen priester die zich verbonden heeft aan de armoede en altijd in de weer is voor de “Sem Terra” (boeren zonder land), de “Quilombolas” (groepen negers die zich wisten te onttrekken aan de slavernij eind 19e eeuw en nog steeds geen eigen grondgebied hebben – er zijn nog 3000 van deze groepen in Brasil!!), en voor de vissers langs de São Francisco-rivier. Twee jaar geleden bezochten we hem in zijn parochie in Brejo Grande, een klein dorp vlakbij de rivier, maar door zijn strijd tegen de “fazendeiros” (de rijke boeren) heeft hij het stadje moeten verlaten. Het werd te gevaarlijk. Nadat hij twee maal met de dood was bedreigd, vond de bisschop het verstandiger hem er weg te halen. Hij woont nu in het huis van de bisschop in Propriá en werkt alleen nog voor “Caritas”, het bisschoppelijke hulpfonds. Hij bleek een heel programma te hebben opgezet rondom ons bezoek. Al te beginnen morgenochtend rond zeven uur met een radio-interview. Wat een geluk dat we onze vlucht niet hadden verzet. Als we een dag later waren aangekomen, hadden we Isaïas’ zijn hele programma in de war geschopt. Alsof ze het van boven zó voor ons geregeld hadden! Want achteraf bezien heb ik in Recife in de anderhalve dag die ik beschikbaar had met Piet Neefs, tóch alles kunnen doen wat ik met hem wilde doornemen! Isaïas had nog enkele verplichtingen deze namiddag, daarom leverde hij ons af bij het pension in Atalaya, de wijk aan het strand, waar we in 2000/2001 langere tijd verbleven, in de hoop te mogen terugkeren naar de landbouwschool die we aan het inrichten waren met geld van Nederland. Maar dat is een lang verhaal waar ik later op zal terugkomen.
We checkten in, betaalden de R$ 100 voor logies met ontbijt, zwaaiden Isaïas uit, en volgden het meisje van de receptie naar een kamer in de benedengang. Ze liet ons achter in een kamer met 1x2 en 2x1 bedden zonder ramen. Hartstikke donker. Met een loeiende airco model 1970. Alleen achter de douche zat een klein raampje. Nu wisten we wel dat dit geen luxe-tent was, anders hadden we het hier in 2001 niet een paar weken uitgehouden (financieel gezien dan), maar op de bovengang hadden we tenminste nog een raam gehad en contact kunnen maken met de buitenwereld. Ben vond het maar niks en stiefelde terug naar de receptie. Heeft het lieve meisje daar even laten horen dat hij “als vaste klant” toch wel iets anders verwacht had, en kwam tot mijn grote verrassing terug met de boodschap dat we konden verhuizen naar een kamer aan de voorzijde. Graag dus! Een frisse lichte kamer, met groot raam en deur naar een balkon. Net opgeschilderd, met één lila wand en lila gordijnen. En mét uitzicht, schuinweg, in de richting van de zee. De kamer en badkamer waren kraakhelder, er lagen alleen nog geen lakens en handdoeken. Een kamermeisje kwam dat meteen voor ons regelen, zette de (moderne!) airco aan, en haalde op ons verzoek ook een tafeltje met twee stoeltjes vanaf het balkon naar binnen toe. Die ze ook nog eens droog maakte vanwege de regen. Tjonge, wat Ben daar beneden gezegd heeft, weet ik niet, maar we kregen voor onze R$ 100 wel ineens een VIP-behandeling. Ik deed een kort tukje, Ben ging nadenken over de diverse afspraken die op het programma stonden voor dit weekend in kerken en in de media. Tegen donker gingen we naar buiten naar de boulevard, een afstand van 100 meter vanaf ons pension, op zoek naar de diverse plekjes die we nog zo goed kenden van tien jaar geleden. Leuke eettentjes, leuke restaurantjes, leuke barretjes. Waar we destijds afspraken met allerlei mensen om te zien of er nog wat te redden viel van ons project in Poço Redondo, waar de eens bevriende priester, die burgemeester was geworden, was gevallen voor macht en corruptie en ons verjaagd had uit zijn gemeente. De boulevard werd een grote teleurstelling. Alles in verval. Veel panden al gesloopt of achter grote hekken weggestopt. Tegen het einde van de boulevard was nog een gedeelte intact. Er stonden veel geparkeerde auto’s en er waren nog aardig wat bezoekers, maar de terrasjes lokten ons geen van alle. We wandelden terug en kozen voor een vrijstaand restaurant aan de waterkant, waar we onze teleurstelling over deze vergane glorie “verdronken” in een glas “caipirinha”. Zou Aracajú nu ook gevallen zijn voor een projectontwikkelaar die een boulevard voor ogen heeft met luxe wolkenkrabbers? Zoals Fortaleza en die vreselijke plaats daar in het Zuiden, Balneário Camboriú? Voor ons was de oude boulevard nu juist zo charmant, met laagbouw, kleine hotels en pensions, leuke winkeltjes, kioskjes en veel terrasjes. Het zal wel te maken hebben met het voortschrijden van de moderne tijd…… We deden ons tegoed aan een Braziliaanse “moqueca” (mokekka) maaltijd. Mét garnalen, want die had Ben intussen erg leren waarderen. Toen we gingen zitten, waren we de enige klanten. Maar toen er een enorme plensbui naar beneden kwam, wisten meerdere wandelaars bij ons onder het afdak aan te schuiven. De “moqueca” beviel zo goed, dat we nog wat rijst bijbestelden om de laatste prut uit de aarden schaal te kunnen schrapen. Terwijl de regen nog wat nadruppelde, liepen we de laatste 200 meter naar huis, hinkstap springend over plassen en kuilen. Daar doken we meteen ons bedje in. Maar helaas, het bedje veerde niet mee. Het bed bleek een springbox met een dure orthopedische matras erbovenop, die voor ons aanvoelde als een keiharde plank. Mijn botten van 65 jaar konden dat ongerief redelijk opvangen, maar de wat teerdere, 88 jaar oude botten van Ben hadden er meer moeite mee. Hoe dat nu op te vangen? Er lag een lichte sprei op ons bed. Die vouwden we vierdubbel ter hoogte van onze rug. Aan Bens kant legden we nog de twee grote opgevouwen badhanddoeken daarbovenop. Zodat er een dun verend laagje op de matras lag. Voor Ben bleef het ’t verhaal van de Prinses op de Erwt, die na twintig matrassen nog steeds de erwt kon voelen die eronder lag en dus wel een echte prinses moest zijn. Ben is dan wel geen echte prins, en hij sliep ook niet echt “prinsheerlijk”, maar toch kwamen we samen redelijk de nacht door.
Vrijdag 21 oktober 2011. Het was weer vroeg dag, want Ben moest opdraven in het live ochtendactualiteitenprogramma van Radio Cultura. We ontbeten snel, terwijl Isaïas al in de hal op ons zat te wachten. Om kwart voor zeven arriveerden we bij het radiostation, waar we volgens mij twee jaar geleden ook al eens geweest zijn voor een interview. Bij aankomst werd er een senator geïnterviewd en dat bleek achteraf in ons nadeel. De senator kreeg alle tijd, ook al omdat Pater Isaïas hem een probleem voorlegde van een groep vissers langs de Rio San Francisco die in de moeilijkheden zit en waarvoor Isaïas zich inzet. Daarna volgde een kort muziekje en een reclameboodschap en toen was Ben aan de beurt. Die kreeg helaas niet alle tijd om zijn boodschap af te geven, want ook Isaïas mocht nog zijn zegje doen, maar het geheel was niet onverdienstelijk. Intussen liep ik rond in het radiostation om een tekst die Ben gisteren geschreven had voor de diverse bijeenkomsten, en die ik nog voor het ontbijt op een USB-stickje had gezet, uitgeprint te krijgen. Dat lukte dankzij een vriendelijke radiomedewerker. Na de radio-uitzending bleven we wachten in een andere ruimte op een TV-ploeg van TV-Aperipé. Die kwam, en de cameraman herkende Ben, let wel!, van tien jaar geleden. De jonge journalist die het interview afnam, was onder de indruk van Bens levensverhaal èn de boodschap die hij wilde achterlaten, en gaf hem de kans het hele verhaal voor de camera te vertellen. Ze namen vervolgens onze powerpoint presentatie mee om te kopiëren en foto’s ervan te gebruiken in de documentaire. We weten niet wanneer het wordt uitgezonden.
Vanuit het radiostation reden we met Isaïas naar een van de universiteiten van Aracajú, waar een jonge vrouw zou promoveren op een onderwerp waarover Isaïas een boek heeft geschreven, nl. het leven van bisschop Dom Távora. Deze bisschop was een tijdgenoot van Dom Hélder Câmara, een goede vriend van hem en beiden waren aanhangers van de Bevrijdingstheologie. Kortweg samengevat: Eerst brood op tafel en dan pas praten over de hemel; eerst sociale gerechtigheid en dan pas evangelisatie. De vrouw had Isaïas z’n boek als naslagwerk gebruikt. Isaïas was dus nieuwsgierig naar het resultaat van haar scriptie. In de zaal zaten drie heren achter de tafel, de promotor van de vrouw, een professor in de sociologie, en een professor in de geschiedenis. De promovenda tegenover hen. Wij schoven aan bij de belangstellenden. Er werd vanuit de twee wijze heren flink wat kritiek geleverd op het document. Zodanig dat Isaïas van mening was dat de promotie niet mocht worden toegekend. Hetgeen, tot vreugde van de vrouw, toch gebeurde. Isaïas vond het onterecht en had medelijden met de leerlingen aan wie zij in de toekomst les zal gaan geven. Volgens hem was ze “gewogen en te licht bevonden”. Tijdens de zitting was er nog een man aangeschoven, ene Paulino Alves da Silva. Hoe raden jullie het? Ook weer een ex-Salesiaan. Ook gewijd en uitgetreden. Ook weer gewerkt als Professor op de universiteit. Als socioloog. Na afloop raakten we met elkaar in de wandelgangen in gesprek. Of het nu van te voren afgesproken was, dat weet ik nog steeds niet, maar we gingen bij Paulino thuis lunchen. In twee auto’s reden we erheen. Ben bij Paulino. Ik bij Isaïas. We gingen naar een straat die uitkomt op de brede autoweg langs de rivier. Aracajú ligt weliswaar aan zee, maar de stad zelf is gebouwd langs de monding van de brede rivier die in de zee uitmondt. Wij belandden dus in een straat die op de rivier uitkeek. Daar werden we zeer gastvrij ontvangen door Paulino’s vrouw Wally, zijn zoon Tiago en zijn dochter Verónica. Tiago is getrouwd, maar komt bijna elke middag bij Moeder eten. Hij is journalist bij het TV-station dat deze ochtend met Ben het interview maakte. Verónica is dierenarts, getrouwd en woonachtig in Recife, maar nu enige dagen bij Vader en Moeder gelogeerd. Zij is afgestudeerd op “ziektes bij garnalen” en kan maar geen werk vinden. Het lijkt me ook geen alledaags onderwerp om mee bezig te zijn. Misschien was de richting van de honden en katten toch rendabeler geweest! In elk geval hield de familie wel van katten, want tot mijn plezier liepen er drie mooie katten rond. Een spierwitte, een bijna-siamees en een bijna-cyperse. Allemaal van de straat geplukt en in huis opgepept. Er werden wat biertjes gehaald voor de pater en het bezoek uit Holland en er kwam een heerlijke maaltijd op tafel. Bij het horen van het bericht dat na dit weekend onze reisverplichtingen zouden zijn beëindigd, werd ons spontaan aangeboden dat we dan gerust enkele dagen bij hen mochten komen uitrusten. Wat een heerlijk aanbod. Lieve mensen, een ruim huis met een prachtige schaduwrijke tuin èn kleine aapjes in de bomen, enkele aanlokkelijke hangmatten, een koele slaapkamer met eigen badkamer en schuin zicht op de rivier, en ook nog eens een prima kokkin. Laat daar het vakantiegevoel dan maar beginnen. Het lijkt wel of het niet opkan deze reis, zoveel goedheid als we van alle kanten mogen ontvangen. Iedereen roept dan dat Ben dat heeft verdiend na al zijn werken voor Brasil en ik laat het me maar gewoon aanleunen. Na de lunch bedankten we Paulino en Wally voor hun gastvrijheid en stapten weer bij Isaïas in de auto, nog steeds met alle bagage in de achterbak, want we zouden die avond naar Propriá doorreizen. Maar eerst nog langs een ander radiostation, waar ook een interview zou plaats vinden. Het kostte moeite de auto weg te zetten, maar achteraf hadden we ons de moeite kunnen besparen, want eenmaal binnen liet ons een medewerkster weten dat het interview niet door ging. Reden onbekend. En dus gingen we weer. Afspraken maken is zeker niet de sterkste zijde van de Brazilianen. Vandaar ging het nog even langs het TV-station om onze powerpoint CD weer op te halen. Ze hadden ’m niet kunnen openen. Ra, ra, hoe kan dat? Er zit een powerpoint-viewer bij ingebouwd en het programma opent zichzelf op elke computer. Zeker te weinig geduld gehad. Ik was echter blij dat we ’m weer terug hadden. Van het TV-station was het niet ver naar de grootste krant van Aracajú, de “Jornal da Cidade”, het Dagblad van de Stad, want ook daar was een afspraak gemaakt voor een interview. Iemand loodste ons door allemaal smalle gangetjes naar een ruimte niet groter dan onze huiskamer, waar zeker zes rijen van elk vier computers in formatie stonden opgesteld, en waaraan op dat moment minstens twaalf personen zaten te werken. In het smalle zijpad stond een tafeltje met twee stoelen, en daar moesten we maar plaats nemen. Een van de twaalf stond op, een jong vrouwtje met op haar naambadge “Edjane, verslaggeefster”. Ze schoof haar stoel aan midden in het looppad en harkte ook voor Isaïas nog ergens een stoel vandaan. En terwijl mensen langs ons heen af en aan liepen, begon ze haar interview. Ze schreef in een razend tempo mee met alles wat Ben vertelde in een soort van zelfgemaakt steno en ze kon schrijven terwijl ze Ben bleef aankijken. En dat vond ik erg knap. Midden in het gesprek verscheen er een fotograaf die een serie van zeker een dozijn opnames maakte van Ben zus pratend en van Ben zo gebarend, en die weer ongemerkt verdween net zoals hij gekomen was, zonder een woord te zeggen. Edjane vroeg en schreef gewoon door en had intussen zoveel aantekeningen dat ze wel een boek kon schrijven, zo leek het. Ik ben erg benieuwd wat ze daarvan zou maken. We vonden zelf weer onze weg naar buiten en daarmee was het officiële deel van het program voor deze dag ten einde. Inmiddels was het een uur of vier geworden. Het stadsverkeer op de vrijdagmiddag was al sterk aan het toenemen en wij wilden de stad uit, richting de “BR 101” om naar Propriá te gaan. Eenmaal op de BR 101 vertelde Isaïas doodleuk dat we eerst een stukje de andere richting op gingen, richting Salvador, om twee meisjes op te halen in São Cristovão. Daar staat een landbouwschool/internaat waar drie kinderen van een gezin uit een voormalig tentenkamp nabij Propriá elke week van maandag tot en met vrijdag naar school gaan. Als de pater dan toevallig in de buurt is, mogen ze meerijden. Alle losse spullen van Isaïas verhuisden van de achterbank naar de achterbak boven op onze bagage, ik nam mijn rugzak met computer en toebehoren op schoot en ik schikte een beetje in. Twee tengere verlegen tienertjes stapten in en we tuften terug langs de BR 101 nu richting Propriá. De BR 101 is een autoweg van naar schatting 7.000 kilometer lengte, die van Porto Alegre in het zuiden, naar Belém in het noorden de kustroute volgt. Zowel de hoofdstad van de Staat Sergipe, Aracajú, als de tweede stad van de staat, Propriá, liggen langs deze route. De weg is ooit als tweebaansweg aangelegd, maar nu wordt er hard aan gewerkt de route vierbaans te maken. Helaas is het deel naar Propriá nog lang niet klaar, en dus reden we in een lange file van auto’s, bussen en vrachtwagens met een gemiddelde snelheid van 70 à 80 km per uur over een gevaarlijke, zeer drukke weg. Rond half zes werd het donker en ook de kattenogen en bermpaaltjes lieten veel te wensen over. Stel je voor, je rijdt in een niet al te moderne auto, zonder airco, met alle raampjes open, je haren voortdurend rondom je hoofd waaiend, de radio flink hard aan om over het lawaai van de wind heen te komen, met een geluidsbox achter je rechteroor met knetterende reclameboodschappen en harde muziek, en dan wordt het ook nog eens donker. Dan rijdt er op een zeker moment een bus voor ons die ergens in de berm stopt, en dan roepen de meisjes: “Pater, dat is onze broer, hij is uitgestapt”. En dus stopt ook Isaïas, we schuiven op de achterbank nog meer in en broertje stapt in. Met rugzak. Een zusje kruipt bij hem op schoot met hoofd op de rugzak en zo rijden we verder. In het aardedonker. Geen woonhuis of dorp te zien in de wijde omtrek. Slingerend langs bochtige hellingen waar het zeer gevaarlijk is om in te halen. Met grote koplampen van vrachtwagens die voortdurend op je af komen. En met vier man plus bagage op de achterbank. Zonder gordels, want die zaten klem achter de bank. Toen heb ik me voor het eerst deze reis zeer onveilig en erg ongelukkig gevoeld en heb ik zelfs in stilte een potje zitten grienen. Tot overmaat van ramp zie ik in het donker dan ook nog eens een paar “gloeiende spijkers” tussen het geboomte, die erop wijzen dat daar een grote groep mensen in plastic plaggenhutten langs de weg leven, zonder water en elektra. Dat is ook niet bevorderlijk voor mijn stemming. Brrrrrrr, wat doe ik hier? Maar, het zakte weer snel. De drie jongelui werden ergens in Niemandsland afgezet en moesten dan nog eens vier kilometer in het donker naar huis lopen. En weer wat minuten verder doemden er lichtjes op en naderden we de stad Propriá. Even na half zeven waren we op onze bestemming, het huis van de bisschop. Dom Mário, een Italiaan, was zelf niet aanwezig, maar zijn huishoudster had een “jantar” voor ons op de keukentafel achtergelaten. Na het eten keken we even naar het journaal, want we hadden via-via begrepen dat de Libiërs eindelijk Kadaffi hadden gevonden en gedood. Geen prettige beelden om naar te kijken, maar Godzijdank dat die episode in Libië nu voorbij is. We kunnen alleen maar hopen dat het democratiseringsproces met weinig bloedvergieten mag verlopen. Ik keek op de computer van Dom Mário even naar onze E-mailberichten en las tot ons verdriet dat onze Pasco weer veel pijn in zijn pootjes heeft. Jenny en Bas hebben hem mee naar de dierenarts moeten nemen en hij leeft nu op pijnstillers. Isaïas vertrok buitenom naar boven, waar hij een appartementje bewoont en liet Ben en mij alleen achter in het bisschoppelijk paleis! We kozen voor de slaapkamer met de beste ventilatie en vielen al gauw in diepe slaap.
Zaterdag 22 oktober 2011. Op deze zaterdagmorgen mochten we “uitslapen” volgens Isaïas. Want we zouden pas om half acht ontbijten! Een jong vrouwtje uit de stad had het ontbijtje voor ons klaar gemaakt. Daarna vertrokken we naar een mooi pand aan de rand van het stadje, dat ooit als seminarie was gebouwd en nu gebruikt werd als parochiehuis voor bijeenkomsten. Met geld van de Vastenactie en de Johannes Stichting was ook in Propriá een vormingscursus opgezet van twaalf cursusweekenden. Vergelijkbaar met de cursus in Curitiba waar we begin oktober getuige van waren geweest. Langzaamaan drupten de deelnemers binnen, want een deel van hen moest van verre komen. Tot onze vreugde arriveerde ook Maria Souza, de zuster die ooit de financiële adoptie van zo’n 65 kinderen in Poço Redondo in handen had met geld van onze Brasilhoeve. En Raimundo Cavalcante, ook uit Poço Redondo, die destijds aan onze kant stond in de strijd tegen de priester-burgemeester. Beiden wilden de gelegenheid niet voorbij laten gaan ons nog eens te ontmoeten. Verder waren er nog zo’n 30 jongelui afkomstig uit kleine gemeenschappen in de wijde omtrek. Anders dan in Curitiba, waar de meeste deelnemers gestudeerde mensen waren uit de grote stad, waren dit allen kinderen van eenvoudige boerengezinnen. Op de deelnemerslijst stonden 46 namen van jongeren die vanaf het begin van het jaar al meerdere bijeenkomsten hadden bijgewoond. Op deze zaterdag was er in de stad echter een dag van toelatingsexamens voor bepaalde studies, waardoor velen niet konden komen. De dag begon met een gezamenlijk ontbijt voor de groep, terwijl Isaïas samen met Vera, die ook bij Caritas werkt, de computer, de beamer en de geluidsapparatuur e.d. installeerden. De bijeenkomst werd geopend met een rondje bewegen op muziek, gevolgd door een voorstelrondje. Enkele van de jongelui waren nog te verlegen om hun naam te noemen, maar na enig aandringen deden ze toch allemaal mee. Het eerste uur werd gevuld door drie groepen jongeren die ieder op hun eigen wijze vertelden van een hoofdstuk uit Bens boek “Sterven om te Leven”. De eerste groep met een toneelstukje, de tweede met een prachtige voordracht op rijm, de derde met een tweespraak van twee personen. Daarna kwam een geschiedenisleraar vertellen over de geschiedenis van de streek, over de rol die de basisgemeenschappen innamen en welke sociale groeperingen daaruit waren voortgekomen. Tussendoor ontstonden er levendige discussies, omdat Raimundo zich steeds roerde en het of juist niet, of juist wel met de docent eens was. En dan liet Ben zich natuurlijk ook niet onbetuigd. Tussen de middag stond er een warme maaltijd gereed in de eetzaal beneden, eenvoudig, maar alles met goede smaak. Daarna werd Ben en mij een ruimte aangeboden om even op verhaal te komen. Tijdens de korte wandeling daarheen, beseften we pas hoe warm het buiten was. Later hoorden we dat de thermometer was opgelopen tot 38 graden. In een voormalige slaapzaal, waar eerst de stof van de matrassen moest worden geveegd, maar die vervolgens met een schoon lakentje werden bedekt, deden we beiden een middagdutje. Om twee uur werd de dag vervolgd met een soort van “vogeltjesdans” om de gemoederen weer los te maken en werd er een animatiefilm gedraaid over onrecht in de gezondheidszorg en de sociale zorg in de grote stad. Daarna vertelde de docent aan de hand van een powerpoint over het leven van Tito de Alencar en nam Ben het stokje over met zijn verhaal over de betekenis die Tito in zijn leven had en de voorbeeldrol die Tito voor jonge mensen kan vervullen, die niet alleen achter hun eigen carrière aanjagen, maar zich dienstbaar willen maken voor hun medemens. Daarbij heb ik Ben ondersteund met onze eigen powerpoint op het scherm, die ook een deel van Bens leven laat zien. De dag eindigde, zoals ’ie begonnen was, met een groepsmaaltijd. Veel mensen kwamen aan tafel even een praatje met Ben maken. Ik had de indruk dat de meesten het een mooie dag hadden gevonden. Isaïas èn Ben waren in elk geval tevreden over het verloop van de dag en de onderwerpen die aan de orde waren geweest. Een van die leuke contacten aan tafel was met een jonge, zeer innemende knaap, die vertelde over zijn familie, hun boerenbedrijfje en zijn zusjes. Het bleek de jongen van gisteren te zijn, die opgevouwen op de achterbank met zijn zusje op schoot met ons was meegereisd. Ook zijn twee zusjes hadden vandaag deelgenomen aan de cursus. Na de “jantar” gingen we in kleine groepjes naar de grote kathedraal in de stad, waar Isaïas om zeven uur voorging in de viering. We arriveerden er te vroeg en waren getuige van een huwelijksmis die nog aan de gang was. Chique geklede feestelingen in hun mooiste jurken met veel blote ruggen bevolkten de banken. (Die blote ruggen mochten vroeger absoluut niet in de kerk, aldus Ben!) Het bruidspaar in een prachtig witte jurk met drie popperig geklede bruidskinderen. Het deed me even denken aan het bruidspaar in Praag waar Márion en ik deze zomer zomaar tegenaan liepen op de trappen van een kerkje. Ook allemaal mooi geklede mensen. Alleen was dat toen niet echt. Er was sprake van een commercial die werd opgenomen voor een chocoladeproduct. Daar slingerde de bruid haar bruidsboeket uit boosheid in het gezicht van de gom. Ik hoop voor deze bruid dat haar trouwdag beter mocht aflopen. Om precies zeven uur begon Isaïas met de mis. Wij stonden met de cursusgroep nog buiten ons te vergapen aan al het trouwgedoe, terwijl de kerk inmiddels al weer vol was gelopen voor de wekelijkse zaterdagavondmis. Isaïas stond op het altaar ons te manen naar voren te komen. Hij had als thema voor de mis “getuigenis” genomen en liet de cursisten voor de microfoon op het altaar getuigenis afleggen van hun sociale betrokkenheid bij de gemeenschap. Iedereen op het altaar noemde zijn naam en plaats waar ze vandaan kwamen, en enkelen van hen verwoordden de getuigenis van de groep. Zo kweekt men leiderschap aan, en dat was toch een van de doelstellingen van de cursus. Knap gevonden van Isaïas. Daarna was ook Ben aan de beurt om te vertellen waarom hij naar Propriá was gekomen. Hij hield het kort, want na afloop van de viering zou hij nogmaals een kans krijgen om wat te zeggen en ook te zingen. Isaïas hield de preek ook kort en na de communie was de microfoon weer voor Ben. Hij maakte daarvan graag gebruik, met een woordje en enkele liedjes, en heel de kerk was enthousiast. Een luid applaus was zijn deel en sloot dit “evenement” in ons programma af. Na afloop maakten we in de sacristie kennis met de pastoor van de kathedraal, een sympathieke doch conservatieve man, met andere opvattingen over de invulling van het priesterschap dan Isaïas. Ze lagen nogal eens overhoop met elkaar.
Na deze lange warme dag werd het hoog tijd voor een koud drankje. Dat vond Isaïas ook en hij nam ons mee naar een restaurantje aan de oever van de São Francisco-rivier, waar hij ons uitnodigde om samen met hem een grote pizza te delen. Dat deden we graag, al denk ik dat we straks thuis in Holland voorlopig even geen pizza meer hoeven te zien, laat staan te eten…… Hoewel er weinig gasten waren, liet de pizza even op zich wachten. We doodden de tijd met een goed gesprek en Het Bier was weer Best met Heerlijk Helder Heineken. Want zelfs hier in deze uithoek stond er Heineken bier op de kaart. Tegen tien uur besloot Isaïas even de bisschop te bellen, om te zien waar hij uithing. Tot ieders verrassing bleek hij net te zijn thuis gekomen, maar hij ging meteen slapen, zo zei hij. Dat betekende dus dat we vannacht niet alleen sliepen in het grote bisschopshuis en dat we zachtjes moesten doen in de gang. We reden naar huis. Isaïas ging langs de buitentrap meteen door naar zijn bovenverdieping op twee-hoog. En wij liepen langs de binnentrap naar onze slaapkamer op een-hoog, pal naast de kamer van de bisschop. Maar we deden zo zachtjes dat hij er vast niet van is wakker geworden.
Zondag 23 oktober 2011. Om kwart voor zes piepte het reiswekkertje dat het weer tijd was om op te staan, maar ik was al bezig onze tassen op orde te brengen. Na een snelle douche waren we om half zeven klaar voor de volgende etappe. Ben koos in de benedengang de verkeerde deur naar de eetkamer en botste zowat tegen de bisschop op. Deze begroette Ben allerhartelijkst. Toch was onze laatste ontmoeting met Dom Mário Rini Sivieri minder positief geweest. Tien jaar geleden hebben we bij onze problemen met de priester-burgemeester Frei Enoque in Poço Redondo ook zijn hulp ingeroepen, omdat de parochie van Enoque onder het bisdom Propriá valt en dus onder Dom Mário. Alhoewel hij toen aanvankelijk zijn uiterste best heeft gedaan om partijen bij elkaar te brengen, heeft hij op het laatste moment geen duidelijke maatregelen tegen “zijn” parochiepriester durven nemen, en heeft hij ons voor ons gevoel gewoon laten zakken. Nu, tien jaar later stonden beide mannen oog in oog, en zoals gezegd de begroeting was zeer vriendschappelijk. We dachten eerst te gaan ontbijten, maar dat zou pas later zijn, zo ontdekten we. Isaïas verscheen even op het toneel, maar verdween meteen weer, richting kathedraal, waar hij nog een mis zou lezen. Ben en ik wandelden samen met Dom Mário naar een kleine kerk twee huizen verderop, waar de bisschop zelf zou voorgaan in de mis van zeven uur. De kleine kerk behoorde toe aan een klooster van een beschouwende zusterorde en onzichtbaar voor de bezoekers zaten in de zijkapel 14 zusters die met mooie getrainde stemmen de mis opluisterden. De mis begon en bij het begin van de preek stelde de bisschop ons voor aan de kerkgangers als “Bernardo en Patricia, de bezoekers uit Holanda”. Met de toezegging dat Ben aan het einde van de viering een woordje mocht zeggen, en wie weet, ook nog wat zou zingen. Zo gezegd, zo gedaan, en Ben was meteen weer flink op dreef. Tot zichtbaar plezier van de aanwezigen. De mis werd via de radio ook uitgezonden naar vier gemeenschappen buiten de stad Propriá. Na afloop werden er diverse soorten cakes uitgereikt, die, naar we later begrepen, voor de zusters een bron van inkomsten vormen en worden verkocht aan de parochianen om hun klooster te onderhouden. Daarna verzamelde iedereen zich weer in de bisschoppelijke woning en was het in de eetkamer net de zoete inval. In no time zaten we met zeven man aan de ontbijttafel. Onder wie ook Vera en nog een jonge vrouw die met Isaïas en Vera bij Caritas werkt, maar van wie me de naam ontschoten is. We tafelden nog wat na met Dom Mário en natuurlijk bracht Ben via een omweg het gesprek toch nog even op Frei Enoque in Poço Redondo. Hij is nu voor de derde keer achtereenvolgens burgemeester van Poço Redondo en mag van de bisschop geen sacramenten toedienen en niet voorgaan in vieringen, zolang hij actief is in de politiek.
Na het ontbijt zat Vera op ons te wachten in de hal. Caritas zou graag een project ontwikkelen voor de vele “Quilombolas”, negergroeperingen, in de regio. Voorgesteld is een programma op te zetten voor een jaar. Twaalf bijeenkomsten, steeds op een andere plaats, waarbij twee groepen per keer hun muziek en dans en hun artesanato (kunstvoorwerpen) tonen, en niet alleen Braziliaanse “capoeira” maar ook de traditionele “capoeira do Angola” laten zien. Een soort van festivaldag om de cultuur die nog sterk leeft onder de bewoners, vast te houden en met elkaar te delen en naar buiten toe gezicht te geven. Een soort van “Samba de Cocó”. Kosten zijn voor transport, sanitaire voorzieningen, en een kleine bijdrage per deelnemer voor verfraaiing van kostuums, instrumenten, e.d. Totaal wordt gedacht aan ongeveer R$ 40.000 voor een jaar. We hebben Vera toegezegd dat we in Nederland op zoek zullen gaan naar groeperingen die zich met dit project verbonden kunnen voelen. Misschien een Surinaamse groep? Of een Braziliaanse percussiegroep? Of het zomercarnaval van Rotterdam? Vera zal ons de projectbeschrijving toesturen.
Terwijl we met Vera zaten te praten, zag ik tussen mijn oogharen door de bisschop alsmaar heen en weer lopen tussen ontbijttafel en koelkast en hoorde ik geluiden uit de keuken komen alsof er vaten werden gewassen. Toch was er niemand anders in huis. Zou de bisschop zelf de boel hebben opgeruimd?? Ach, ik zei het al eerder, een bisschop is ook maar een mens…..
Isaïas voegde zich weer bij ons en nodigde ons uit te vertrekken. We zouden weer terug gaan naar Aracajú. Dom Mário zwaaide ons uit en bezwoer ons wel drie keer dat we in zijn huis altijd welkom waren. Wellicht voelde hij zich toch ongemakkelijk over de gebeurtenissen van tien jaar geleden. We maakten nog enkele foto’s en daar gingen we weer, terwijl de bisschop ons nakeek totdat we uit het zicht verdwenen waren.
We maakten nog een rondje door het centrum van Propriá om een foto te maken van het huis waar de vorige bisschop, Dom José Brandão de Castro, had gewoond tijdens zijn ambtsperiode. Ben was zeer bevriend geweest met Dom José. Ze hadden dezelfde manier van denken en hadden samen de eerste landbezetting meegemaakt in Barra da Onça, in de gemeente Poço Redondo. Dat was het begin geweest van vele steunprojecten aan de bewoners van Poço Redondo, die uiteindelijk hun hoogtepunt hadden moeten vinden in de afbouw van de landbouwschool die al meer dan tien jaar leeg stond en die de naam kreeg: “Centro Agrícula Dom José Brandão de Castro”. We reden de BR 101 op die op deze zondagmorgen bijna totaal verlaten was. Geen vrachtverkeer, geen bussen, nauwelijks auto’s. Na ongeveer vijftig kilometer bogen we af om langs een alternatieve route naar Aracajú te rijden. We kwamen langs een kleine gemeenschap van huisjes die de naam “13 de maio”, 13 mei, had. Isaïas stelde voor even een collega van hem gedag te zeggen. Een lintdorpje met zo’n twintig huisjes was het, ontstaan na een landbezetting enkele jaren geleden. De pater, met de bijnaan Naina, die dat hele proces begeleid had, woont er in een eigen huisje aan het einde van het dorpje en trekt zich van de bisschop niets aan. Voor hem is de leer van de Bevrijdingstheologie belangrijker dan de hegemonie van de kerk. Voor zijn onderhoud ontvangt hij één minimumsalaris (R$ 545) en voor de rest moet hij zelf zorgen. Hij had potten honing ter verkoop staan, en in zijn achtertuin stonden vruchtenbomen. Ik denk dat het dorpje een gezamenlijke groentetuin en wat vee heeft om van te leven. Aan de wand hing een poster waarvan ik een foto heb gemaakt: “Iedere Braziliaan consumeert gemiddeld 5,2 liter landbouwvergiften per jaar. Tot wanneer slikken we dit?” met een foto erboven van een vliegtuigje dat gif uitstrooit over een bord eten. Ze zeggen dat Brazilië bovenin de lijst staat van het meeste gebruik van landbouwgif. Nederland stond in de Europese lijst van het láágste gebruik enige tijd bovenaan. Maar tijdens de regering Balkenende is van een aantal landbouwvergiften die eerst verboden waren, het gebruik weer toegestaan. Nu hangen we ergens middenin diezelfde lijst. Bij het uitrijden van “13 mei” zag ik ergens op een huisje een verkiezingsaffiche hangen van João Daniel, iemand die tien jaar geleden leider was van de regionale MST (Beweging van Boeren Zonder Land), en ons bijstond in de strijd om de landbouwschool. Tenminste, dat dachten we. Later bleek dat hij de school voor de MST wilde hebben. Sindsdien is ook hij het pad van de macht op gegaan en stelt zich nu kandidaat als gedeputeerde. Wat is de mens toch zwak. Dit is ook weer iemand die eens een ideaal nastreefde en dan toch gevallen is voor macht en aanzien. Dat het ook anders kan, vernamen we even later. Tijdens onze visite aan Naina had Isaïas een telefoontje gepleegd om een “almoço” voor ons te regelen. Dat bleek in het volgende stadje te zijn, Jacaratuba. Een Belgische missionaris, pater Geraldus, was daar ooit als parochiepriester begonnen en op veelvuldig verzoek van de bevolking burgemeester geworden. En kennelijk tot ieders tevredenheid, want hij is het drie periodes, twaalf jaar lang, geweest. Wat hij erover vertelde, klonk heel anders dan het Enoque-verhaal. Nu is hij in ruste, 74 jaar oud, en herstellende van een zware operatie. Hij is nog steeds priester, maar heeft zijn priesterambt niet weer opgepakt. Sinds jaar en dag wordt hij verzorgd door Maria, een oude vroedvrouw die de halve gemeenschap van Jacaratuba op de wereld heeft geholpen. En ook nog eens een geweldige gastvrouw en kokkin is. Zij was het die Isaïas gebeld had. En niet tevergeefs, want ze schotelde ons een geweldige maaltijd voor. Mét een glaasje wijn erbij. Ze kwam er ook gezellig bij zitten en vond het maar niks dat we na de maaltijd weer gelijk opstapten. Een lief mens, en de pater is bij haar in goede handen. Van Jacaratuba reden we naar Carmópolis, een stadje aan de voet van de heuvel die ze de “Berg Carmel” noemden en waar bovenop een groot beeld van Maria met kind over de vlakte uitkeek. Het was het gebied van Petrobras, de grootste olieproducent van Brasil. In de wijde omtrek lagen olieleidingen, stonden jaknikkers en grote olieopslagtanks en ergens brandde een “eeuwige vlam”. Er wordt op meerdere plaatsen olie gevonden in Brasil, en sinds enige jaren ook onder de zeebodem voor de kust. In dit stadje wordt zóveel geld verdiend, aldus Isaïas, dat alle straten geasfalteerd zijn. En dat is voor dit land héél bijzonder…. Isaïas vond een weg naar boven en we belandden op het grote plein onder het Mariabeeld. Het plein was “onder constructie”, maar het zag eruit alsof dat al jaren het geval was. Er liep ook een kabelbaan vanuit het dal naar het plein, maar volgens een man die we daar ontmoetten, functioneerde die ook al jaren niet. Op de Berg Carmel verwacht je een klooster van Carmelieten en dat staat er dan ook. Een nieuw klein complex, dat in 2000 is geopend. Er wonen twee broeders Carmelieten en negen monnikessen Carmelietessen. Ik dacht dat het een besloten klooster was van louter bidden en dat klopte ook. Maar vandaag was het een feestdag, omdat een van de zusters haar “eeuwige gelofte” had afgelegd. En daarom was het “open dag” en konden we zo binnen lopen. Alle zusters in traditioneel habijt met een sluier die alleen het gezicht vrij laat. De feestelinge droeg bovenop de sluier een kransje van witzijden bloemen. Zij was vandaag immers de “Bruid van Christus” geworden. Ook hun mooie sfeervolle kapel was versierd met witte bloemen en in de eetzaal stond nog het restant van een hele grote witte feestcake, vergelijkbaar met een bruidstaart. We liepen een rondje door het gebouw en Isaïas herkende in een van de zusters een meisje dat bij hem in de parochie was opgegroeid. Ik was zeer gecharmeerd van de meditatieruimte die in een serre achter het gebouw was ingericht, met rondom zicht op een stukje van het oude Atlantisch regenwoud. Wat een geweldige plek om geestelijke rust te vinden. Aan de achterzijde van de serre was een tekst opgenomen van de Nederlandse Carmeliet Titus Brandsma, die in de oorlog is omgekomen en, ook in Nederland, als martelaar wordt beschouwd. Vanuit de serre liep je naar een pleintje aan de rand van het bos met wat bankjes om te zitten en te genieten, niet alleen van het bos, maar ook van de kleine aapjes die met regelmaat naar beneden kwamen. In het gezelschap van twee van de zusters hebben we daar korte tijd gezeten. Ik vond het een bijzonder bezoek. En een verrassing dat in deze moderne tijd er nog steeds jonge vrouwen zijn die kiezen voor een beschouwend bestaan, afgesloten van de wereld.
We zakten weer van de berg naar beneden en Isaïas wilde een route nemen die hij nog niet eerder had genomen. Bij de laatste keer vragen naar de juiste afslag werd hij alweer herkend door iemand. Eerst door de zuster, nu door een vrouw in het dorp. Dat was al de tweede keer vanmiddag. Zolang het niet zijn vijanden uit Brejo Grande waren, was er niets aan de hand, zuchtte hij. De route ging eerst langs nog veel meer jaknikkers, gevolgd door velden vol kokospalmen. Uiteindelijk kwam de weg op de kustroute uit. Met witte zandduinen en in de verte de zee. Langs deze “toeristische” route bereikten we Aracajú en staken de brede rivier over via de nieuwe brug die pas is geopend. Aan de overzijde van de rivier volgden we de weg parallel aan het water en bereikten tenslotte de straat waar het huis van Wally en Paulino ligt. We werden er met open armen ontvangen. De “Jornal da Cidade” lag op tafel met een artikel erin “Casal de holandeses visita Sergipe”, “Nederlands echtpaar bezoekt Sergipe”. Met een fotovan ons beiden erin. Er stonden wat kleine foutjes in, maar in grote lijnen had journaliste Edjana er een aardig geheel van gemaakt. Isaïas at nog mee met de “jantar” en nam toen pas afscheid. Met de boodschap dat hij morgen om zes uur alweer op de stoep zou staan voor de laatste onderdelen van ons programma. Wij brachten de avond in alle rust door en gingen bijtijds naar boven en naar bed.
Maandag 24 oktober 2011. Tegen zes uur arriveerde Isaïas en we ontbeten samen met Wally en Paulino. We reden naar de radiostudio van “Jovem Pan”, een landelijke omroep. De naam suggereert dat het een jongerenomroep is (Jovem = jongere), maar de beide interviewers waren die leeftijd reeds lang te boven. Journalist Rosalvo Nogueira had zichtbaar plezier in het interview en Ben was goed op dreef. Hij kreeg ook alle tijd om te zeggen wat hij wilde. Zonder onderbreking ging het bijna een uur door. Na afloop wilde Isaïas een paar boodschapjes doen, maar wij kozen ervoor rustig terug naar huis te gaan. Wally had het radioprogramma in zijn geheel beluisterd. Het was landelijk uitgezonden. Zoon Tiago kwam thuis voor de “almoço”. Omdat hij als journalist werkt bij Omroep Aperipé, maakte hij een kopie van de powerpoint die zijn collega’s van de TV vrijdag niet hadden kunnen openen. We weten nog steeds niet wanneer het zal worden uitgezonden. Na de lunch vertrokken we naar de studio van Aperipé, nu voor een radio interview in de vorm van een klein forum. Aanwezig waren Ana Lucia, een politica van de PT (de Arbeiderspartij van Presidente Dilma), die zich kandidaat wil stellen voor het burgemeesterschap van Aracajú, en een vrouw die zich bezighoudt met milieu en opvoedkunde. Deze laatste heeft maar weinig gezegd. Het hele gesprek werd gevoerd door Ana Lucia en Ben die elk zeker 20 minuten aan het woord zijn geweest. De nadruk lag in dit gesprek op ecologische en milieu-aspecten, en Ben heeft een pleidooi gehouden voor het behoud van het regenwoud in Amazonië als longen van de wereld. Ook hier had de interviewer, ene Alex, er zichtbaar schik in en hij wist het gesprek in goede banen te leiden. En ook dit was een live radio-uitzending geweest. Weer gingen we naar huis toe, waar een heerlijke hangmat ons lokte in een beschut plekje in de tuin, om even bij te tanken, want nóg was de dag niet ten einde. Wally verzorgde een vroege “jantar” en tegen zes uur zaten we alweer in de auto. Paulino ging mee, mét gitaar, voor het geval er weer gezongen zou worden. Na alle interviews was er nu sprake van een debat met als thema: de mensenrechten. Met een Braziliaans kwartiertje begonnen we om kwart voor zeven en langzaamaan druppelden er 40 man binnen, onder wie ook Ana Lucia, de politica. En een journaliste, die op verzoek van Isaïas alle afspraken bij krant, radio en TV van dit weekend bleek te hebben geregeld. Een aardig huzarenstukje, waarvoor onze dank. Voordat we echt van start gingen, werd Ben nog benaderd door een journalist van een Internetkanaal, www.F5news.com.br. Een Silvio Oliveiro hield een kwartierlang een bandrecordertje onder Bens neus en bestookte hem met vragen. Maar eindelijk kon het programma beginnen. Wat bedoeld was als debat, werd meer een “vragenuurtje” met vragen aan Ben. En weer is hij zeker twee uur aan het woord geweest. Er waren vragen over Bens ervaringen in het concentratiekamp, over Bens omslagpunt wanneer hij wist dat hij voor de armen wilde werken, over de sociale ontwikkeling in Brasil, en dergelijke meer. Ben besloot met enkele “strijdliederen” van Geraldo Vandré, en die werden hand-in-hand in de kring door allen meegezongen. Zo werd deze avond een waardige afsluiting van een bijzonder reisprogramma van zes weken aan een stuk. Om half tien waren we weer thuis. Er werd nog een klein afzakkertje gedronken en met een goed gevoel dat we er bijna doorheen waren, gingen we slapen.
Dinsdag 25 oktober 2011. We ontbeten in alle rust. Wat een heerlijk idee dat vandaag niets hoefde. Er was even tijd elkaar beter te leren kennen. Paulino is het prototype van een leraar en “boekenwurm” met grote culturele belangstelling. Hij heeft op de bovenverdieping van het bijgebouw achterin de tuin een enorme bibliotheek. Zijn bijzondere interesse gaat uit naar de geschiedenis van “Canudos”, in de Staat Bahia net over de grens met Sergipe, waar zich rond 1890/1900 (kort na de afschaffing van de slavernij) een enorm mensendrama afspeelde. Onder leiding van Antônio Conselheiro (Antonius de Raadgever) had zich een ideale staat gevormd van ontheemde negerslaven, zonder geld, gebaseerd op ruilhandel. Na een ruzie over een partij hout die niet betaald zou zijn, ontstond er strijd met het leger en uiteindelijk werden bijna alle bewoners op brute wijze gedood. Tot op de dag van vandaag worden er op die plaats jaarlijks bedevaarttochten, de zgn. “romaría’s” georganiseerd. In 1998 hebben ook wij die meegemaakt. Dit jaar hadden we er graag heen gegaan, maar de vormingscursus in Propriá stond gepland op hetzelfde weekend. De geschiedenis van Canudos is door velen uitgebeeld, beschreven en bezongen en in Paulino’s bibliotheek bevinden zich naar schatting 100 boeken alleen over dit onderwerp. Omdat ook Ben grote fascinatie heeft voor het verhaal van Conselheiro, kreeg hij van Paulino een bijzonder boek met tekeningen cadeau en ook nog twee CD’s met muziek van Canudos. Zijn vrouw Wally, eigenlijk Walburga geheten, heet van haar meisjesnaam Arns en is een volle nicht van Dom Paulo Evaristo Arns, de voormalige kardinaal van São Paulo. Ze is geboren in Santa Catarina, de staat waar veel Duitse emigranten zich begin 20ste eeuw hebben gevestigd en is nog tweetalig, Duits en Portugees, opgevoed. Zij heeft net als haar man les gegeven op de universiteit, in pedagogiek. Haar vader was ook leraar en had grote interesse in de Duitse literatuur. Hij bezat daarom een boekenkast vol Duitse boeken en meesterwerken. In de tweede wereldoorlog ontstond er ook in Brazilië na verloop van tijd een soort van hetze tegen alles wat Duits (Hitler) en Italiaans (Mussolini) was en toen de Duitstalige boeken van Vader Arns in zijn huis werden gevonden, werd hij opgepakt als vermeend aanhanger van de Nazi’s en gevangen gezet, terwijl hij totaal a-politiek was. En al zijn boeken werden verbrand. Dat heeft hem heel diep geraakt en hij is nooit helemaal over de schok heen gekomen. Na zijn vrijlating is hij met het hele gezin naar een andere staat verhuisd, ver weg van de ondergane vernedering. Wally, die in 1942 is geboren, heeft dit alles meegemaakt, al heeft ze er geen bewuste herinneringen meer aan. Tenminste, dat zegt ze. Maar in haar schilderijen – ze schildert, maakt beeldjes, bewerkt natuurtakken tot kunstwerkjes – in haar schilderijen zie ik alleen maar trieste mensen met holle ogen. Die me deden denken aan het Joods oorlogsmuseum in Praag. Haar verhaal maakte indruk op me, omdat ik er nooit bij had stil gestaan dat de oorlog die bij ons werd uitgevochten ook aan de andere kant van de wereld zijn gevolgen kon hebben. Na het ontbijt legde Wally wat vruchten op een plankje onder in een van de bomen in de tuin, en je kon erop wachten, meteen kwamen er een paar kleine grijze aapjes naar beneden. Met zo’n klein koppie en witte langharige ronde oortjes. De drie katten werden even naar binnen gedirigeerd, want die zien de aapjes kennelijk als prooi en jagen ze weer hoog de boom in. Wally bood me aan mijn wasje door de wasmachine te draaien. Dat heb ik nog bij elkaar gezocht. Maar daarna, geloof het of niet, vielen mijn oogjes weer bijna toe. Kennelijk in het bewustzijn dat de verplichtingen nu voorbij waren, kwam ook de vermoeidheid boven. En dus ben ik weer naar boven gegaan en heb geslapen tot aan de “almoço”. Later bleek dat ook Ben weer een groot deel van de ochtend in de hangmat had geslapen….. Mijn wasje hing inmiddels allang aan de lijn, terwijl ik dat graag zelf had gedaan om Wally te ontlasten. Een echte lieverd is het, deze vrouw, en dienstbaar als geen ander. We lunchten samen, ook dochter Verônica en zoon Tiago waren weer van de partij. Het laat zich raden wat we een groot deel van de middag deden: allebei in de hangmat, en weer pitten! Ik had wel zin om wat te gaan wandelen langs de rivier, maar was gewoon te moe. Om vier uur vertrokken Paulino en Wally voor een uurtje Yoga Pilatus en soesden wij rustig door in onze hangmat. Tegen het einde van de middag bekeken we even onze E-mails op Paulino’s computer en toen was het al weer donker. Een dag van niets doen vliegt net zo snel voorbij! Na de “jantar” stapten we bij Paulino in de auto om geld te gaan pinnen en buskaartjes te bestellen voor donderdag. Het pinnen lukte al meteen bij de grote supermarkt in de buurt, en de kassa van de Bomfim, de busonderneming die ons naar Salvador zou brengen, was gelukkig open. Paulino, die een busticket wilde kopen voor zijn dochter die terug ging naar Recife, was minder gelukkig. Dat loket was gesloten. Paulino was niet eens verbaasd. Haalde zijn schouders op en zei: “Dan komen we morgen terug!” Tja, dit is Brasil!
Een aantal maanden geleden was Ben via Internet in contact gekomen met ene Rangel Alves da Costa, die zichzelf “kroniekschrijver” noemt van de geschiedenis van de Staat Sergipe. Het contact ging over onze negatieve ervaringen met priester-burgemeester frei Enoque in 2000/2001. In het kort komt het verhaal hierop neer:
Via Bens stichtingen voor Brasil (Brasil op weg, Tito de Alencar, Brasilhoeve) was veel steun gegeven aan kleinschalige projecten in de regio van Poço Redondo in Sergipe. Contactpersoon daarbij was jarenlang frei Enoque Salvador de Melo, met wie Ben in al die jaren een goede en betrouwbare relatie had. In 1997 was frei Enoque tot burgemeester gekozen en bij ons bezoek in 1998 liet hij ons vol trots kennis nemen van diverse verbeteringen in de gemeente. Gezondheidszorg, ouderenopvang, crèche. Het zag er veelbelovend uit. Hij nam ons ook mee naar een serie gebouwen die tien jaar eerder waren neergezet als landbouwschool. Maar, het is gebleven bij een “verkiezingsstunt”, want zo zei men in de stad, na de verkiezingen was de helft van het geld verdwenen en bleef de landbouwschool een on-af project van een serie lege gebouwen. Enoque droomde ervan die school ooit te kunnen openen. Immers, de enige bron van inkomsten in het stadje was landbouw en veeteelt en de kennis daarover was minimaal. Als de jongeren een goede opleiding zouden krijgen, zou de armoede in de regio snel te verholpen zijn, aldus Enoque. Ben, toen 75 jaar oud en op het punt in zijn leven met zijn steun aan Brasil te stoppen, raakte onder de indruk en beloofde Enoque dat hij zou proberen in Nederland het geld bij elkaar te krijgen om de landbouwschool in bedrijf te stellen. Ben werkte een jaar lang met acht scholengemeenschappen in Brabant die als vastenproject de landbouwschool adopteerden en plantjes gingen verkopen. Met steun van Wilde Ganzen en verdubbeling door NCDO (Nationale Commissie voor Duurzame Ontwikkelingssamenwerking) kregen we Hfl. 250.000 bij elkaar. Ben stelde slechts één voorwaarde aan de besteding van het geld: Er moest een onafhankelijke commissie komen die het geld zou beheren, want onze stichting werkte alleen maar met NGO’s (niet-gouvernementale organisaties) en nooit met overheidsinstanties. En Enoque wist dat. Die commissie kwam er, maar zoals later zou blijken, deze was op slinkse wijze toch gekoppeld aan de gemeente. Toen we arriveerden om afspraken omtrent het project op de rol te zetten, bleek Enoque niet meer dezelfde die we al jaren kenden. Hij was niet op het vliegveld om ons af te halen, en toen Ben daarover met hem belde, kon hij de wind van voren krijgen. We gingen toch aan het werk met een team van 35 arbeiders die blij waren dat ze werk hadden en gesteund door een landbouwprogramma (“Xingó”) van de Universiteit van Recife, wisten we in enkele maanden wonderen te verrichten. Waterleidingen werden gelegd, cisterna’s (= regenopvangputten) gebouwd, een omheining gezet, alle dierenverblijven naar de laatste maatstaven gerenoveerd, de slaapverblijven opgeknapt, de keuken uitgebreid, een restaurant/winkel gebouwd voor verkoop van productie, een visvijver uitgegraven, een voetbalveld aangelegd, en iedereen was enthousiast, behalve Enoque. Of hij nu heimelijk had gehoopt zelf dat geld in handen te krijgen, is niet echt duidelijk geworden. Wel werd duidelijk dat hij afgunstig begon te worden op Ben en onze successen. Ging in zijn wekelijkse radiopraatje voor de bevolking vertellen dat Ben burgemeester wilde worden van Poço Redondo en dat we gekomen waren om “ons geld wit te wassen”. Voor het landelijke TV-journaal vertelde hij dat hij ons niet kende, hetgeen we gelukkig met correspondentie van zijn hand voor diezelfde camera konden weerleggen. Om een lang verhaal kort te maken, met bedreigingen naar zijn wethouders die onze kant hadden gekozen, en dreigementen naar onze arbeiders toe die graag met ons wilden doorwerken, heeft hij ons met de hulp van omgekochte advocaten van het terrein laten verjagen. Om de arbeiders te beschermen bleef ons geen andere keuze dan te gaan. We hebben toen enkele weken in het pension op Atalaya in Aracajú doorgebracht in de hoop de zaak nog te kunnen rechttrekken, hetgeen niet gelukt is. Van het geld was Hfl. 150.000 reeds geïnvesteerd in materialen en arbeidsloon, waarvan ik nauwgezet boekhouding had bijgehouden. De resterende Hfl. 100.000 hebben we in Nederland teruggestort op de rekening van de NCDO. Gelukkig is er geen cent van in de gemeentekas van Poço Redondo of in handen van frei Enoque terecht gekomen.
Waarom vertel ik dit nu zo uitgebreid? Rangel Alves da Costa had zich zeer geïnteresseerd getoond in deze geschiedenis en Ben laten weten dat dit verhaal niet in de kronieken van Sergipe mocht ontbreken. En of Ben een verslag kon opsturen. Uiteraard hadden we destijds een uitgebreid verslag geschreven voor alle belanghebbenden die financieel aan het project hadden bijgedragen. Dit verslag hebben we aan João Bosco Feres gestuurd (onze Braziliaanse vriend die “Sterven om te Leven” heeft vertaald), met het verzoek er een Portugese vertaling van te maken voor de kronieken van de Staat Sergipe. João Bosco had aan het verzoek gevolg gegeven en de vertaling was enkele weken voor ons vertrek per E-mail naar Rangel gezonden. Bij de ontvangstbevestiging schreef Rangel dat het hem een eer zou zijn Ben te ontmoeten. Omdat we wel een adres maar geen telefoonnummer van hem hadden, stuurden we hem een mail’tje, waarop hij niet had gereageerd. Deze avond, terugkomend van het busstation, stelde Paulino voor langs het opgegeven adres te rijden. Dat werd een verrassende gebeurtenis, waarvan we tot op heden nog niet weten of het positief of negatief was. Rangel begroette ons aan de deur alsof hij ons verwachtte en noemde ons alledrie bij de naam. Hij gedroeg zich enigszins afstandelijk en leek niet goed raad te weten met de situatie. Eenmaal in Rangels kantoortje, bleek er nog een persoon aanwezig te zijn, Alcino Alves da Costa, de vader van Rangel. Niets aan de hand, zou je denken, ware het niet dat deze Alcino drie maal vier jaar burgemeester van Poço Redondo bleek te zijn geweest, naar we denken van 1980 tot 1992. Hij zei dat hij niet wist wanneer de school was gebouwd?!? Naar onze berekening was dat rond 1988. Was hij dan degene die de landbouwschool had laten neerzetten om stemmen te winnen voor zichzelf?? En was hij de burgemeester van wie het volk zei dat hij het geld voor de school had laten verdwijnen??? We zullen het voorlopig niet weten. Maar Ben had er geen goed gevoel over. Waren Rangels bedoelingen eerlijk geweest toen hij om het verslag vroeg? Of speelden vader en zoon onder één hoedje en zaten er politieke belangen achter? Op onze vraag wat hij nu met het verslag zou doen, zei hij dat hij er een stukje over ging schrijven voor de kroniek, maar dat hij de tekst aan Ben zou voorleggen, voordat het gepubliceerd werd. Voorlopig hebben we hem het voordeel van de twijfel gegeven, maar Ben gaat er nog goed over nadenken of hij nog bepaalde maatregelen moet nemen om te voorkomen dat Rangel het verslag voor politieke doeleinden gaat uitbuiten. Kortom, wat een blije ontmoeting had moeten worden, werd een zeer twijfelachtige. Eenmaal thuis hebben we er nog enige tijd met Paulino over nagekaart, maar tot een bevredigende verklaring kwamen we niet. Ben heeft er in bed nog lang over liggen denken.
Woensdag 26 oktober 2011. Bij het ontbijt hebben we ook met Wally de kwestie nog eens besproken. We besloten Isaïas te bellen en hem te vragen wat hij ervan dacht. Die zei doodleuk: “Er is in deze zaak al genoeg in de stront geroerd. Ik denk niet dat er nog iets nieuws naar boven kan komen, dus ik zou de kwestie maar laten rusten….” Enfin, voorlopig laten we het er dus bij. Omdat ik gisteren zowat de hele dag heb geslapen, was het vandaag de dag van de arbeid. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat heb ik aan de computer gezeten om mijn achterstand in het verslag in te lopen. De siamese poes hield me daarbij regelmatig gezelschap. Nu eens lag hij boven op mijn tas, dan weer op tafel boven op mijn papieren, maar steeds was hij in de buurt. Gelukkig heb ik van alle gebeurtenissen aantekeningen gemaakt, want het is ongelooflijk hoe snel je de dingen vergeet die je meemaakt. Ik had best wel eens zin om te wandelen, maar de “werkdruk” was te groot.
Na de middag ging Ben toch nog een keer op pad, samen met Paulino. Ik had besloten thuis te blijven werken. Ben wilde graag een bezoek brengen aan het Centro Dom José Brandão de Castro, een organisatie die de boerenbevolking in het veld steunt met adviezen op gebied van landbouw en de waterhuishouding. Twee jaar geleden zijn we daar met alle egards ontvangen. Ook nu waren ze enthousiast. Het hele team was aanwezig, wel twaalf man, en de bijeenkomst duurde zowat de hele middag. De affaire Landbouwschool Poço Redondo kwam ook ter sprake en Ben heeft beloofd ook aan hen het hele verslag op te sturen. Mogelijk kunnen zij tegengas geven, mocht Rangel Alves da Silva in zijn kroniek tendentieuze berichten publiceren over het gebeurde. Pas tegen zes uur waren de mannen weer thuis. Zoon Tiago had ons voor die avond uitgenodigd bij hem thuis, maar dat hebben we afgezegd. Ik heb mijn bijgewerkte reisverslag op de blogspot gepubliceerd en onze spulletjes weer gereed gemaakt voor vertrek. Daarna was het weer tijd om te gaan slapen. Dachten we. Want aan de overkant van de straat kwam er een herrie uit het café, daarmee vergeleken is de bar van van Peer Jr. een watje. Luide gesprekken. Harde muziek. De TV er dwars doorheen. Reclameboodschappen. Een voetbalwedstrijd. Brrrrrrr. Ja, je zult weten dat je in Brasil bent, het land van het lawaai. Bij ons hadden ze al lang de politie erop af gestuurd. Maar nee, hier halen we onze schouders op, draaien ons in bed nog eens om en proberen gewoon te slapen.
Donderdag 27 oktober 2011. Om kwart voor zes genoten we van het laatste ontbijtje bij Paulino en Wally. Lieve, bijzondere mensen zijn het. Jammer toch van de taal. Met een vrouw als Wally had ik graag wat meer gesproken. In de gewone omgang kom ik aardig uit de woorden, maar om een goed gesprek te voeren, lukt me nog lang niet. En zij was nu echt iemand om meer diepgaand contact mee te hebben. We namen afscheid met een warme “abraço”. Paulino reed ons naar het busstation, de “Rodoviário”, waar we deze keer mochten wachten in de “Sala VIP”, de VIP-room, totdat de bus vertrok. Paulino bleef nog even bij ons zitten totdat we konden instappen. Om exact zeven uur werd de motor gestart en daar gingen we weer, op naar onze laatste halte van de reis, Salvador de Bahia. We zaten dit keer in een dubbeldeksbus en hadden gekozen voor een stoel in de bovenverdieping. We keken zogezegd neer op het verkeer naast ons. De bus nam gedeeltelijk de BR 101, maar boog op zeker moment af naar de “Linha Verde”, de Groene Lijn, die slingerde door een prachtig groen glooiend gebied. We stopten één keer, nog in Sergipe, maar hadden geen behoefte uit te stappen. Waarom ook? Tot drie keer toe kwam er een vriendelijke dame langs die ons een bekertje koffie en water aanbood. We werden ons bewust van de luxe van de rit. Een VIP-room, een dubbeldekker, ruime ligstoelen, een film aan boord, koffie-bediening. Toch hadden we voor ons gevoel niet zoveel meer betaald dan op andere busritten. We lieten het ons maar gewoon welgevallen. Hadden we wel verdiend, vonden we, na deze zware rondrit door Brasil. Er woonden weinig mensen langs deze route. Drukbevolkt was het hier zeker niet. En druk met verkeer ook niet. We kwamen slechts weinig auto’s tegen. De Groene Lijn ging zo’n veertig kilometer vóór Salvador over in een dubbele weg parallel aan de zee en kenmerkte zich door een duinlandschap met wit zand. Aanvankelijk ongerept. Totdat, dichter bij de stad komend, de hand van de mens er grote “condominiums”, afgesloten parken, op heeft neergezet van vakantiewoningen. Ooit, misschien was het wel in 1992, hebben wij ook eens gekeken naar een huis in deze streek, maar toen was het nog lang niet zo volgebouwd als nu. Ik herinner me een prachtig complex in een grote tuin met een luxe woonhuis met zwembad, een aparte vleugel van zes logeerkamers met elf bedden, een biljard-speelzaal, en een bediendenwoning, volledig omheind en op een afstand van 100 meter van het strand en misschien 20 km van het vliegveld van Salvador. Dat alles voor nog geen Hfl. 200.000. Voor mij was het een eerste kennismaking met dit land, en we hadden er onze Brasilhoeve voor moeten verkopen. Dat was wat al te rigoureus op dat moment, dus we lieten het schieten. Maar we hadden er een prachtige Bed & Breakfast van kunnen maken. De bus arriveerde keurig op de aangegeven tijd, om 12 uur volgens het tijdschema van Sergipe. Toch moest ik mijn horloge een uur vooruitschuiven, want in deze staat was de zomertijd inmiddels ingegaan. We kwamen er dus aan om één uur in de middag. Ben ging op zoek naar een taxi, want voor het eerst deze reis zou er niemand aan de poort staan om ons op te wachten. We waren vrij van nu af aan. Hij ontdekte een taxi die niet zelf de prijs van de rit mocht bepalen. Een man in een loket bepaalde dat de prijs van de Rodoviário naar de Rua Princesa Isabel R$ 32,00 zou kosten, en voor die prijs reed de chauffeur ons erheen. Zo kun je dus niet door de chauffeur beduveld worden. Al om even na half twee stonden we op de trap van No. 756, waar we de komende dagen een flat op acht hoog, No. 806, zouden gaan bewonen. We brachten de bagage naar boven en daalden meteen weer af om met de lift aan de andere zijde van het gebouw weer omhoog te gaan naar No. 503, waar we de sleutel mochten ophalen. Op 503 wonen Ediane, Braziliaanse, en Dieter, Duitser, die vrienden zijn van de eigenaar van 806, Moema, Braziliaanse, en Johannes, Duitser. Twee jaar geleden hebben we kennis gemaakt met Ediane en Dieter en sindsdien hebben we enkele E-mails met elkaar gewisseld. Vooral Ediane en ik konden het goed met elkaar vinden. Waar mijn Portugees stokte, sprong zij bij met haar ook niet zo goede Duits. Ze was blij ons te zien en was al meteen bezorgd dat we nog niets gegeten hadden. Ze bood aan een eenvoudige macaroni/pesto maaltijd voor ons te maken, die we in dank aanvaardden. We gingen terug naar 806 om onze bagage naar binnen te brengen, ons wat op te frissen en het huis een beetje naar onze hand te zetten en om drie uur belden we weer aan op 503 voor de verlate “almoço”. We hadden ons geen beter welkom in Salvador kunnen voorstellen. Er werd meteen een fles goeie rode wijn open getrokken en samen genoten we van het weerzien en van de maaltijd. Rond vijf uur daalden we de berg af richting zee, waar we een grote supermarkt van Bompreço (vroeger Albert Heijn) wisten te vinden en deden onze eerste inkopen voor de komende twaalf dagen. De prijzen vielen niet mee. Voor veel producten betaalden we Hollandse prijzen. Het sjouwen weer terug tegen de berg op viel ook niet mee, maar een reserve schoudertas en het opvouwboodschappentasje van Marion boden uitkomst. Daarna hebben we onze spulletjes uitgepakt en ons zo’n beetje geïnstalleerd. Met de benen op tafel hebben we de TV uitgeprobeerd, maar dat was eens, maar waarschijnlijk nooit meer. Het is een oud toestel met een losse kamerantenne met slecht beeld en de programma’s die voorbij kwamen, zijn ook niet echt waar je op zit te wachten. Het uitzicht van acht hoog daarentegen is meer waard dan het TV-beeld, dus kunnen we beter daarvan genieten. Met wijd open ramen hebben we ’s avonds met een drankje in de hand naar de lichtjes beneden gekeken. Onze eerste avond in eigen huis. Heerlijk. Het duurde niet lang of we verruilden de bank voor het bed in de slaapkamer en met de frisse zeewind door het open raam over ons gezicht sliepen we al gauw in, met enkel een dun laken over ons heen.
Vrijdag 28 oktober 2011. We aten voor het eerst ons zelf klaar gemaakte ontbijtje. In de keuken. Met een kopje koffie voor Ben en een kopje kruidenthee voor mij. Zoals thuis. We hadden totaal geen plannen voor deze dag en lieten de dag gewoon gebeuren. Draaiden wat CD’s op een klein radiootje, schreven wat, speelden een patience-spelletje op de computer of vulden een puzzel-Zweeds in, werkten onze “kas” bij voor de eind-afrekening, kortom, we hebben niets bijzonders gedaan vandaag. Het was prachtig weer, de ramen wijd open, waardoor er voortdurend een heerlijke frisse bries door het huis gaat. Het zal rond de 28 graden zijn. Ik heb zelf gekookt, aubergines gebakken met tortellini en sla, en een stukje vis, dat niet bruin maar wel gaar wilde worden. Na een middagdutje wandelden we rechtsaf de Princesa Isabel uit en sloegen op de hoek rechtsaf. Ook daar gaat het behoorlijk steil naar beneden. Langs de voorzijde van onze Bompreço liepen we door naar het grote winkelcentrum Barra. We zochten eigenlijk naar een “warme bakker”. Tevergeefs. Veel luxe winkels, veel en gevarieerde eetgelegenheden, maar geen zaken voor levensmiddelen. Ik vond het centrum al erg groot, maar nu worden er nog eens 70 zaken bij gebouwd. Met nog meer modewinkeltjes? Op het grote binnenplein hing een enorm groot rood zeil. De grote kerstboom die we herkenden van twee jaar geleden, stak er met ballen en al boven uit. De kerstmarkt waren ze dus nog aan het inrichten, vandaar het zeil. We waren ook wel wat aan de vroege kant voor de kerstversieringen. Na twee verdiepingen van meer en nog meer modewinkeltjes hielden we het voor gezien en liepen terug naar de Bompreço, waar we toch nog een bolletje “integral” brood vonden. We beklommen de heuvel richting huis en kwamen via de achteringang weer naar binnen. ’s Avonds hebben we op z’n Braziliaans zoete “goiabáda” (een soort vruchtengelei van de goiába-vrucht) op onze “integral” boterham met kaas gesmeerd en er voor het eerst in zes weken weer een beker melk bij gedronken. Kortom een fijne dag van “dolce far niente”-zalig nietsdoen, maar dat is een Italiaanse uitdrukking en geen Portugees….
Hoe kwamen we eigenlijk aan dit huis? Een paar jaar geleden kwamen we via Bens Brasil-netwerk in contact met een echtpaar in Duitsland, Johannes en Moema Augel. Zij wilden een project steunen van de MPA, een boerensteunorganisatie in Vitória, waar onze vriend Winnie op dat moment mee samenwerkte. Ze zijn toen een weekend bij ons gelogeerd geweest in Rucphen en sindsdien hielden we E-mail contact. Moema, geboortig uit Salvador, heeft van haar familie een huis geërfd, dat ze verkochten en er dit appartement voor teruggekocht, om er enkele weken per jaar te verblijven. Voor de rest van het jaar wordt het niet gebruikt. Twee jaar geleden waren beiden toevallig in Salvador, toen wij onze reis begonnen en zij boden ons aan bij hen te slapen. Omdat ook de terugreis weer vanuit Salvador zou zijn, mochten we in de laatste week enkele dagen van het appartement gebruik maken, terwijl zij al terug waren naar Duitsland. De sleutel lag toen op 503. Dit jaar wilden we weer onze reis in Salvador eindigen. Ben benaderde Moema en Johannes met de vraag of we in hun huis zouden mogen zijn, en tot onze vreugde vonden ze het meteen goed. Het is een flatgebouw naar schatting uit de 70’er jaren, gebouwd boven op een helling door een architect die zijn opleiding heeft gedaan bij de beroemde Oscar Niemeyer. Tien verdiepingen hoog. In een licht gebogen halfronde vorm met alle ramen op één lijn. Het “lijnenspel” is voor mij kenmerkend voor de gebouwen van Niemeyer. Ik weet weinig van architectuur, maar wie ooit de stad Brasilia heeft bezocht, zal weten wat ik bedoel. We zitten, in de wijk Barra, misschien 500 meter verwijderd van de Atlantische Oceaan, en vanaf de achterkant ook nog eens 500 meter verwijderd van de “Bahia dos Todos Santos”, de grote baai van Alle Heiligen, waaraan het centrum van Salvador ligt. Aan beide zijden zien we dus water tussen alle hoogbouw door. Vooral vanuit de huiskamer is het een prachtig wijds uitzicht met de helblauwe lucht en de zee als begrenzing. En kind van de zee als ik ben, gaan we morgen die zee maar eens van dichtbij bekijken……
Zaterdag 29 oktober 2011. Na ons ontbijt pakten we een strandtasje in met grote badhanddoeken die ik in Moema’s kast vond, deden ons badpak c.q. zwembroekje aan onder een dun hemmetje en trokken naar het strand. Dat betekent dus achter onze flat de berg afzakken en gewoon rechtdoor lopen, dan kom je vanzelf op de boulevard. Rond tien uur hadden we ons plekje gevonden, in twee strandstoelen en onder een parasol, die we voor 9 real konden huren. We zaten er heerlijk en hielden ons bezig met mensen kijken. Met mijn cameraatje in de aanslag heb ik heel wat strandverkopers voorbij zien komen. Met van alles en nog wat. Limonade, bier, ijsjes, pelpinda’s, cashewnoten, gebakken kaasjes, zonnebrandmiddelen, bikini’s, strandjurkjes en omslagdoeken, zonnehoedjes, zonnebrillen, kettingen en oorhangers, hangmatten, plaktatoeages, geurende grasjes, en God weet wat ik nog gemist heb. En verder kwamen er ook nog meisjes en jongens langs met lekkere Bahiaanse hapjes. Ze ronselden bestellingen bij de badgasten, die ze dan bij een paar Bahiaanse vrouwen gingen halen. Die zaten in hun kenmerkende mooie Bahiaanse kleding onder een parasol in grote dampende pannen lekkere hapjes te produceren. Daaraan hebben we ons maar niet gewaagd. Wij hielden het bij enkele stokjes gebakken kaas met oregano, wat gezouten cashewnoten en een ijskoud biertje. Knap hoe je bij de hitte van de zon het bier de hele dag zo koud kunt houden! Om de beurt zijn Ben en ik even in de zee wezen pootje baden om te kijken naar de vele visjes die er in het ondiepe water tussen de rotsen rond scharrelen. In verschillende kleuren en maten. De kleinste 2 à 3 centimeter en helblauw, een hele school zachtgroene van 5 à 6 cm, de grootste 12 cm en zwart, of lichtgroen gevlekt, of eentje met een helblauwe onderkant. Het was net een tropisch aquarium. Prachtig.
Van de ochtendthee en het biertje moest er op een gegeven moment toch een plasje worden gedaan. Strandtentjes en WC’s zijn er niet, dus dan maar even de zee in. En wel iets verder dan daarnet. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er ligt hier niet zo’n mooi aflopend zandpad als bij ons. Op blote voetjes hinkstap springend van de ene scherpe rots op de andere, terwijl de lichte golfbeweging van het water je uit je evenwicht probeert te brengen, kwam ik toch in het wat diepere deel terecht, waar ik het zeewater een paar graadjes in temperatuur wist te verhogen. En toen weer terug. Het was een hele onderneming en volgens mij zag menigeen mij wankelen. Ik kreeg nog net geen applaus toen ik weer heelhuids op het strand stond. We zijn de hele tijd onder de parasol gebleven, en af en toe met stoel en al gaan verzitten om uit de zon te blijven, omdat we wisten hoe snel de tropenzon je huid kan verbranden. Toch kwam Ben op een gegeven moment met zijn voeten en zijn rechterschouder buiten het bereik van de parasol terecht en is even zo blijven zitten, omdat we dachten dat het zo’n vaart wel niet zou lopen. Halverwege de middag gingen we weer op huis aan. Namen thuis een frisse douche en keken terug op een heerlijk dagje strand. Net als twee jaar geleden werden we verrast door een serie van zeven straaljagers die een geweldige luchtshow weggaven boven de zee vlak voor ons raam. Recht omhoog, pal omlaag, op z’n kop vliegend, in formatie, of letters schrijvend in de blauwe lucht. Ik herinner me dat Agnes toen bij ons gelogeerd was, nadat we haar “bij toeval” op de boulevard waren tegen gekomen.
Ben was begonnen groente klaar te maken voor een verlate “almoço”, toen de telefoon ging. Ediane belde en nodigde ons uit met haar en Dieter die avond mee te gaan naar een plaats nabij de haven, waar een muziekfeest plaats vond. We aarzelden, hadden nog niet gegeten, maar lieten ons overhalen. We kleedden ons weer om in wat netters, aten snel een broodje, en om kwart voor zes zaten we samen in een taxi op weg naar het Museu de Arte Moderna (MAM), het museum voor moderne kunst, voor een “Jamnomam”. Een “jamsessie” in het MAM. Een groep musici speelde er, voornamelijk jazzmuziek, en wie mee wilde doen, was welkom. De locatie was prachtig. Aan het water. De geschiedenis van die plek iets minder prachtig, want het was de plek waar eens de slaven uit Afrika aan wal werden gebracht en werden gekeurd voor verkoop aan de rijke heren. Naast het museum lag een oude favela tegen de rots aan geplakt. Ediane vertelde dat de huisjes daar opgeknapt worden, en dat het nu helemaal “in” is om in zo’n opgeknapte favelawoning te wonen. Mensen staan ervoor in de rij! Op ons plein stonden stoelen en bankjes en er lagen enkele matten op de grond voor wie op de grond wilde zitten. Omdat we vroeg waren, vonden we een stoel vooraan. Ediane haalde voor ons en voor Dieter een “caipirinha” en samen hebben we genoten van de ondergaande zon. Daarna liepen de zitplaatsen vol en werd de aandacht getrokken door de muziek. Bij een jamsessie kan iedereen aanschuiven en dat gebeurde dan ook. Er kwamen enkele drummers, meerdere percussionisten, een jong meisje op keyboard, een Duitse jazz-zangeres, een Braziliaanse country & western zangeres met gitaar, en ja, ja, je raadt het al, ook een wat oudere Nederlandse zanger met grijze baard, Ben Strik. Het was een idee van Ediane en zij meldde Ben ook aan. Het deed me denken aan die avond jaren geleden, ik meen in 1992, ook in Salvador, waar Nana Ben had aangemeld om te zingen bij een live band in een groot restaurant ergens aan de boulevard. Dat was toen een geweldig succes. Maar hij was nu wel vele jaren ouder. Zou het weer lukken? Ik had me geen zorgen hoeven te maken. Ben werd op een goede manier geïntroduceerd, vertelde zelf nog in het kort wat hij hier deed en begon a-capella te zingen. De band viel vanzelf in en het publiek vond het geweldig. Er werd geklapt, gefloten, gejoeld. Ben had het weer voor elkaar. Hij was wel erg moe daarna, maar blij dat hij weer een boodschap had kunnen afgeven. Het niveau van de muziek was mijns inziens erg hoog. Er werd geweldig gespeeld. En ook al is moderne jazz dan misschien niet helemaal onze “cup of tea”, we hebben met grote bewondering gekeken naar het enthousiasme en vakmanschap van de deelnemers. Om negen uur had het moeten eindigen, maar men speelde door tot half tien. Een heerlijke avond was het geweest. Ediane regelde een taxi terug naar huis en tegen tienen waren we weer op 806, nog nagenietend. Toen pas ontdekten we dat Ben helemaal rood was. Niet alleen zijn voeten en rechterschouder, het leek wel of hij overal rood was. Had de zon ook door het zonnescherm heen zoveel kracht gehad?? Hij ging op bed liggen en kreeg even een gevoel van koorts en enkele flinke rillingen, zoals ooit bij de malaria. Dat duurde gelukkig maar even. Ik heb toen alle rode plekken met Calendulazalf ingesmeerd en we zijn, gelukkig zonder verdere problemen, gaan slapen.
Zondag 30 oktober 2011. Om zes uur liep Ben al weer rond. De pijn viel mee, maar de huid zag er niet goed uit. Hij nam een koude douche ter afkoeling en we smeerden nog wat crème op de aangedane plekken. Twee jaar geleden was het ons ook overkomen op onze eerste dag op het strand. We dachten toen: ééns, maar nooit meer. Maar zeg nooit nooit. Zo zie je maar. Het zou nog wel een aantal dagen pijnlijk zijn en vanzelf weer over gaan, meenden we. Ondanks onze afspraak met Dieter dat we rond tien uur bij hen onze E-mails zouden komen lezen, bleven we thuis en deden het rustig aan. Ben maakte van de gesneden groente van gisterenmiddag een groenteomelet met een zoete aardappel erbij. En pas na de middag belden we naar Ediane en Dieter. Toen zij hoorden van Bens zonnebrandproblemen, moesten we meteen naar hen toekomen. Hij moest veel drinken en vooral kokosmelk zou daar goed voor zijn. Waar ze ze vandaan haalden, weet ik niet, maar toen we binnenkwamen, lagen er zes grote kokosnoten op tafel. In een oud Duits boekje van natuurgeneeskunde las Ediane dat de verbrande huid gekoeld moest worden met water en appelazijn. Ze maakte een bakje klaar en met grote toewijding depte ze Bens onderbenen en voeten. Het werkte en gaf Ben een gevoel van verkoeling. Terwijl Ben zo een tijdje bleef zitten, las ik op internet onze E-mails. Er waren alarmerende berichten bij over het voortbestaan van de Natuurwerkgroep, waar ik me nu net lekker thuis begon te voelen. Ik heb Dieter gevraagd een afdruk te maken van de brief van de Gemeente Rucphen over het “Plan Korhoen” dat we deze zomer met zoveel zorg hadden samengesteld. Dan kon ik de inhoud daarvan de komende dagen goed tot me laten doordringen. En erover nadenken. Eén ding is zeker: Opgeven is een woord dat voorlopig nog niet bij me opkomt. Intussen nam Ben de computer over om enkele berichten te schrijven. Ediane, gastvrouw als ze is, verdween naar de keuken om wat lekkere broodjes voor ons te maken en Dieter en ik babbelden wat in het Duits. Ik vroeg hem naar zijn jeugd. Zijn jongste jaren heeft hij in het Noorden van Duitsland alleen met zijn moeder en zusje doorgebracht en het enige dat hij zich herinnert is dat ze altijd honger hadden. Hij leerde al vroeg hazen en konijnen vangen om te eten te hebben. Zijn vader was met het Duitse leger mee gemoeten naar Rusland en daar gedeserteerd. De Russen hebben hem toen gevangen genomen en maar liefst acht jaar vast gehouden. Hij hoorde bij de laatste krijgsgevangenen die pas in 1950 werden vrijgelaten. Toen zijn vader terug kwam, was hij voor Dieter een totaal vreemde en was zijn moeder zodanig geëmancipeerd dat er voor de arme man geen plaats meer was. Zo schrijft iedereen zijn eigen geschiedenis. Dit was ook weer zo’n indrukwekkend verhaal. We bedankten de twee voor hun zorg en toewijding en gingen na het broodje terug naar 806. Ben had moeite in zijn schoenen te komen, maar het lukte. Thuis maakten we ook een bakje water met azijn, zodat Ben af en toe zelf de hete plekken kon deppen. Daarna ordende hij nog weer eens de papieren in het zwarte koffertje om zich voor te bereiden op de bijeenkomst die hij morgenochtend om elf uur heeft bij CESE. We gingen bijtijds naar bed, na nog een laagje Calendula te hebben aangebracht, vooral op Bens voeten.
Maandag 31 oktober 2011. Bens voeten waren enigszins opgezet, maar toch wist hij zich in sokken en schoenen te wurmen. Het kantoor van CESE is weliswaar hier vlakbij, maar zelfs duizend meter is ver als je pijnlijke voeten hebt. Gelukkig viel het lopen mee. We gingen voor de zekerheid al om kwart over tien van huis, maar zonder problemen bereikten we het kantoor in twintig minuten. De receptioniste herkende ons van twee jaar geleden. Ze zat te handwerken en liet ons enkele voorbeelden zien van de T-shirts die ze maakte voor de “Ação para Crianças”, de Actie voor Kinderen, het programma van Wilde Ganzen Nederland dat ze aan CESE hadden overgedragen. We kochten er twee omdat we dachten dat Kim en Ben in Oudenbosch, twee van de drie kinderen die met onze hond Pasco spelen, ze misschien wel leuk zouden vinden. José Carlos Zanetti kwam ons begroeten en voorzag ons van een kleintje koffie en een glas water. Even later voegde Eliane Rollemberg, de directeur, zich bij ons en ene Adriano Martins, die het Wilde Ganzen programma onder zijn verantwoording had gekregen, nadat de drie medewerksters van twee jaar geleden, Mariangela, Ana-Carolina en Lia, alledrie CESE hadden verlaten. Was dat toeval? Of had er zich iets afgespeeld? We hebben er niet naar gevraagd, maar vonden het vreemd dat het programma, dat in Nederland juist zijn succes te danken heeft aan de aanwezigheid op TV en radio, in Brazilië niet op de buis was. Zou te duur zijn, zei Adriano. We lieten het erbij, maar vonden het niet bevredigend. Uiteindelijk waren we vandaag niet gekomen voor dit kinderfonds. Ben wilde spreken over de wereldkampioenschappen voetbal en de acties die in heel Brasil op gang komen om de negatieve aspecten ervan ten opzichte van de bevolking aan de kaak te stellen. CESE bleek al vertegenwoordigd te zijn in het “Comité Popular da Copa” en ook de landelijke bijeenkomst te hebben bijgewoond. Adriano had ook contact met Sandra Quintela in Rio en ene Magnolia Saide in Fortaleza. Ze kenden ook Olavo, de cineast, die mogelijkerwijs erbij betrokken gaat worden om een film te maken. Ben praatte op zijn bekende enthousiaste wijze over zijn ideeën, maar kreeg op de een of andere manier de drie niet mee. Er hing een wat bezadigde atmosfeer. Jammer. Ben had zich veel voorgesteld van dit gesprek, omdat juist CESE zoveel contacten heeft met basisgemeenschappen. Ze hebben er meer dan 25.000 in hun kaartenbak zitten die ze ooit financiële steun hebben verleend. Volgens Ben is er geen land op de wereld dat zoveel basisgemeenschappen en bewegingen kent die zich ergens voor inzetten. Voor vrouwen, arbeiders, kinderen, indianen, noem maar op. Stel dat al die organisaties hun neus in dezelfde richting zouden steken en een gemeenschappelijke basis zouden vinden, dan zouden ze samen een maatschappelijke machtsfactor kunnen zijn in de strijd tegen armoede, discriminatie en onrechtvaardigheid en eindelijk de onderlaag van de bevolking uit het slop kunnen trekken. Aan het einde van het gesprek vroegen we ze naar de film die twee jaar geleden door Mariangela en Ana-Carolina met behulp van een cineast in een studio in Pelourinho was gemaakt van Bens leven. Geen van drieën wisten ze er iets van. Zanetti beloofde er bij de dames naar te vragen. Die zouden ons dan wel bellen. Geen bevredigend antwoord, maar we deden het er voorlopig mee. Om kwart over twaalf stonden we weer op straat. Zoals Ben schrijft in zijn dagboek: “Het afscheid was hartelijk maar ook kunstmatig. Met de beste wensen…..”
We wandelden terug, genietend van een prachtige rij bomen waar we onder door liepen. De bomen zijn hier anders. Hoger en massief. Vormen een kring van schaduw op de grond, waar het heerlijk koel is. Duwen met hun wortels wel de stoepen flink omhoog, zodat er vaak bulten, kuilen en grote gaten onder de bomen zitten. Maar daar zitten ze hier niet mee. Bij een kleine supermarkt namen we 5 liter mineraalwater mee, omdat we het leidingwater niet durven gebruiken om zo te drinken, en dat kostte maar liefst R$ 6,69. Bijna 3 Euro. Thuis maakte ik een potje volkorenrijst met worteltjes in kokosmelk en dat bleek een heerlijke combinatie. Ben was meer vermoeid dan hij had verwacht en de gedachte samen naar de stad te gaan moesten we laten varen. Zijn voeten waren opgezwollen en de pijn ging voorlopig gewoon door. Met de pootjes omhoog heeft hij ’s middags en ’s avonds gerust. Ik heb me weer aan de computer gezet om te schrijven. Dat vind ik heerlijk om te doen en op deze manier beleef ik de dingen twee keer!
Dinsdag 1 november 2011. Allerheiligen. Ben ging op deze dag in 1950 aan wal in Rio de Janeiro. Onze hond Rainha werd op deze dag in 1992 geboren.
Ben liep al om vijf uur te spoken. Zijn toch ook licht verbrande borst had hem uit de slaap gehouden en hij was al drie keer uit bed gegaan om een doek met azijnwater erop te leggen. Hoe dit deel van de huid kan zijn verbrand, is ons nog steeds een raadsel. Ben is nauwelijks onder de parasol vandaan geweest, en een groot deel van de ochtend is er niet eens zon geweest. Wat wind en zeelucht al niet vermogen. Ondanks dat we een kussen onder Bens voeten hadden gelegd, waren ze deze ochtend weer meer opgezwollen. Hij probeerde in zijn schoenen te komen, maar dat lukte niet. Dus bleven we gewoon thuis. Dat is ook een vorm van vakantie vieren, zelfs in Salvador met een uitnodigende zee voor je raam. We denken dat Ben deze rust gewoon hard nodig heeft. Vanaf ons inpandige keukenbalkon zagen we dat in het gat voor een nieuwe torenflat een arbeider met een tractor kunstig een brok van duizend kg tot stukken en pulver kreeg. Ik had de grootste bewondering voor de werkkracht van de man. Zijn collega’s stonden er, net als ik, met de armen over elkaar naar te kijken. Later bleken de stukken allemaal weg te zijn. Hij was de rode grond verder aan het uitgraven.
Na een lekkere macaronimaaltijd probeerden we het nog eens met de schoenen. Maar tevergeefs. Dus ben ik maar alleen boodschappen gaan doen bij de Bompreço. Met wat blikjes bier en nog weer eens 5 liter water (die hier trouwens R$ 4,65 kostte – de voormalige Albert Heijn let dus nog steeds op de kleintjes!) was het weer flink sjouwen geblazen tegen de berg op, maar mijn Vierdaagse benen droegen me weer heelhuids naar boven. Daarna belde Ediane om te horen hoe het ging en om te vertellen dat Dieter vandaag ook niet in orde was. Hij gaf over en had diarree. Vervolgens kwam er iemand kijken naar onze keukenkraan die niet meer dicht wilde. Een tijdjelang was ’ie blijven druppelen, maar nu bleef ’ie gewoon lopen. Ik denk dat het de huismeester was. Het bleef echter bij “kijken” en de belofte dat er morgen iemand zou komen om het te repareren. Intussen liep het water gewoon weg in de gootsteen.
Tot nu toe was het goed weer geweest tijdens ons verblijf hier, maar deze middag rond vijf uur betrok de lucht en stak er ineens een storm op. Grote windkoppen op de golven in de verte, wuivende palmen beneden in de tuinen en dichtslaande deuren bij ons binnenshuis vanwege de wind. We moesten alle ramen aan de zeekant sluiten. Volgens insiders is een buitje regen in deze tijd van het jaar heel gewoon, maar deze harde wind is vrij ongebruikelijk. Even na donker belde Johannes, de eigenaar van ons appartement, vanuit Duitsland om te horen hoe het met ons ging. We vertelden van Bens zere voeten en hij vroeg zich af of er niet een dokter zou moeten komen. Dat hadden we met Ediane ook al besproken en vastgesteld dat we het nog tot morgen zouden bekijken. Was er dan nog geen verbetering, dan zouden we een dokter waarschuwen. Johannes liet voor de zekerheid een telefoonnummer van een bevriende arts bij ons achter. Ben viel rond negen uur op de bank in een diepe slaap en ik heb hem pas om één uur wakker gemaakt om samen naar bed te gaan.
Woensdag 2 november 2011. Allerzielen. Het heeft de hele nacht gestormd. De wind gierde door alle kieren van de ramen heen. Tot twee keer toe ben ik eruit geweest om een rammelend raam in de badkamer schoor te zetten. Daarna kon ik enige tijd de slaap niet meer vatten. Wind maakt onrustig, dat zal het wel geweest zijn. Om vijf uur stond Ben alweer naast zijn bed. Hij heeft nog steeds grote pijn in de voeten bij het opstaan. Hij ging een beetje mediteren en wat schrijven op de computer en kwam om half acht terug naar bed, toen ik me nog eens wilde omdraaien. Ik ben toen maar opgestaan. Immers, de loodgieter kon komen, en Ediane kon bellen over de huisdokter. Buiten was het nog steeds geen feest. De storm hield aan en gedurende de nacht was het ook nog eens gaan regenen. Af en toe kletterde de regen in grote striemen tegen de ramen. Naar goed Braziliaans gebruik heb ik toen eerst het huis aangeveegd (Brazilianen zijn meesters in het vegen, op straat, in openbare gebouwen, in huis, altijd en overal wordt er geveegd!), ook al omdat er geen stofzuiger in huis is, en daarna de wasmachine aangezet. Rond half elf stond Ben weer op en gelukkig waren zijn voeten wat beter. We besloten dat we toch maar geen dokter zouden roepen en het nog even zouden aanzien. Er hadden zich blaasjes gevormd onder de huid van de voeten en dat leek me een goed teken. Samen dronken we koffie met een broodje bij wijze van verlaat ontbijt. En nog steeds was er geen loodgieter geweest. Na onze warme lunch hielp Ben even bij het afdrogen, maar dat bekwam hem niet goed. Had zelfs even een koortsgevoel en lichte hartkloppingen, die gelukkig meteen weer verdwenen toen hij ging liggen. Ja, het blijft een kwetsbaar vogeltje op deze leeftijd.
Een uurtje later belde Dieter. Het ging hem gelukkig weer beter. Hij vroeg of het gelegen kwam dat Ediane zo direct even bij ons langs zou komen, samen met haar dochter Sarah, diens man Bernardo en hun vijf maanden oude baby Estela. Zij hadden immers een vrije dag vandaag, zei Dieter. Toen pas besefte ik dat het vandaag 2 november was, Allerzielen, en dat het hier een feestdag is in Brazilië. Geen wonder dat er geen loodgieter is komen opdagen! Tot mijn verbazing riep Ben vanuit zijn bed dat hij zich weer wat beter voelde en hun visite een goed idee vond. Het is met hem ook net Jantje huilt en Jantje lacht ….. Een half uurtje later waren ze er en toen bleek dat hun bezoek een bedoeling had. Schoonzoon Bernardo is journalist en maakt ook video-opnames. Hij was erg onder de indruk geweest van wat Ben allemaal te vertellen had gehad twee jaar geleden en hij wilde graag een video van hem maken en die op Internet plaatsen. Ben had daartegen uiteraard geen bezwaar en we maakten een afspraak voor vrijdagochtend elf uur. Verder amuseerden we ons met hun kindje van vijf maanden, een schatje met een donker kopje haar en we dronken samen thee en een biertje. Vlak voor donker vertrokken ze weer naar 503. Even later kwam er nog weer iemand die gestuurd was door de huismeester om naar onze kraan te kijken. Kennelijk had Ediane hem nog een keer gebeld omdat er niemand was langs geweest. Hij vroeg om een plastic zakje en knoopte dat als een touwtje heel strak om de kraan heen. Daarmee werd in elk geval het stromen weer tot druppelen terug gebracht, en ja, morgen zal er beslist iemand komen! Tot mijn verbazing is het de hele dag blijven waaien en vielen er flinke regenbuien. Het water staat hier en daar op de kozijnen, en loopt af langs de muur, maar daartegen valt weinig te doen. Zo is Brasil nu eenmaal gebouwd. We besloten deze keer allebei vroeg te gaan slapen en om half elf lagen we er al in, terwijl het badkamerraam opnieuw begon te klapperen. Ik besloot het maar zo te laten.
Wordt vervolgd. Er zijn nog zes dagen tot onze reis naar huis. Tjau! Lieve groeten, Patty++
Donderdag 20 oktober 2011. Om kwart over twee gingen we de lucht in. Deze keer niet met de GOL, maar met de TAM. En niet in een Boeing 737, maar in een Airbus 320. Iets moderner, iets ruimer, met iets minder motorgeruis, én met iets meer service. Tot nog toe hadden we bij de GOL op alle korte vluchten alleen een glaasje fris met een chipje of een koekje gekregen. Bij de TAM stond er ook bier op de kar. Ben had daar wel zin in en kreeg een blikje Heineken. Dat geldt hier zo ongeveer als het Je van Het. Als versnapering was er een doosje gemengde noten en rozijnen. We waren met goed weer uit Recife vertrokken, maar kregen kort voor de landing een flinke bui over ons heen met regenwater dat striemde langs de vliegtuigraampjes. Een paar minuten later was de regen weer voorbij en landden we op een droog vliegveld in Aracajú. De bak met paraplu’s stond gereed naast de vliegtuigtrap, maar was niet nodig. Achter de glazen ruit ontdekten we al snel onze vriend Isaïas Nascimento Filho. Hem kennen we al zeker twintig jaar, een bevlogen priester die zich verbonden heeft aan de armoede en altijd in de weer is voor de “Sem Terra” (boeren zonder land), de “Quilombolas” (groepen negers die zich wisten te onttrekken aan de slavernij eind 19e eeuw en nog steeds geen eigen grondgebied hebben – er zijn nog 3000 van deze groepen in Brasil!!), en voor de vissers langs de São Francisco-rivier. Twee jaar geleden bezochten we hem in zijn parochie in Brejo Grande, een klein dorp vlakbij de rivier, maar door zijn strijd tegen de “fazendeiros” (de rijke boeren) heeft hij het stadje moeten verlaten. Het werd te gevaarlijk. Nadat hij twee maal met de dood was bedreigd, vond de bisschop het verstandiger hem er weg te halen. Hij woont nu in het huis van de bisschop in Propriá en werkt alleen nog voor “Caritas”, het bisschoppelijke hulpfonds. Hij bleek een heel programma te hebben opgezet rondom ons bezoek. Al te beginnen morgenochtend rond zeven uur met een radio-interview. Wat een geluk dat we onze vlucht niet hadden verzet. Als we een dag later waren aangekomen, hadden we Isaïas’ zijn hele programma in de war geschopt. Alsof ze het van boven zó voor ons geregeld hadden! Want achteraf bezien heb ik in Recife in de anderhalve dag die ik beschikbaar had met Piet Neefs, tóch alles kunnen doen wat ik met hem wilde doornemen! Isaïas had nog enkele verplichtingen deze namiddag, daarom leverde hij ons af bij het pension in Atalaya, de wijk aan het strand, waar we in 2000/2001 langere tijd verbleven, in de hoop te mogen terugkeren naar de landbouwschool die we aan het inrichten waren met geld van Nederland. Maar dat is een lang verhaal waar ik later op zal terugkomen.
We checkten in, betaalden de R$ 100 voor logies met ontbijt, zwaaiden Isaïas uit, en volgden het meisje van de receptie naar een kamer in de benedengang. Ze liet ons achter in een kamer met 1x2 en 2x1 bedden zonder ramen. Hartstikke donker. Met een loeiende airco model 1970. Alleen achter de douche zat een klein raampje. Nu wisten we wel dat dit geen luxe-tent was, anders hadden we het hier in 2001 niet een paar weken uitgehouden (financieel gezien dan), maar op de bovengang hadden we tenminste nog een raam gehad en contact kunnen maken met de buitenwereld. Ben vond het maar niks en stiefelde terug naar de receptie. Heeft het lieve meisje daar even laten horen dat hij “als vaste klant” toch wel iets anders verwacht had, en kwam tot mijn grote verrassing terug met de boodschap dat we konden verhuizen naar een kamer aan de voorzijde. Graag dus! Een frisse lichte kamer, met groot raam en deur naar een balkon. Net opgeschilderd, met één lila wand en lila gordijnen. En mét uitzicht, schuinweg, in de richting van de zee. De kamer en badkamer waren kraakhelder, er lagen alleen nog geen lakens en handdoeken. Een kamermeisje kwam dat meteen voor ons regelen, zette de (moderne!) airco aan, en haalde op ons verzoek ook een tafeltje met twee stoeltjes vanaf het balkon naar binnen toe. Die ze ook nog eens droog maakte vanwege de regen. Tjonge, wat Ben daar beneden gezegd heeft, weet ik niet, maar we kregen voor onze R$ 100 wel ineens een VIP-behandeling. Ik deed een kort tukje, Ben ging nadenken over de diverse afspraken die op het programma stonden voor dit weekend in kerken en in de media. Tegen donker gingen we naar buiten naar de boulevard, een afstand van 100 meter vanaf ons pension, op zoek naar de diverse plekjes die we nog zo goed kenden van tien jaar geleden. Leuke eettentjes, leuke restaurantjes, leuke barretjes. Waar we destijds afspraken met allerlei mensen om te zien of er nog wat te redden viel van ons project in Poço Redondo, waar de eens bevriende priester, die burgemeester was geworden, was gevallen voor macht en corruptie en ons verjaagd had uit zijn gemeente. De boulevard werd een grote teleurstelling. Alles in verval. Veel panden al gesloopt of achter grote hekken weggestopt. Tegen het einde van de boulevard was nog een gedeelte intact. Er stonden veel geparkeerde auto’s en er waren nog aardig wat bezoekers, maar de terrasjes lokten ons geen van alle. We wandelden terug en kozen voor een vrijstaand restaurant aan de waterkant, waar we onze teleurstelling over deze vergane glorie “verdronken” in een glas “caipirinha”. Zou Aracajú nu ook gevallen zijn voor een projectontwikkelaar die een boulevard voor ogen heeft met luxe wolkenkrabbers? Zoals Fortaleza en die vreselijke plaats daar in het Zuiden, Balneário Camboriú? Voor ons was de oude boulevard nu juist zo charmant, met laagbouw, kleine hotels en pensions, leuke winkeltjes, kioskjes en veel terrasjes. Het zal wel te maken hebben met het voortschrijden van de moderne tijd…… We deden ons tegoed aan een Braziliaanse “moqueca” (mokekka) maaltijd. Mét garnalen, want die had Ben intussen erg leren waarderen. Toen we gingen zitten, waren we de enige klanten. Maar toen er een enorme plensbui naar beneden kwam, wisten meerdere wandelaars bij ons onder het afdak aan te schuiven. De “moqueca” beviel zo goed, dat we nog wat rijst bijbestelden om de laatste prut uit de aarden schaal te kunnen schrapen. Terwijl de regen nog wat nadruppelde, liepen we de laatste 200 meter naar huis, hinkstap springend over plassen en kuilen. Daar doken we meteen ons bedje in. Maar helaas, het bedje veerde niet mee. Het bed bleek een springbox met een dure orthopedische matras erbovenop, die voor ons aanvoelde als een keiharde plank. Mijn botten van 65 jaar konden dat ongerief redelijk opvangen, maar de wat teerdere, 88 jaar oude botten van Ben hadden er meer moeite mee. Hoe dat nu op te vangen? Er lag een lichte sprei op ons bed. Die vouwden we vierdubbel ter hoogte van onze rug. Aan Bens kant legden we nog de twee grote opgevouwen badhanddoeken daarbovenop. Zodat er een dun verend laagje op de matras lag. Voor Ben bleef het ’t verhaal van de Prinses op de Erwt, die na twintig matrassen nog steeds de erwt kon voelen die eronder lag en dus wel een echte prinses moest zijn. Ben is dan wel geen echte prins, en hij sliep ook niet echt “prinsheerlijk”, maar toch kwamen we samen redelijk de nacht door.
Vrijdag 21 oktober 2011. Het was weer vroeg dag, want Ben moest opdraven in het live ochtendactualiteitenprogramma van Radio Cultura. We ontbeten snel, terwijl Isaïas al in de hal op ons zat te wachten. Om kwart voor zeven arriveerden we bij het radiostation, waar we volgens mij twee jaar geleden ook al eens geweest zijn voor een interview. Bij aankomst werd er een senator geïnterviewd en dat bleek achteraf in ons nadeel. De senator kreeg alle tijd, ook al omdat Pater Isaïas hem een probleem voorlegde van een groep vissers langs de Rio San Francisco die in de moeilijkheden zit en waarvoor Isaïas zich inzet. Daarna volgde een kort muziekje en een reclameboodschap en toen was Ben aan de beurt. Die kreeg helaas niet alle tijd om zijn boodschap af te geven, want ook Isaïas mocht nog zijn zegje doen, maar het geheel was niet onverdienstelijk. Intussen liep ik rond in het radiostation om een tekst die Ben gisteren geschreven had voor de diverse bijeenkomsten, en die ik nog voor het ontbijt op een USB-stickje had gezet, uitgeprint te krijgen. Dat lukte dankzij een vriendelijke radiomedewerker. Na de radio-uitzending bleven we wachten in een andere ruimte op een TV-ploeg van TV-Aperipé. Die kwam, en de cameraman herkende Ben, let wel!, van tien jaar geleden. De jonge journalist die het interview afnam, was onder de indruk van Bens levensverhaal èn de boodschap die hij wilde achterlaten, en gaf hem de kans het hele verhaal voor de camera te vertellen. Ze namen vervolgens onze powerpoint presentatie mee om te kopiëren en foto’s ervan te gebruiken in de documentaire. We weten niet wanneer het wordt uitgezonden.
Vanuit het radiostation reden we met Isaïas naar een van de universiteiten van Aracajú, waar een jonge vrouw zou promoveren op een onderwerp waarover Isaïas een boek heeft geschreven, nl. het leven van bisschop Dom Távora. Deze bisschop was een tijdgenoot van Dom Hélder Câmara, een goede vriend van hem en beiden waren aanhangers van de Bevrijdingstheologie. Kortweg samengevat: Eerst brood op tafel en dan pas praten over de hemel; eerst sociale gerechtigheid en dan pas evangelisatie. De vrouw had Isaïas z’n boek als naslagwerk gebruikt. Isaïas was dus nieuwsgierig naar het resultaat van haar scriptie. In de zaal zaten drie heren achter de tafel, de promotor van de vrouw, een professor in de sociologie, en een professor in de geschiedenis. De promovenda tegenover hen. Wij schoven aan bij de belangstellenden. Er werd vanuit de twee wijze heren flink wat kritiek geleverd op het document. Zodanig dat Isaïas van mening was dat de promotie niet mocht worden toegekend. Hetgeen, tot vreugde van de vrouw, toch gebeurde. Isaïas vond het onterecht en had medelijden met de leerlingen aan wie zij in de toekomst les zal gaan geven. Volgens hem was ze “gewogen en te licht bevonden”. Tijdens de zitting was er nog een man aangeschoven, ene Paulino Alves da Silva. Hoe raden jullie het? Ook weer een ex-Salesiaan. Ook gewijd en uitgetreden. Ook weer gewerkt als Professor op de universiteit. Als socioloog. Na afloop raakten we met elkaar in de wandelgangen in gesprek. Of het nu van te voren afgesproken was, dat weet ik nog steeds niet, maar we gingen bij Paulino thuis lunchen. In twee auto’s reden we erheen. Ben bij Paulino. Ik bij Isaïas. We gingen naar een straat die uitkomt op de brede autoweg langs de rivier. Aracajú ligt weliswaar aan zee, maar de stad zelf is gebouwd langs de monding van de brede rivier die in de zee uitmondt. Wij belandden dus in een straat die op de rivier uitkeek. Daar werden we zeer gastvrij ontvangen door Paulino’s vrouw Wally, zijn zoon Tiago en zijn dochter Verónica. Tiago is getrouwd, maar komt bijna elke middag bij Moeder eten. Hij is journalist bij het TV-station dat deze ochtend met Ben het interview maakte. Verónica is dierenarts, getrouwd en woonachtig in Recife, maar nu enige dagen bij Vader en Moeder gelogeerd. Zij is afgestudeerd op “ziektes bij garnalen” en kan maar geen werk vinden. Het lijkt me ook geen alledaags onderwerp om mee bezig te zijn. Misschien was de richting van de honden en katten toch rendabeler geweest! In elk geval hield de familie wel van katten, want tot mijn plezier liepen er drie mooie katten rond. Een spierwitte, een bijna-siamees en een bijna-cyperse. Allemaal van de straat geplukt en in huis opgepept. Er werden wat biertjes gehaald voor de pater en het bezoek uit Holland en er kwam een heerlijke maaltijd op tafel. Bij het horen van het bericht dat na dit weekend onze reisverplichtingen zouden zijn beëindigd, werd ons spontaan aangeboden dat we dan gerust enkele dagen bij hen mochten komen uitrusten. Wat een heerlijk aanbod. Lieve mensen, een ruim huis met een prachtige schaduwrijke tuin èn kleine aapjes in de bomen, enkele aanlokkelijke hangmatten, een koele slaapkamer met eigen badkamer en schuin zicht op de rivier, en ook nog eens een prima kokkin. Laat daar het vakantiegevoel dan maar beginnen. Het lijkt wel of het niet opkan deze reis, zoveel goedheid als we van alle kanten mogen ontvangen. Iedereen roept dan dat Ben dat heeft verdiend na al zijn werken voor Brasil en ik laat het me maar gewoon aanleunen. Na de lunch bedankten we Paulino en Wally voor hun gastvrijheid en stapten weer bij Isaïas in de auto, nog steeds met alle bagage in de achterbak, want we zouden die avond naar Propriá doorreizen. Maar eerst nog langs een ander radiostation, waar ook een interview zou plaats vinden. Het kostte moeite de auto weg te zetten, maar achteraf hadden we ons de moeite kunnen besparen, want eenmaal binnen liet ons een medewerkster weten dat het interview niet door ging. Reden onbekend. En dus gingen we weer. Afspraken maken is zeker niet de sterkste zijde van de Brazilianen. Vandaar ging het nog even langs het TV-station om onze powerpoint CD weer op te halen. Ze hadden ’m niet kunnen openen. Ra, ra, hoe kan dat? Er zit een powerpoint-viewer bij ingebouwd en het programma opent zichzelf op elke computer. Zeker te weinig geduld gehad. Ik was echter blij dat we ’m weer terug hadden. Van het TV-station was het niet ver naar de grootste krant van Aracajú, de “Jornal da Cidade”, het Dagblad van de Stad, want ook daar was een afspraak gemaakt voor een interview. Iemand loodste ons door allemaal smalle gangetjes naar een ruimte niet groter dan onze huiskamer, waar zeker zes rijen van elk vier computers in formatie stonden opgesteld, en waaraan op dat moment minstens twaalf personen zaten te werken. In het smalle zijpad stond een tafeltje met twee stoelen, en daar moesten we maar plaats nemen. Een van de twaalf stond op, een jong vrouwtje met op haar naambadge “Edjane, verslaggeefster”. Ze schoof haar stoel aan midden in het looppad en harkte ook voor Isaïas nog ergens een stoel vandaan. En terwijl mensen langs ons heen af en aan liepen, begon ze haar interview. Ze schreef in een razend tempo mee met alles wat Ben vertelde in een soort van zelfgemaakt steno en ze kon schrijven terwijl ze Ben bleef aankijken. En dat vond ik erg knap. Midden in het gesprek verscheen er een fotograaf die een serie van zeker een dozijn opnames maakte van Ben zus pratend en van Ben zo gebarend, en die weer ongemerkt verdween net zoals hij gekomen was, zonder een woord te zeggen. Edjane vroeg en schreef gewoon door en had intussen zoveel aantekeningen dat ze wel een boek kon schrijven, zo leek het. Ik ben erg benieuwd wat ze daarvan zou maken. We vonden zelf weer onze weg naar buiten en daarmee was het officiële deel van het program voor deze dag ten einde. Inmiddels was het een uur of vier geworden. Het stadsverkeer op de vrijdagmiddag was al sterk aan het toenemen en wij wilden de stad uit, richting de “BR 101” om naar Propriá te gaan. Eenmaal op de BR 101 vertelde Isaïas doodleuk dat we eerst een stukje de andere richting op gingen, richting Salvador, om twee meisjes op te halen in São Cristovão. Daar staat een landbouwschool/internaat waar drie kinderen van een gezin uit een voormalig tentenkamp nabij Propriá elke week van maandag tot en met vrijdag naar school gaan. Als de pater dan toevallig in de buurt is, mogen ze meerijden. Alle losse spullen van Isaïas verhuisden van de achterbank naar de achterbak boven op onze bagage, ik nam mijn rugzak met computer en toebehoren op schoot en ik schikte een beetje in. Twee tengere verlegen tienertjes stapten in en we tuften terug langs de BR 101 nu richting Propriá. De BR 101 is een autoweg van naar schatting 7.000 kilometer lengte, die van Porto Alegre in het zuiden, naar Belém in het noorden de kustroute volgt. Zowel de hoofdstad van de Staat Sergipe, Aracajú, als de tweede stad van de staat, Propriá, liggen langs deze route. De weg is ooit als tweebaansweg aangelegd, maar nu wordt er hard aan gewerkt de route vierbaans te maken. Helaas is het deel naar Propriá nog lang niet klaar, en dus reden we in een lange file van auto’s, bussen en vrachtwagens met een gemiddelde snelheid van 70 à 80 km per uur over een gevaarlijke, zeer drukke weg. Rond half zes werd het donker en ook de kattenogen en bermpaaltjes lieten veel te wensen over. Stel je voor, je rijdt in een niet al te moderne auto, zonder airco, met alle raampjes open, je haren voortdurend rondom je hoofd waaiend, de radio flink hard aan om over het lawaai van de wind heen te komen, met een geluidsbox achter je rechteroor met knetterende reclameboodschappen en harde muziek, en dan wordt het ook nog eens donker. Dan rijdt er op een zeker moment een bus voor ons die ergens in de berm stopt, en dan roepen de meisjes: “Pater, dat is onze broer, hij is uitgestapt”. En dus stopt ook Isaïas, we schuiven op de achterbank nog meer in en broertje stapt in. Met rugzak. Een zusje kruipt bij hem op schoot met hoofd op de rugzak en zo rijden we verder. In het aardedonker. Geen woonhuis of dorp te zien in de wijde omtrek. Slingerend langs bochtige hellingen waar het zeer gevaarlijk is om in te halen. Met grote koplampen van vrachtwagens die voortdurend op je af komen. En met vier man plus bagage op de achterbank. Zonder gordels, want die zaten klem achter de bank. Toen heb ik me voor het eerst deze reis zeer onveilig en erg ongelukkig gevoeld en heb ik zelfs in stilte een potje zitten grienen. Tot overmaat van ramp zie ik in het donker dan ook nog eens een paar “gloeiende spijkers” tussen het geboomte, die erop wijzen dat daar een grote groep mensen in plastic plaggenhutten langs de weg leven, zonder water en elektra. Dat is ook niet bevorderlijk voor mijn stemming. Brrrrrrr, wat doe ik hier? Maar, het zakte weer snel. De drie jongelui werden ergens in Niemandsland afgezet en moesten dan nog eens vier kilometer in het donker naar huis lopen. En weer wat minuten verder doemden er lichtjes op en naderden we de stad Propriá. Even na half zeven waren we op onze bestemming, het huis van de bisschop. Dom Mário, een Italiaan, was zelf niet aanwezig, maar zijn huishoudster had een “jantar” voor ons op de keukentafel achtergelaten. Na het eten keken we even naar het journaal, want we hadden via-via begrepen dat de Libiërs eindelijk Kadaffi hadden gevonden en gedood. Geen prettige beelden om naar te kijken, maar Godzijdank dat die episode in Libië nu voorbij is. We kunnen alleen maar hopen dat het democratiseringsproces met weinig bloedvergieten mag verlopen. Ik keek op de computer van Dom Mário even naar onze E-mailberichten en las tot ons verdriet dat onze Pasco weer veel pijn in zijn pootjes heeft. Jenny en Bas hebben hem mee naar de dierenarts moeten nemen en hij leeft nu op pijnstillers. Isaïas vertrok buitenom naar boven, waar hij een appartementje bewoont en liet Ben en mij alleen achter in het bisschoppelijk paleis! We kozen voor de slaapkamer met de beste ventilatie en vielen al gauw in diepe slaap.
Zaterdag 22 oktober 2011. Op deze zaterdagmorgen mochten we “uitslapen” volgens Isaïas. Want we zouden pas om half acht ontbijten! Een jong vrouwtje uit de stad had het ontbijtje voor ons klaar gemaakt. Daarna vertrokken we naar een mooi pand aan de rand van het stadje, dat ooit als seminarie was gebouwd en nu gebruikt werd als parochiehuis voor bijeenkomsten. Met geld van de Vastenactie en de Johannes Stichting was ook in Propriá een vormingscursus opgezet van twaalf cursusweekenden. Vergelijkbaar met de cursus in Curitiba waar we begin oktober getuige van waren geweest. Langzaamaan drupten de deelnemers binnen, want een deel van hen moest van verre komen. Tot onze vreugde arriveerde ook Maria Souza, de zuster die ooit de financiële adoptie van zo’n 65 kinderen in Poço Redondo in handen had met geld van onze Brasilhoeve. En Raimundo Cavalcante, ook uit Poço Redondo, die destijds aan onze kant stond in de strijd tegen de priester-burgemeester. Beiden wilden de gelegenheid niet voorbij laten gaan ons nog eens te ontmoeten. Verder waren er nog zo’n 30 jongelui afkomstig uit kleine gemeenschappen in de wijde omtrek. Anders dan in Curitiba, waar de meeste deelnemers gestudeerde mensen waren uit de grote stad, waren dit allen kinderen van eenvoudige boerengezinnen. Op de deelnemerslijst stonden 46 namen van jongeren die vanaf het begin van het jaar al meerdere bijeenkomsten hadden bijgewoond. Op deze zaterdag was er in de stad echter een dag van toelatingsexamens voor bepaalde studies, waardoor velen niet konden komen. De dag begon met een gezamenlijk ontbijt voor de groep, terwijl Isaïas samen met Vera, die ook bij Caritas werkt, de computer, de beamer en de geluidsapparatuur e.d. installeerden. De bijeenkomst werd geopend met een rondje bewegen op muziek, gevolgd door een voorstelrondje. Enkele van de jongelui waren nog te verlegen om hun naam te noemen, maar na enig aandringen deden ze toch allemaal mee. Het eerste uur werd gevuld door drie groepen jongeren die ieder op hun eigen wijze vertelden van een hoofdstuk uit Bens boek “Sterven om te Leven”. De eerste groep met een toneelstukje, de tweede met een prachtige voordracht op rijm, de derde met een tweespraak van twee personen. Daarna kwam een geschiedenisleraar vertellen over de geschiedenis van de streek, over de rol die de basisgemeenschappen innamen en welke sociale groeperingen daaruit waren voortgekomen. Tussendoor ontstonden er levendige discussies, omdat Raimundo zich steeds roerde en het of juist niet, of juist wel met de docent eens was. En dan liet Ben zich natuurlijk ook niet onbetuigd. Tussen de middag stond er een warme maaltijd gereed in de eetzaal beneden, eenvoudig, maar alles met goede smaak. Daarna werd Ben en mij een ruimte aangeboden om even op verhaal te komen. Tijdens de korte wandeling daarheen, beseften we pas hoe warm het buiten was. Later hoorden we dat de thermometer was opgelopen tot 38 graden. In een voormalige slaapzaal, waar eerst de stof van de matrassen moest worden geveegd, maar die vervolgens met een schoon lakentje werden bedekt, deden we beiden een middagdutje. Om twee uur werd de dag vervolgd met een soort van “vogeltjesdans” om de gemoederen weer los te maken en werd er een animatiefilm gedraaid over onrecht in de gezondheidszorg en de sociale zorg in de grote stad. Daarna vertelde de docent aan de hand van een powerpoint over het leven van Tito de Alencar en nam Ben het stokje over met zijn verhaal over de betekenis die Tito in zijn leven had en de voorbeeldrol die Tito voor jonge mensen kan vervullen, die niet alleen achter hun eigen carrière aanjagen, maar zich dienstbaar willen maken voor hun medemens. Daarbij heb ik Ben ondersteund met onze eigen powerpoint op het scherm, die ook een deel van Bens leven laat zien. De dag eindigde, zoals ’ie begonnen was, met een groepsmaaltijd. Veel mensen kwamen aan tafel even een praatje met Ben maken. Ik had de indruk dat de meesten het een mooie dag hadden gevonden. Isaïas èn Ben waren in elk geval tevreden over het verloop van de dag en de onderwerpen die aan de orde waren geweest. Een van die leuke contacten aan tafel was met een jonge, zeer innemende knaap, die vertelde over zijn familie, hun boerenbedrijfje en zijn zusjes. Het bleek de jongen van gisteren te zijn, die opgevouwen op de achterbank met zijn zusje op schoot met ons was meegereisd. Ook zijn twee zusjes hadden vandaag deelgenomen aan de cursus. Na de “jantar” gingen we in kleine groepjes naar de grote kathedraal in de stad, waar Isaïas om zeven uur voorging in de viering. We arriveerden er te vroeg en waren getuige van een huwelijksmis die nog aan de gang was. Chique geklede feestelingen in hun mooiste jurken met veel blote ruggen bevolkten de banken. (Die blote ruggen mochten vroeger absoluut niet in de kerk, aldus Ben!) Het bruidspaar in een prachtig witte jurk met drie popperig geklede bruidskinderen. Het deed me even denken aan het bruidspaar in Praag waar Márion en ik deze zomer zomaar tegenaan liepen op de trappen van een kerkje. Ook allemaal mooi geklede mensen. Alleen was dat toen niet echt. Er was sprake van een commercial die werd opgenomen voor een chocoladeproduct. Daar slingerde de bruid haar bruidsboeket uit boosheid in het gezicht van de gom. Ik hoop voor deze bruid dat haar trouwdag beter mocht aflopen. Om precies zeven uur begon Isaïas met de mis. Wij stonden met de cursusgroep nog buiten ons te vergapen aan al het trouwgedoe, terwijl de kerk inmiddels al weer vol was gelopen voor de wekelijkse zaterdagavondmis. Isaïas stond op het altaar ons te manen naar voren te komen. Hij had als thema voor de mis “getuigenis” genomen en liet de cursisten voor de microfoon op het altaar getuigenis afleggen van hun sociale betrokkenheid bij de gemeenschap. Iedereen op het altaar noemde zijn naam en plaats waar ze vandaan kwamen, en enkelen van hen verwoordden de getuigenis van de groep. Zo kweekt men leiderschap aan, en dat was toch een van de doelstellingen van de cursus. Knap gevonden van Isaïas. Daarna was ook Ben aan de beurt om te vertellen waarom hij naar Propriá was gekomen. Hij hield het kort, want na afloop van de viering zou hij nogmaals een kans krijgen om wat te zeggen en ook te zingen. Isaïas hield de preek ook kort en na de communie was de microfoon weer voor Ben. Hij maakte daarvan graag gebruik, met een woordje en enkele liedjes, en heel de kerk was enthousiast. Een luid applaus was zijn deel en sloot dit “evenement” in ons programma af. Na afloop maakten we in de sacristie kennis met de pastoor van de kathedraal, een sympathieke doch conservatieve man, met andere opvattingen over de invulling van het priesterschap dan Isaïas. Ze lagen nogal eens overhoop met elkaar.
Na deze lange warme dag werd het hoog tijd voor een koud drankje. Dat vond Isaïas ook en hij nam ons mee naar een restaurantje aan de oever van de São Francisco-rivier, waar hij ons uitnodigde om samen met hem een grote pizza te delen. Dat deden we graag, al denk ik dat we straks thuis in Holland voorlopig even geen pizza meer hoeven te zien, laat staan te eten…… Hoewel er weinig gasten waren, liet de pizza even op zich wachten. We doodden de tijd met een goed gesprek en Het Bier was weer Best met Heerlijk Helder Heineken. Want zelfs hier in deze uithoek stond er Heineken bier op de kaart. Tegen tien uur besloot Isaïas even de bisschop te bellen, om te zien waar hij uithing. Tot ieders verrassing bleek hij net te zijn thuis gekomen, maar hij ging meteen slapen, zo zei hij. Dat betekende dus dat we vannacht niet alleen sliepen in het grote bisschopshuis en dat we zachtjes moesten doen in de gang. We reden naar huis. Isaïas ging langs de buitentrap meteen door naar zijn bovenverdieping op twee-hoog. En wij liepen langs de binnentrap naar onze slaapkamer op een-hoog, pal naast de kamer van de bisschop. Maar we deden zo zachtjes dat hij er vast niet van is wakker geworden.
Zondag 23 oktober 2011. Om kwart voor zes piepte het reiswekkertje dat het weer tijd was om op te staan, maar ik was al bezig onze tassen op orde te brengen. Na een snelle douche waren we om half zeven klaar voor de volgende etappe. Ben koos in de benedengang de verkeerde deur naar de eetkamer en botste zowat tegen de bisschop op. Deze begroette Ben allerhartelijkst. Toch was onze laatste ontmoeting met Dom Mário Rini Sivieri minder positief geweest. Tien jaar geleden hebben we bij onze problemen met de priester-burgemeester Frei Enoque in Poço Redondo ook zijn hulp ingeroepen, omdat de parochie van Enoque onder het bisdom Propriá valt en dus onder Dom Mário. Alhoewel hij toen aanvankelijk zijn uiterste best heeft gedaan om partijen bij elkaar te brengen, heeft hij op het laatste moment geen duidelijke maatregelen tegen “zijn” parochiepriester durven nemen, en heeft hij ons voor ons gevoel gewoon laten zakken. Nu, tien jaar later stonden beide mannen oog in oog, en zoals gezegd de begroeting was zeer vriendschappelijk. We dachten eerst te gaan ontbijten, maar dat zou pas later zijn, zo ontdekten we. Isaïas verscheen even op het toneel, maar verdween meteen weer, richting kathedraal, waar hij nog een mis zou lezen. Ben en ik wandelden samen met Dom Mário naar een kleine kerk twee huizen verderop, waar de bisschop zelf zou voorgaan in de mis van zeven uur. De kleine kerk behoorde toe aan een klooster van een beschouwende zusterorde en onzichtbaar voor de bezoekers zaten in de zijkapel 14 zusters die met mooie getrainde stemmen de mis opluisterden. De mis begon en bij het begin van de preek stelde de bisschop ons voor aan de kerkgangers als “Bernardo en Patricia, de bezoekers uit Holanda”. Met de toezegging dat Ben aan het einde van de viering een woordje mocht zeggen, en wie weet, ook nog wat zou zingen. Zo gezegd, zo gedaan, en Ben was meteen weer flink op dreef. Tot zichtbaar plezier van de aanwezigen. De mis werd via de radio ook uitgezonden naar vier gemeenschappen buiten de stad Propriá. Na afloop werden er diverse soorten cakes uitgereikt, die, naar we later begrepen, voor de zusters een bron van inkomsten vormen en worden verkocht aan de parochianen om hun klooster te onderhouden. Daarna verzamelde iedereen zich weer in de bisschoppelijke woning en was het in de eetkamer net de zoete inval. In no time zaten we met zeven man aan de ontbijttafel. Onder wie ook Vera en nog een jonge vrouw die met Isaïas en Vera bij Caritas werkt, maar van wie me de naam ontschoten is. We tafelden nog wat na met Dom Mário en natuurlijk bracht Ben via een omweg het gesprek toch nog even op Frei Enoque in Poço Redondo. Hij is nu voor de derde keer achtereenvolgens burgemeester van Poço Redondo en mag van de bisschop geen sacramenten toedienen en niet voorgaan in vieringen, zolang hij actief is in de politiek.
Na het ontbijt zat Vera op ons te wachten in de hal. Caritas zou graag een project ontwikkelen voor de vele “Quilombolas”, negergroeperingen, in de regio. Voorgesteld is een programma op te zetten voor een jaar. Twaalf bijeenkomsten, steeds op een andere plaats, waarbij twee groepen per keer hun muziek en dans en hun artesanato (kunstvoorwerpen) tonen, en niet alleen Braziliaanse “capoeira” maar ook de traditionele “capoeira do Angola” laten zien. Een soort van festivaldag om de cultuur die nog sterk leeft onder de bewoners, vast te houden en met elkaar te delen en naar buiten toe gezicht te geven. Een soort van “Samba de Cocó”. Kosten zijn voor transport, sanitaire voorzieningen, en een kleine bijdrage per deelnemer voor verfraaiing van kostuums, instrumenten, e.d. Totaal wordt gedacht aan ongeveer R$ 40.000 voor een jaar. We hebben Vera toegezegd dat we in Nederland op zoek zullen gaan naar groeperingen die zich met dit project verbonden kunnen voelen. Misschien een Surinaamse groep? Of een Braziliaanse percussiegroep? Of het zomercarnaval van Rotterdam? Vera zal ons de projectbeschrijving toesturen.
Terwijl we met Vera zaten te praten, zag ik tussen mijn oogharen door de bisschop alsmaar heen en weer lopen tussen ontbijttafel en koelkast en hoorde ik geluiden uit de keuken komen alsof er vaten werden gewassen. Toch was er niemand anders in huis. Zou de bisschop zelf de boel hebben opgeruimd?? Ach, ik zei het al eerder, een bisschop is ook maar een mens…..
Isaïas voegde zich weer bij ons en nodigde ons uit te vertrekken. We zouden weer terug gaan naar Aracajú. Dom Mário zwaaide ons uit en bezwoer ons wel drie keer dat we in zijn huis altijd welkom waren. Wellicht voelde hij zich toch ongemakkelijk over de gebeurtenissen van tien jaar geleden. We maakten nog enkele foto’s en daar gingen we weer, terwijl de bisschop ons nakeek totdat we uit het zicht verdwenen waren.
We maakten nog een rondje door het centrum van Propriá om een foto te maken van het huis waar de vorige bisschop, Dom José Brandão de Castro, had gewoond tijdens zijn ambtsperiode. Ben was zeer bevriend geweest met Dom José. Ze hadden dezelfde manier van denken en hadden samen de eerste landbezetting meegemaakt in Barra da Onça, in de gemeente Poço Redondo. Dat was het begin geweest van vele steunprojecten aan de bewoners van Poço Redondo, die uiteindelijk hun hoogtepunt hadden moeten vinden in de afbouw van de landbouwschool die al meer dan tien jaar leeg stond en die de naam kreeg: “Centro Agrícula Dom José Brandão de Castro”. We reden de BR 101 op die op deze zondagmorgen bijna totaal verlaten was. Geen vrachtverkeer, geen bussen, nauwelijks auto’s. Na ongeveer vijftig kilometer bogen we af om langs een alternatieve route naar Aracajú te rijden. We kwamen langs een kleine gemeenschap van huisjes die de naam “13 de maio”, 13 mei, had. Isaïas stelde voor even een collega van hem gedag te zeggen. Een lintdorpje met zo’n twintig huisjes was het, ontstaan na een landbezetting enkele jaren geleden. De pater, met de bijnaan Naina, die dat hele proces begeleid had, woont er in een eigen huisje aan het einde van het dorpje en trekt zich van de bisschop niets aan. Voor hem is de leer van de Bevrijdingstheologie belangrijker dan de hegemonie van de kerk. Voor zijn onderhoud ontvangt hij één minimumsalaris (R$ 545) en voor de rest moet hij zelf zorgen. Hij had potten honing ter verkoop staan, en in zijn achtertuin stonden vruchtenbomen. Ik denk dat het dorpje een gezamenlijke groentetuin en wat vee heeft om van te leven. Aan de wand hing een poster waarvan ik een foto heb gemaakt: “Iedere Braziliaan consumeert gemiddeld 5,2 liter landbouwvergiften per jaar. Tot wanneer slikken we dit?” met een foto erboven van een vliegtuigje dat gif uitstrooit over een bord eten. Ze zeggen dat Brazilië bovenin de lijst staat van het meeste gebruik van landbouwgif. Nederland stond in de Europese lijst van het láágste gebruik enige tijd bovenaan. Maar tijdens de regering Balkenende is van een aantal landbouwvergiften die eerst verboden waren, het gebruik weer toegestaan. Nu hangen we ergens middenin diezelfde lijst. Bij het uitrijden van “13 mei” zag ik ergens op een huisje een verkiezingsaffiche hangen van João Daniel, iemand die tien jaar geleden leider was van de regionale MST (Beweging van Boeren Zonder Land), en ons bijstond in de strijd om de landbouwschool. Tenminste, dat dachten we. Later bleek dat hij de school voor de MST wilde hebben. Sindsdien is ook hij het pad van de macht op gegaan en stelt zich nu kandidaat als gedeputeerde. Wat is de mens toch zwak. Dit is ook weer iemand die eens een ideaal nastreefde en dan toch gevallen is voor macht en aanzien. Dat het ook anders kan, vernamen we even later. Tijdens onze visite aan Naina had Isaïas een telefoontje gepleegd om een “almoço” voor ons te regelen. Dat bleek in het volgende stadje te zijn, Jacaratuba. Een Belgische missionaris, pater Geraldus, was daar ooit als parochiepriester begonnen en op veelvuldig verzoek van de bevolking burgemeester geworden. En kennelijk tot ieders tevredenheid, want hij is het drie periodes, twaalf jaar lang, geweest. Wat hij erover vertelde, klonk heel anders dan het Enoque-verhaal. Nu is hij in ruste, 74 jaar oud, en herstellende van een zware operatie. Hij is nog steeds priester, maar heeft zijn priesterambt niet weer opgepakt. Sinds jaar en dag wordt hij verzorgd door Maria, een oude vroedvrouw die de halve gemeenschap van Jacaratuba op de wereld heeft geholpen. En ook nog eens een geweldige gastvrouw en kokkin is. Zij was het die Isaïas gebeld had. En niet tevergeefs, want ze schotelde ons een geweldige maaltijd voor. Mét een glaasje wijn erbij. Ze kwam er ook gezellig bij zitten en vond het maar niks dat we na de maaltijd weer gelijk opstapten. Een lief mens, en de pater is bij haar in goede handen. Van Jacaratuba reden we naar Carmópolis, een stadje aan de voet van de heuvel die ze de “Berg Carmel” noemden en waar bovenop een groot beeld van Maria met kind over de vlakte uitkeek. Het was het gebied van Petrobras, de grootste olieproducent van Brasil. In de wijde omtrek lagen olieleidingen, stonden jaknikkers en grote olieopslagtanks en ergens brandde een “eeuwige vlam”. Er wordt op meerdere plaatsen olie gevonden in Brasil, en sinds enige jaren ook onder de zeebodem voor de kust. In dit stadje wordt zóveel geld verdiend, aldus Isaïas, dat alle straten geasfalteerd zijn. En dat is voor dit land héél bijzonder…. Isaïas vond een weg naar boven en we belandden op het grote plein onder het Mariabeeld. Het plein was “onder constructie”, maar het zag eruit alsof dat al jaren het geval was. Er liep ook een kabelbaan vanuit het dal naar het plein, maar volgens een man die we daar ontmoetten, functioneerde die ook al jaren niet. Op de Berg Carmel verwacht je een klooster van Carmelieten en dat staat er dan ook. Een nieuw klein complex, dat in 2000 is geopend. Er wonen twee broeders Carmelieten en negen monnikessen Carmelietessen. Ik dacht dat het een besloten klooster was van louter bidden en dat klopte ook. Maar vandaag was het een feestdag, omdat een van de zusters haar “eeuwige gelofte” had afgelegd. En daarom was het “open dag” en konden we zo binnen lopen. Alle zusters in traditioneel habijt met een sluier die alleen het gezicht vrij laat. De feestelinge droeg bovenop de sluier een kransje van witzijden bloemen. Zij was vandaag immers de “Bruid van Christus” geworden. Ook hun mooie sfeervolle kapel was versierd met witte bloemen en in de eetzaal stond nog het restant van een hele grote witte feestcake, vergelijkbaar met een bruidstaart. We liepen een rondje door het gebouw en Isaïas herkende in een van de zusters een meisje dat bij hem in de parochie was opgegroeid. Ik was zeer gecharmeerd van de meditatieruimte die in een serre achter het gebouw was ingericht, met rondom zicht op een stukje van het oude Atlantisch regenwoud. Wat een geweldige plek om geestelijke rust te vinden. Aan de achterzijde van de serre was een tekst opgenomen van de Nederlandse Carmeliet Titus Brandsma, die in de oorlog is omgekomen en, ook in Nederland, als martelaar wordt beschouwd. Vanuit de serre liep je naar een pleintje aan de rand van het bos met wat bankjes om te zitten en te genieten, niet alleen van het bos, maar ook van de kleine aapjes die met regelmaat naar beneden kwamen. In het gezelschap van twee van de zusters hebben we daar korte tijd gezeten. Ik vond het een bijzonder bezoek. En een verrassing dat in deze moderne tijd er nog steeds jonge vrouwen zijn die kiezen voor een beschouwend bestaan, afgesloten van de wereld.
We zakten weer van de berg naar beneden en Isaïas wilde een route nemen die hij nog niet eerder had genomen. Bij de laatste keer vragen naar de juiste afslag werd hij alweer herkend door iemand. Eerst door de zuster, nu door een vrouw in het dorp. Dat was al de tweede keer vanmiddag. Zolang het niet zijn vijanden uit Brejo Grande waren, was er niets aan de hand, zuchtte hij. De route ging eerst langs nog veel meer jaknikkers, gevolgd door velden vol kokospalmen. Uiteindelijk kwam de weg op de kustroute uit. Met witte zandduinen en in de verte de zee. Langs deze “toeristische” route bereikten we Aracajú en staken de brede rivier over via de nieuwe brug die pas is geopend. Aan de overzijde van de rivier volgden we de weg parallel aan het water en bereikten tenslotte de straat waar het huis van Wally en Paulino ligt. We werden er met open armen ontvangen. De “Jornal da Cidade” lag op tafel met een artikel erin “Casal de holandeses visita Sergipe”, “Nederlands echtpaar bezoekt Sergipe”. Met een fotovan ons beiden erin. Er stonden wat kleine foutjes in, maar in grote lijnen had journaliste Edjana er een aardig geheel van gemaakt. Isaïas at nog mee met de “jantar” en nam toen pas afscheid. Met de boodschap dat hij morgen om zes uur alweer op de stoep zou staan voor de laatste onderdelen van ons programma. Wij brachten de avond in alle rust door en gingen bijtijds naar boven en naar bed.
Maandag 24 oktober 2011. Tegen zes uur arriveerde Isaïas en we ontbeten samen met Wally en Paulino. We reden naar de radiostudio van “Jovem Pan”, een landelijke omroep. De naam suggereert dat het een jongerenomroep is (Jovem = jongere), maar de beide interviewers waren die leeftijd reeds lang te boven. Journalist Rosalvo Nogueira had zichtbaar plezier in het interview en Ben was goed op dreef. Hij kreeg ook alle tijd om te zeggen wat hij wilde. Zonder onderbreking ging het bijna een uur door. Na afloop wilde Isaïas een paar boodschapjes doen, maar wij kozen ervoor rustig terug naar huis te gaan. Wally had het radioprogramma in zijn geheel beluisterd. Het was landelijk uitgezonden. Zoon Tiago kwam thuis voor de “almoço”. Omdat hij als journalist werkt bij Omroep Aperipé, maakte hij een kopie van de powerpoint die zijn collega’s van de TV vrijdag niet hadden kunnen openen. We weten nog steeds niet wanneer het zal worden uitgezonden. Na de lunch vertrokken we naar de studio van Aperipé, nu voor een radio interview in de vorm van een klein forum. Aanwezig waren Ana Lucia, een politica van de PT (de Arbeiderspartij van Presidente Dilma), die zich kandidaat wil stellen voor het burgemeesterschap van Aracajú, en een vrouw die zich bezighoudt met milieu en opvoedkunde. Deze laatste heeft maar weinig gezegd. Het hele gesprek werd gevoerd door Ana Lucia en Ben die elk zeker 20 minuten aan het woord zijn geweest. De nadruk lag in dit gesprek op ecologische en milieu-aspecten, en Ben heeft een pleidooi gehouden voor het behoud van het regenwoud in Amazonië als longen van de wereld. Ook hier had de interviewer, ene Alex, er zichtbaar schik in en hij wist het gesprek in goede banen te leiden. En ook dit was een live radio-uitzending geweest. Weer gingen we naar huis toe, waar een heerlijke hangmat ons lokte in een beschut plekje in de tuin, om even bij te tanken, want nóg was de dag niet ten einde. Wally verzorgde een vroege “jantar” en tegen zes uur zaten we alweer in de auto. Paulino ging mee, mét gitaar, voor het geval er weer gezongen zou worden. Na alle interviews was er nu sprake van een debat met als thema: de mensenrechten. Met een Braziliaans kwartiertje begonnen we om kwart voor zeven en langzaamaan druppelden er 40 man binnen, onder wie ook Ana Lucia, de politica. En een journaliste, die op verzoek van Isaïas alle afspraken bij krant, radio en TV van dit weekend bleek te hebben geregeld. Een aardig huzarenstukje, waarvoor onze dank. Voordat we echt van start gingen, werd Ben nog benaderd door een journalist van een Internetkanaal, www.F5news.com.br. Een Silvio Oliveiro hield een kwartierlang een bandrecordertje onder Bens neus en bestookte hem met vragen. Maar eindelijk kon het programma beginnen. Wat bedoeld was als debat, werd meer een “vragenuurtje” met vragen aan Ben. En weer is hij zeker twee uur aan het woord geweest. Er waren vragen over Bens ervaringen in het concentratiekamp, over Bens omslagpunt wanneer hij wist dat hij voor de armen wilde werken, over de sociale ontwikkeling in Brasil, en dergelijke meer. Ben besloot met enkele “strijdliederen” van Geraldo Vandré, en die werden hand-in-hand in de kring door allen meegezongen. Zo werd deze avond een waardige afsluiting van een bijzonder reisprogramma van zes weken aan een stuk. Om half tien waren we weer thuis. Er werd nog een klein afzakkertje gedronken en met een goed gevoel dat we er bijna doorheen waren, gingen we slapen.
Dinsdag 25 oktober 2011. We ontbeten in alle rust. Wat een heerlijk idee dat vandaag niets hoefde. Er was even tijd elkaar beter te leren kennen. Paulino is het prototype van een leraar en “boekenwurm” met grote culturele belangstelling. Hij heeft op de bovenverdieping van het bijgebouw achterin de tuin een enorme bibliotheek. Zijn bijzondere interesse gaat uit naar de geschiedenis van “Canudos”, in de Staat Bahia net over de grens met Sergipe, waar zich rond 1890/1900 (kort na de afschaffing van de slavernij) een enorm mensendrama afspeelde. Onder leiding van Antônio Conselheiro (Antonius de Raadgever) had zich een ideale staat gevormd van ontheemde negerslaven, zonder geld, gebaseerd op ruilhandel. Na een ruzie over een partij hout die niet betaald zou zijn, ontstond er strijd met het leger en uiteindelijk werden bijna alle bewoners op brute wijze gedood. Tot op de dag van vandaag worden er op die plaats jaarlijks bedevaarttochten, de zgn. “romaría’s” georganiseerd. In 1998 hebben ook wij die meegemaakt. Dit jaar hadden we er graag heen gegaan, maar de vormingscursus in Propriá stond gepland op hetzelfde weekend. De geschiedenis van Canudos is door velen uitgebeeld, beschreven en bezongen en in Paulino’s bibliotheek bevinden zich naar schatting 100 boeken alleen over dit onderwerp. Omdat ook Ben grote fascinatie heeft voor het verhaal van Conselheiro, kreeg hij van Paulino een bijzonder boek met tekeningen cadeau en ook nog twee CD’s met muziek van Canudos. Zijn vrouw Wally, eigenlijk Walburga geheten, heet van haar meisjesnaam Arns en is een volle nicht van Dom Paulo Evaristo Arns, de voormalige kardinaal van São Paulo. Ze is geboren in Santa Catarina, de staat waar veel Duitse emigranten zich begin 20ste eeuw hebben gevestigd en is nog tweetalig, Duits en Portugees, opgevoed. Zij heeft net als haar man les gegeven op de universiteit, in pedagogiek. Haar vader was ook leraar en had grote interesse in de Duitse literatuur. Hij bezat daarom een boekenkast vol Duitse boeken en meesterwerken. In de tweede wereldoorlog ontstond er ook in Brazilië na verloop van tijd een soort van hetze tegen alles wat Duits (Hitler) en Italiaans (Mussolini) was en toen de Duitstalige boeken van Vader Arns in zijn huis werden gevonden, werd hij opgepakt als vermeend aanhanger van de Nazi’s en gevangen gezet, terwijl hij totaal a-politiek was. En al zijn boeken werden verbrand. Dat heeft hem heel diep geraakt en hij is nooit helemaal over de schok heen gekomen. Na zijn vrijlating is hij met het hele gezin naar een andere staat verhuisd, ver weg van de ondergane vernedering. Wally, die in 1942 is geboren, heeft dit alles meegemaakt, al heeft ze er geen bewuste herinneringen meer aan. Tenminste, dat zegt ze. Maar in haar schilderijen – ze schildert, maakt beeldjes, bewerkt natuurtakken tot kunstwerkjes – in haar schilderijen zie ik alleen maar trieste mensen met holle ogen. Die me deden denken aan het Joods oorlogsmuseum in Praag. Haar verhaal maakte indruk op me, omdat ik er nooit bij had stil gestaan dat de oorlog die bij ons werd uitgevochten ook aan de andere kant van de wereld zijn gevolgen kon hebben. Na het ontbijt legde Wally wat vruchten op een plankje onder in een van de bomen in de tuin, en je kon erop wachten, meteen kwamen er een paar kleine grijze aapjes naar beneden. Met zo’n klein koppie en witte langharige ronde oortjes. De drie katten werden even naar binnen gedirigeerd, want die zien de aapjes kennelijk als prooi en jagen ze weer hoog de boom in. Wally bood me aan mijn wasje door de wasmachine te draaien. Dat heb ik nog bij elkaar gezocht. Maar daarna, geloof het of niet, vielen mijn oogjes weer bijna toe. Kennelijk in het bewustzijn dat de verplichtingen nu voorbij waren, kwam ook de vermoeidheid boven. En dus ben ik weer naar boven gegaan en heb geslapen tot aan de “almoço”. Later bleek dat ook Ben weer een groot deel van de ochtend in de hangmat had geslapen….. Mijn wasje hing inmiddels allang aan de lijn, terwijl ik dat graag zelf had gedaan om Wally te ontlasten. Een echte lieverd is het, deze vrouw, en dienstbaar als geen ander. We lunchten samen, ook dochter Verônica en zoon Tiago waren weer van de partij. Het laat zich raden wat we een groot deel van de middag deden: allebei in de hangmat, en weer pitten! Ik had wel zin om wat te gaan wandelen langs de rivier, maar was gewoon te moe. Om vier uur vertrokken Paulino en Wally voor een uurtje Yoga Pilatus en soesden wij rustig door in onze hangmat. Tegen het einde van de middag bekeken we even onze E-mails op Paulino’s computer en toen was het al weer donker. Een dag van niets doen vliegt net zo snel voorbij! Na de “jantar” stapten we bij Paulino in de auto om geld te gaan pinnen en buskaartjes te bestellen voor donderdag. Het pinnen lukte al meteen bij de grote supermarkt in de buurt, en de kassa van de Bomfim, de busonderneming die ons naar Salvador zou brengen, was gelukkig open. Paulino, die een busticket wilde kopen voor zijn dochter die terug ging naar Recife, was minder gelukkig. Dat loket was gesloten. Paulino was niet eens verbaasd. Haalde zijn schouders op en zei: “Dan komen we morgen terug!” Tja, dit is Brasil!
Een aantal maanden geleden was Ben via Internet in contact gekomen met ene Rangel Alves da Costa, die zichzelf “kroniekschrijver” noemt van de geschiedenis van de Staat Sergipe. Het contact ging over onze negatieve ervaringen met priester-burgemeester frei Enoque in 2000/2001. In het kort komt het verhaal hierop neer:
Via Bens stichtingen voor Brasil (Brasil op weg, Tito de Alencar, Brasilhoeve) was veel steun gegeven aan kleinschalige projecten in de regio van Poço Redondo in Sergipe. Contactpersoon daarbij was jarenlang frei Enoque Salvador de Melo, met wie Ben in al die jaren een goede en betrouwbare relatie had. In 1997 was frei Enoque tot burgemeester gekozen en bij ons bezoek in 1998 liet hij ons vol trots kennis nemen van diverse verbeteringen in de gemeente. Gezondheidszorg, ouderenopvang, crèche. Het zag er veelbelovend uit. Hij nam ons ook mee naar een serie gebouwen die tien jaar eerder waren neergezet als landbouwschool. Maar, het is gebleven bij een “verkiezingsstunt”, want zo zei men in de stad, na de verkiezingen was de helft van het geld verdwenen en bleef de landbouwschool een on-af project van een serie lege gebouwen. Enoque droomde ervan die school ooit te kunnen openen. Immers, de enige bron van inkomsten in het stadje was landbouw en veeteelt en de kennis daarover was minimaal. Als de jongeren een goede opleiding zouden krijgen, zou de armoede in de regio snel te verholpen zijn, aldus Enoque. Ben, toen 75 jaar oud en op het punt in zijn leven met zijn steun aan Brasil te stoppen, raakte onder de indruk en beloofde Enoque dat hij zou proberen in Nederland het geld bij elkaar te krijgen om de landbouwschool in bedrijf te stellen. Ben werkte een jaar lang met acht scholengemeenschappen in Brabant die als vastenproject de landbouwschool adopteerden en plantjes gingen verkopen. Met steun van Wilde Ganzen en verdubbeling door NCDO (Nationale Commissie voor Duurzame Ontwikkelingssamenwerking) kregen we Hfl. 250.000 bij elkaar. Ben stelde slechts één voorwaarde aan de besteding van het geld: Er moest een onafhankelijke commissie komen die het geld zou beheren, want onze stichting werkte alleen maar met NGO’s (niet-gouvernementale organisaties) en nooit met overheidsinstanties. En Enoque wist dat. Die commissie kwam er, maar zoals later zou blijken, deze was op slinkse wijze toch gekoppeld aan de gemeente. Toen we arriveerden om afspraken omtrent het project op de rol te zetten, bleek Enoque niet meer dezelfde die we al jaren kenden. Hij was niet op het vliegveld om ons af te halen, en toen Ben daarover met hem belde, kon hij de wind van voren krijgen. We gingen toch aan het werk met een team van 35 arbeiders die blij waren dat ze werk hadden en gesteund door een landbouwprogramma (“Xingó”) van de Universiteit van Recife, wisten we in enkele maanden wonderen te verrichten. Waterleidingen werden gelegd, cisterna’s (= regenopvangputten) gebouwd, een omheining gezet, alle dierenverblijven naar de laatste maatstaven gerenoveerd, de slaapverblijven opgeknapt, de keuken uitgebreid, een restaurant/winkel gebouwd voor verkoop van productie, een visvijver uitgegraven, een voetbalveld aangelegd, en iedereen was enthousiast, behalve Enoque. Of hij nu heimelijk had gehoopt zelf dat geld in handen te krijgen, is niet echt duidelijk geworden. Wel werd duidelijk dat hij afgunstig begon te worden op Ben en onze successen. Ging in zijn wekelijkse radiopraatje voor de bevolking vertellen dat Ben burgemeester wilde worden van Poço Redondo en dat we gekomen waren om “ons geld wit te wassen”. Voor het landelijke TV-journaal vertelde hij dat hij ons niet kende, hetgeen we gelukkig met correspondentie van zijn hand voor diezelfde camera konden weerleggen. Om een lang verhaal kort te maken, met bedreigingen naar zijn wethouders die onze kant hadden gekozen, en dreigementen naar onze arbeiders toe die graag met ons wilden doorwerken, heeft hij ons met de hulp van omgekochte advocaten van het terrein laten verjagen. Om de arbeiders te beschermen bleef ons geen andere keuze dan te gaan. We hebben toen enkele weken in het pension op Atalaya in Aracajú doorgebracht in de hoop de zaak nog te kunnen rechttrekken, hetgeen niet gelukt is. Van het geld was Hfl. 150.000 reeds geïnvesteerd in materialen en arbeidsloon, waarvan ik nauwgezet boekhouding had bijgehouden. De resterende Hfl. 100.000 hebben we in Nederland teruggestort op de rekening van de NCDO. Gelukkig is er geen cent van in de gemeentekas van Poço Redondo of in handen van frei Enoque terecht gekomen.
Waarom vertel ik dit nu zo uitgebreid? Rangel Alves da Costa had zich zeer geïnteresseerd getoond in deze geschiedenis en Ben laten weten dat dit verhaal niet in de kronieken van Sergipe mocht ontbreken. En of Ben een verslag kon opsturen. Uiteraard hadden we destijds een uitgebreid verslag geschreven voor alle belanghebbenden die financieel aan het project hadden bijgedragen. Dit verslag hebben we aan João Bosco Feres gestuurd (onze Braziliaanse vriend die “Sterven om te Leven” heeft vertaald), met het verzoek er een Portugese vertaling van te maken voor de kronieken van de Staat Sergipe. João Bosco had aan het verzoek gevolg gegeven en de vertaling was enkele weken voor ons vertrek per E-mail naar Rangel gezonden. Bij de ontvangstbevestiging schreef Rangel dat het hem een eer zou zijn Ben te ontmoeten. Omdat we wel een adres maar geen telefoonnummer van hem hadden, stuurden we hem een mail’tje, waarop hij niet had gereageerd. Deze avond, terugkomend van het busstation, stelde Paulino voor langs het opgegeven adres te rijden. Dat werd een verrassende gebeurtenis, waarvan we tot op heden nog niet weten of het positief of negatief was. Rangel begroette ons aan de deur alsof hij ons verwachtte en noemde ons alledrie bij de naam. Hij gedroeg zich enigszins afstandelijk en leek niet goed raad te weten met de situatie. Eenmaal in Rangels kantoortje, bleek er nog een persoon aanwezig te zijn, Alcino Alves da Costa, de vader van Rangel. Niets aan de hand, zou je denken, ware het niet dat deze Alcino drie maal vier jaar burgemeester van Poço Redondo bleek te zijn geweest, naar we denken van 1980 tot 1992. Hij zei dat hij niet wist wanneer de school was gebouwd?!? Naar onze berekening was dat rond 1988. Was hij dan degene die de landbouwschool had laten neerzetten om stemmen te winnen voor zichzelf?? En was hij de burgemeester van wie het volk zei dat hij het geld voor de school had laten verdwijnen??? We zullen het voorlopig niet weten. Maar Ben had er geen goed gevoel over. Waren Rangels bedoelingen eerlijk geweest toen hij om het verslag vroeg? Of speelden vader en zoon onder één hoedje en zaten er politieke belangen achter? Op onze vraag wat hij nu met het verslag zou doen, zei hij dat hij er een stukje over ging schrijven voor de kroniek, maar dat hij de tekst aan Ben zou voorleggen, voordat het gepubliceerd werd. Voorlopig hebben we hem het voordeel van de twijfel gegeven, maar Ben gaat er nog goed over nadenken of hij nog bepaalde maatregelen moet nemen om te voorkomen dat Rangel het verslag voor politieke doeleinden gaat uitbuiten. Kortom, wat een blije ontmoeting had moeten worden, werd een zeer twijfelachtige. Eenmaal thuis hebben we er nog enige tijd met Paulino over nagekaart, maar tot een bevredigende verklaring kwamen we niet. Ben heeft er in bed nog lang over liggen denken.
Woensdag 26 oktober 2011. Bij het ontbijt hebben we ook met Wally de kwestie nog eens besproken. We besloten Isaïas te bellen en hem te vragen wat hij ervan dacht. Die zei doodleuk: “Er is in deze zaak al genoeg in de stront geroerd. Ik denk niet dat er nog iets nieuws naar boven kan komen, dus ik zou de kwestie maar laten rusten….” Enfin, voorlopig laten we het er dus bij. Omdat ik gisteren zowat de hele dag heb geslapen, was het vandaag de dag van de arbeid. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat heb ik aan de computer gezeten om mijn achterstand in het verslag in te lopen. De siamese poes hield me daarbij regelmatig gezelschap. Nu eens lag hij boven op mijn tas, dan weer op tafel boven op mijn papieren, maar steeds was hij in de buurt. Gelukkig heb ik van alle gebeurtenissen aantekeningen gemaakt, want het is ongelooflijk hoe snel je de dingen vergeet die je meemaakt. Ik had best wel eens zin om te wandelen, maar de “werkdruk” was te groot.
Na de middag ging Ben toch nog een keer op pad, samen met Paulino. Ik had besloten thuis te blijven werken. Ben wilde graag een bezoek brengen aan het Centro Dom José Brandão de Castro, een organisatie die de boerenbevolking in het veld steunt met adviezen op gebied van landbouw en de waterhuishouding. Twee jaar geleden zijn we daar met alle egards ontvangen. Ook nu waren ze enthousiast. Het hele team was aanwezig, wel twaalf man, en de bijeenkomst duurde zowat de hele middag. De affaire Landbouwschool Poço Redondo kwam ook ter sprake en Ben heeft beloofd ook aan hen het hele verslag op te sturen. Mogelijk kunnen zij tegengas geven, mocht Rangel Alves da Silva in zijn kroniek tendentieuze berichten publiceren over het gebeurde. Pas tegen zes uur waren de mannen weer thuis. Zoon Tiago had ons voor die avond uitgenodigd bij hem thuis, maar dat hebben we afgezegd. Ik heb mijn bijgewerkte reisverslag op de blogspot gepubliceerd en onze spulletjes weer gereed gemaakt voor vertrek. Daarna was het weer tijd om te gaan slapen. Dachten we. Want aan de overkant van de straat kwam er een herrie uit het café, daarmee vergeleken is de bar van van Peer Jr. een watje. Luide gesprekken. Harde muziek. De TV er dwars doorheen. Reclameboodschappen. Een voetbalwedstrijd. Brrrrrrr. Ja, je zult weten dat je in Brasil bent, het land van het lawaai. Bij ons hadden ze al lang de politie erop af gestuurd. Maar nee, hier halen we onze schouders op, draaien ons in bed nog eens om en proberen gewoon te slapen.
Donderdag 27 oktober 2011. Om kwart voor zes genoten we van het laatste ontbijtje bij Paulino en Wally. Lieve, bijzondere mensen zijn het. Jammer toch van de taal. Met een vrouw als Wally had ik graag wat meer gesproken. In de gewone omgang kom ik aardig uit de woorden, maar om een goed gesprek te voeren, lukt me nog lang niet. En zij was nu echt iemand om meer diepgaand contact mee te hebben. We namen afscheid met een warme “abraço”. Paulino reed ons naar het busstation, de “Rodoviário”, waar we deze keer mochten wachten in de “Sala VIP”, de VIP-room, totdat de bus vertrok. Paulino bleef nog even bij ons zitten totdat we konden instappen. Om exact zeven uur werd de motor gestart en daar gingen we weer, op naar onze laatste halte van de reis, Salvador de Bahia. We zaten dit keer in een dubbeldeksbus en hadden gekozen voor een stoel in de bovenverdieping. We keken zogezegd neer op het verkeer naast ons. De bus nam gedeeltelijk de BR 101, maar boog op zeker moment af naar de “Linha Verde”, de Groene Lijn, die slingerde door een prachtig groen glooiend gebied. We stopten één keer, nog in Sergipe, maar hadden geen behoefte uit te stappen. Waarom ook? Tot drie keer toe kwam er een vriendelijke dame langs die ons een bekertje koffie en water aanbood. We werden ons bewust van de luxe van de rit. Een VIP-room, een dubbeldekker, ruime ligstoelen, een film aan boord, koffie-bediening. Toch hadden we voor ons gevoel niet zoveel meer betaald dan op andere busritten. We lieten het ons maar gewoon welgevallen. Hadden we wel verdiend, vonden we, na deze zware rondrit door Brasil. Er woonden weinig mensen langs deze route. Drukbevolkt was het hier zeker niet. En druk met verkeer ook niet. We kwamen slechts weinig auto’s tegen. De Groene Lijn ging zo’n veertig kilometer vóór Salvador over in een dubbele weg parallel aan de zee en kenmerkte zich door een duinlandschap met wit zand. Aanvankelijk ongerept. Totdat, dichter bij de stad komend, de hand van de mens er grote “condominiums”, afgesloten parken, op heeft neergezet van vakantiewoningen. Ooit, misschien was het wel in 1992, hebben wij ook eens gekeken naar een huis in deze streek, maar toen was het nog lang niet zo volgebouwd als nu. Ik herinner me een prachtig complex in een grote tuin met een luxe woonhuis met zwembad, een aparte vleugel van zes logeerkamers met elf bedden, een biljard-speelzaal, en een bediendenwoning, volledig omheind en op een afstand van 100 meter van het strand en misschien 20 km van het vliegveld van Salvador. Dat alles voor nog geen Hfl. 200.000. Voor mij was het een eerste kennismaking met dit land, en we hadden er onze Brasilhoeve voor moeten verkopen. Dat was wat al te rigoureus op dat moment, dus we lieten het schieten. Maar we hadden er een prachtige Bed & Breakfast van kunnen maken. De bus arriveerde keurig op de aangegeven tijd, om 12 uur volgens het tijdschema van Sergipe. Toch moest ik mijn horloge een uur vooruitschuiven, want in deze staat was de zomertijd inmiddels ingegaan. We kwamen er dus aan om één uur in de middag. Ben ging op zoek naar een taxi, want voor het eerst deze reis zou er niemand aan de poort staan om ons op te wachten. We waren vrij van nu af aan. Hij ontdekte een taxi die niet zelf de prijs van de rit mocht bepalen. Een man in een loket bepaalde dat de prijs van de Rodoviário naar de Rua Princesa Isabel R$ 32,00 zou kosten, en voor die prijs reed de chauffeur ons erheen. Zo kun je dus niet door de chauffeur beduveld worden. Al om even na half twee stonden we op de trap van No. 756, waar we de komende dagen een flat op acht hoog, No. 806, zouden gaan bewonen. We brachten de bagage naar boven en daalden meteen weer af om met de lift aan de andere zijde van het gebouw weer omhoog te gaan naar No. 503, waar we de sleutel mochten ophalen. Op 503 wonen Ediane, Braziliaanse, en Dieter, Duitser, die vrienden zijn van de eigenaar van 806, Moema, Braziliaanse, en Johannes, Duitser. Twee jaar geleden hebben we kennis gemaakt met Ediane en Dieter en sindsdien hebben we enkele E-mails met elkaar gewisseld. Vooral Ediane en ik konden het goed met elkaar vinden. Waar mijn Portugees stokte, sprong zij bij met haar ook niet zo goede Duits. Ze was blij ons te zien en was al meteen bezorgd dat we nog niets gegeten hadden. Ze bood aan een eenvoudige macaroni/pesto maaltijd voor ons te maken, die we in dank aanvaardden. We gingen terug naar 806 om onze bagage naar binnen te brengen, ons wat op te frissen en het huis een beetje naar onze hand te zetten en om drie uur belden we weer aan op 503 voor de verlate “almoço”. We hadden ons geen beter welkom in Salvador kunnen voorstellen. Er werd meteen een fles goeie rode wijn open getrokken en samen genoten we van het weerzien en van de maaltijd. Rond vijf uur daalden we de berg af richting zee, waar we een grote supermarkt van Bompreço (vroeger Albert Heijn) wisten te vinden en deden onze eerste inkopen voor de komende twaalf dagen. De prijzen vielen niet mee. Voor veel producten betaalden we Hollandse prijzen. Het sjouwen weer terug tegen de berg op viel ook niet mee, maar een reserve schoudertas en het opvouwboodschappentasje van Marion boden uitkomst. Daarna hebben we onze spulletjes uitgepakt en ons zo’n beetje geïnstalleerd. Met de benen op tafel hebben we de TV uitgeprobeerd, maar dat was eens, maar waarschijnlijk nooit meer. Het is een oud toestel met een losse kamerantenne met slecht beeld en de programma’s die voorbij kwamen, zijn ook niet echt waar je op zit te wachten. Het uitzicht van acht hoog daarentegen is meer waard dan het TV-beeld, dus kunnen we beter daarvan genieten. Met wijd open ramen hebben we ’s avonds met een drankje in de hand naar de lichtjes beneden gekeken. Onze eerste avond in eigen huis. Heerlijk. Het duurde niet lang of we verruilden de bank voor het bed in de slaapkamer en met de frisse zeewind door het open raam over ons gezicht sliepen we al gauw in, met enkel een dun laken over ons heen.
Vrijdag 28 oktober 2011. We aten voor het eerst ons zelf klaar gemaakte ontbijtje. In de keuken. Met een kopje koffie voor Ben en een kopje kruidenthee voor mij. Zoals thuis. We hadden totaal geen plannen voor deze dag en lieten de dag gewoon gebeuren. Draaiden wat CD’s op een klein radiootje, schreven wat, speelden een patience-spelletje op de computer of vulden een puzzel-Zweeds in, werkten onze “kas” bij voor de eind-afrekening, kortom, we hebben niets bijzonders gedaan vandaag. Het was prachtig weer, de ramen wijd open, waardoor er voortdurend een heerlijke frisse bries door het huis gaat. Het zal rond de 28 graden zijn. Ik heb zelf gekookt, aubergines gebakken met tortellini en sla, en een stukje vis, dat niet bruin maar wel gaar wilde worden. Na een middagdutje wandelden we rechtsaf de Princesa Isabel uit en sloegen op de hoek rechtsaf. Ook daar gaat het behoorlijk steil naar beneden. Langs de voorzijde van onze Bompreço liepen we door naar het grote winkelcentrum Barra. We zochten eigenlijk naar een “warme bakker”. Tevergeefs. Veel luxe winkels, veel en gevarieerde eetgelegenheden, maar geen zaken voor levensmiddelen. Ik vond het centrum al erg groot, maar nu worden er nog eens 70 zaken bij gebouwd. Met nog meer modewinkeltjes? Op het grote binnenplein hing een enorm groot rood zeil. De grote kerstboom die we herkenden van twee jaar geleden, stak er met ballen en al boven uit. De kerstmarkt waren ze dus nog aan het inrichten, vandaar het zeil. We waren ook wel wat aan de vroege kant voor de kerstversieringen. Na twee verdiepingen van meer en nog meer modewinkeltjes hielden we het voor gezien en liepen terug naar de Bompreço, waar we toch nog een bolletje “integral” brood vonden. We beklommen de heuvel richting huis en kwamen via de achteringang weer naar binnen. ’s Avonds hebben we op z’n Braziliaans zoete “goiabáda” (een soort vruchtengelei van de goiába-vrucht) op onze “integral” boterham met kaas gesmeerd en er voor het eerst in zes weken weer een beker melk bij gedronken. Kortom een fijne dag van “dolce far niente”-zalig nietsdoen, maar dat is een Italiaanse uitdrukking en geen Portugees….
Hoe kwamen we eigenlijk aan dit huis? Een paar jaar geleden kwamen we via Bens Brasil-netwerk in contact met een echtpaar in Duitsland, Johannes en Moema Augel. Zij wilden een project steunen van de MPA, een boerensteunorganisatie in Vitória, waar onze vriend Winnie op dat moment mee samenwerkte. Ze zijn toen een weekend bij ons gelogeerd geweest in Rucphen en sindsdien hielden we E-mail contact. Moema, geboortig uit Salvador, heeft van haar familie een huis geërfd, dat ze verkochten en er dit appartement voor teruggekocht, om er enkele weken per jaar te verblijven. Voor de rest van het jaar wordt het niet gebruikt. Twee jaar geleden waren beiden toevallig in Salvador, toen wij onze reis begonnen en zij boden ons aan bij hen te slapen. Omdat ook de terugreis weer vanuit Salvador zou zijn, mochten we in de laatste week enkele dagen van het appartement gebruik maken, terwijl zij al terug waren naar Duitsland. De sleutel lag toen op 503. Dit jaar wilden we weer onze reis in Salvador eindigen. Ben benaderde Moema en Johannes met de vraag of we in hun huis zouden mogen zijn, en tot onze vreugde vonden ze het meteen goed. Het is een flatgebouw naar schatting uit de 70’er jaren, gebouwd boven op een helling door een architect die zijn opleiding heeft gedaan bij de beroemde Oscar Niemeyer. Tien verdiepingen hoog. In een licht gebogen halfronde vorm met alle ramen op één lijn. Het “lijnenspel” is voor mij kenmerkend voor de gebouwen van Niemeyer. Ik weet weinig van architectuur, maar wie ooit de stad Brasilia heeft bezocht, zal weten wat ik bedoel. We zitten, in de wijk Barra, misschien 500 meter verwijderd van de Atlantische Oceaan, en vanaf de achterkant ook nog eens 500 meter verwijderd van de “Bahia dos Todos Santos”, de grote baai van Alle Heiligen, waaraan het centrum van Salvador ligt. Aan beide zijden zien we dus water tussen alle hoogbouw door. Vooral vanuit de huiskamer is het een prachtig wijds uitzicht met de helblauwe lucht en de zee als begrenzing. En kind van de zee als ik ben, gaan we morgen die zee maar eens van dichtbij bekijken……
Zaterdag 29 oktober 2011. Na ons ontbijt pakten we een strandtasje in met grote badhanddoeken die ik in Moema’s kast vond, deden ons badpak c.q. zwembroekje aan onder een dun hemmetje en trokken naar het strand. Dat betekent dus achter onze flat de berg afzakken en gewoon rechtdoor lopen, dan kom je vanzelf op de boulevard. Rond tien uur hadden we ons plekje gevonden, in twee strandstoelen en onder een parasol, die we voor 9 real konden huren. We zaten er heerlijk en hielden ons bezig met mensen kijken. Met mijn cameraatje in de aanslag heb ik heel wat strandverkopers voorbij zien komen. Met van alles en nog wat. Limonade, bier, ijsjes, pelpinda’s, cashewnoten, gebakken kaasjes, zonnebrandmiddelen, bikini’s, strandjurkjes en omslagdoeken, zonnehoedjes, zonnebrillen, kettingen en oorhangers, hangmatten, plaktatoeages, geurende grasjes, en God weet wat ik nog gemist heb. En verder kwamen er ook nog meisjes en jongens langs met lekkere Bahiaanse hapjes. Ze ronselden bestellingen bij de badgasten, die ze dan bij een paar Bahiaanse vrouwen gingen halen. Die zaten in hun kenmerkende mooie Bahiaanse kleding onder een parasol in grote dampende pannen lekkere hapjes te produceren. Daaraan hebben we ons maar niet gewaagd. Wij hielden het bij enkele stokjes gebakken kaas met oregano, wat gezouten cashewnoten en een ijskoud biertje. Knap hoe je bij de hitte van de zon het bier de hele dag zo koud kunt houden! Om de beurt zijn Ben en ik even in de zee wezen pootje baden om te kijken naar de vele visjes die er in het ondiepe water tussen de rotsen rond scharrelen. In verschillende kleuren en maten. De kleinste 2 à 3 centimeter en helblauw, een hele school zachtgroene van 5 à 6 cm, de grootste 12 cm en zwart, of lichtgroen gevlekt, of eentje met een helblauwe onderkant. Het was net een tropisch aquarium. Prachtig.
Van de ochtendthee en het biertje moest er op een gegeven moment toch een plasje worden gedaan. Strandtentjes en WC’s zijn er niet, dus dan maar even de zee in. En wel iets verder dan daarnet. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er ligt hier niet zo’n mooi aflopend zandpad als bij ons. Op blote voetjes hinkstap springend van de ene scherpe rots op de andere, terwijl de lichte golfbeweging van het water je uit je evenwicht probeert te brengen, kwam ik toch in het wat diepere deel terecht, waar ik het zeewater een paar graadjes in temperatuur wist te verhogen. En toen weer terug. Het was een hele onderneming en volgens mij zag menigeen mij wankelen. Ik kreeg nog net geen applaus toen ik weer heelhuids op het strand stond. We zijn de hele tijd onder de parasol gebleven, en af en toe met stoel en al gaan verzitten om uit de zon te blijven, omdat we wisten hoe snel de tropenzon je huid kan verbranden. Toch kwam Ben op een gegeven moment met zijn voeten en zijn rechterschouder buiten het bereik van de parasol terecht en is even zo blijven zitten, omdat we dachten dat het zo’n vaart wel niet zou lopen. Halverwege de middag gingen we weer op huis aan. Namen thuis een frisse douche en keken terug op een heerlijk dagje strand. Net als twee jaar geleden werden we verrast door een serie van zeven straaljagers die een geweldige luchtshow weggaven boven de zee vlak voor ons raam. Recht omhoog, pal omlaag, op z’n kop vliegend, in formatie, of letters schrijvend in de blauwe lucht. Ik herinner me dat Agnes toen bij ons gelogeerd was, nadat we haar “bij toeval” op de boulevard waren tegen gekomen.
Ben was begonnen groente klaar te maken voor een verlate “almoço”, toen de telefoon ging. Ediane belde en nodigde ons uit met haar en Dieter die avond mee te gaan naar een plaats nabij de haven, waar een muziekfeest plaats vond. We aarzelden, hadden nog niet gegeten, maar lieten ons overhalen. We kleedden ons weer om in wat netters, aten snel een broodje, en om kwart voor zes zaten we samen in een taxi op weg naar het Museu de Arte Moderna (MAM), het museum voor moderne kunst, voor een “Jamnomam”. Een “jamsessie” in het MAM. Een groep musici speelde er, voornamelijk jazzmuziek, en wie mee wilde doen, was welkom. De locatie was prachtig. Aan het water. De geschiedenis van die plek iets minder prachtig, want het was de plek waar eens de slaven uit Afrika aan wal werden gebracht en werden gekeurd voor verkoop aan de rijke heren. Naast het museum lag een oude favela tegen de rots aan geplakt. Ediane vertelde dat de huisjes daar opgeknapt worden, en dat het nu helemaal “in” is om in zo’n opgeknapte favelawoning te wonen. Mensen staan ervoor in de rij! Op ons plein stonden stoelen en bankjes en er lagen enkele matten op de grond voor wie op de grond wilde zitten. Omdat we vroeg waren, vonden we een stoel vooraan. Ediane haalde voor ons en voor Dieter een “caipirinha” en samen hebben we genoten van de ondergaande zon. Daarna liepen de zitplaatsen vol en werd de aandacht getrokken door de muziek. Bij een jamsessie kan iedereen aanschuiven en dat gebeurde dan ook. Er kwamen enkele drummers, meerdere percussionisten, een jong meisje op keyboard, een Duitse jazz-zangeres, een Braziliaanse country & western zangeres met gitaar, en ja, ja, je raadt het al, ook een wat oudere Nederlandse zanger met grijze baard, Ben Strik. Het was een idee van Ediane en zij meldde Ben ook aan. Het deed me denken aan die avond jaren geleden, ik meen in 1992, ook in Salvador, waar Nana Ben had aangemeld om te zingen bij een live band in een groot restaurant ergens aan de boulevard. Dat was toen een geweldig succes. Maar hij was nu wel vele jaren ouder. Zou het weer lukken? Ik had me geen zorgen hoeven te maken. Ben werd op een goede manier geïntroduceerd, vertelde zelf nog in het kort wat hij hier deed en begon a-capella te zingen. De band viel vanzelf in en het publiek vond het geweldig. Er werd geklapt, gefloten, gejoeld. Ben had het weer voor elkaar. Hij was wel erg moe daarna, maar blij dat hij weer een boodschap had kunnen afgeven. Het niveau van de muziek was mijns inziens erg hoog. Er werd geweldig gespeeld. En ook al is moderne jazz dan misschien niet helemaal onze “cup of tea”, we hebben met grote bewondering gekeken naar het enthousiasme en vakmanschap van de deelnemers. Om negen uur had het moeten eindigen, maar men speelde door tot half tien. Een heerlijke avond was het geweest. Ediane regelde een taxi terug naar huis en tegen tienen waren we weer op 806, nog nagenietend. Toen pas ontdekten we dat Ben helemaal rood was. Niet alleen zijn voeten en rechterschouder, het leek wel of hij overal rood was. Had de zon ook door het zonnescherm heen zoveel kracht gehad?? Hij ging op bed liggen en kreeg even een gevoel van koorts en enkele flinke rillingen, zoals ooit bij de malaria. Dat duurde gelukkig maar even. Ik heb toen alle rode plekken met Calendulazalf ingesmeerd en we zijn, gelukkig zonder verdere problemen, gaan slapen.
Zondag 30 oktober 2011. Om zes uur liep Ben al weer rond. De pijn viel mee, maar de huid zag er niet goed uit. Hij nam een koude douche ter afkoeling en we smeerden nog wat crème op de aangedane plekken. Twee jaar geleden was het ons ook overkomen op onze eerste dag op het strand. We dachten toen: ééns, maar nooit meer. Maar zeg nooit nooit. Zo zie je maar. Het zou nog wel een aantal dagen pijnlijk zijn en vanzelf weer over gaan, meenden we. Ondanks onze afspraak met Dieter dat we rond tien uur bij hen onze E-mails zouden komen lezen, bleven we thuis en deden het rustig aan. Ben maakte van de gesneden groente van gisterenmiddag een groenteomelet met een zoete aardappel erbij. En pas na de middag belden we naar Ediane en Dieter. Toen zij hoorden van Bens zonnebrandproblemen, moesten we meteen naar hen toekomen. Hij moest veel drinken en vooral kokosmelk zou daar goed voor zijn. Waar ze ze vandaan haalden, weet ik niet, maar toen we binnenkwamen, lagen er zes grote kokosnoten op tafel. In een oud Duits boekje van natuurgeneeskunde las Ediane dat de verbrande huid gekoeld moest worden met water en appelazijn. Ze maakte een bakje klaar en met grote toewijding depte ze Bens onderbenen en voeten. Het werkte en gaf Ben een gevoel van verkoeling. Terwijl Ben zo een tijdje bleef zitten, las ik op internet onze E-mails. Er waren alarmerende berichten bij over het voortbestaan van de Natuurwerkgroep, waar ik me nu net lekker thuis begon te voelen. Ik heb Dieter gevraagd een afdruk te maken van de brief van de Gemeente Rucphen over het “Plan Korhoen” dat we deze zomer met zoveel zorg hadden samengesteld. Dan kon ik de inhoud daarvan de komende dagen goed tot me laten doordringen. En erover nadenken. Eén ding is zeker: Opgeven is een woord dat voorlopig nog niet bij me opkomt. Intussen nam Ben de computer over om enkele berichten te schrijven. Ediane, gastvrouw als ze is, verdween naar de keuken om wat lekkere broodjes voor ons te maken en Dieter en ik babbelden wat in het Duits. Ik vroeg hem naar zijn jeugd. Zijn jongste jaren heeft hij in het Noorden van Duitsland alleen met zijn moeder en zusje doorgebracht en het enige dat hij zich herinnert is dat ze altijd honger hadden. Hij leerde al vroeg hazen en konijnen vangen om te eten te hebben. Zijn vader was met het Duitse leger mee gemoeten naar Rusland en daar gedeserteerd. De Russen hebben hem toen gevangen genomen en maar liefst acht jaar vast gehouden. Hij hoorde bij de laatste krijgsgevangenen die pas in 1950 werden vrijgelaten. Toen zijn vader terug kwam, was hij voor Dieter een totaal vreemde en was zijn moeder zodanig geëmancipeerd dat er voor de arme man geen plaats meer was. Zo schrijft iedereen zijn eigen geschiedenis. Dit was ook weer zo’n indrukwekkend verhaal. We bedankten de twee voor hun zorg en toewijding en gingen na het broodje terug naar 806. Ben had moeite in zijn schoenen te komen, maar het lukte. Thuis maakten we ook een bakje water met azijn, zodat Ben af en toe zelf de hete plekken kon deppen. Daarna ordende hij nog weer eens de papieren in het zwarte koffertje om zich voor te bereiden op de bijeenkomst die hij morgenochtend om elf uur heeft bij CESE. We gingen bijtijds naar bed, na nog een laagje Calendula te hebben aangebracht, vooral op Bens voeten.
Maandag 31 oktober 2011. Bens voeten waren enigszins opgezet, maar toch wist hij zich in sokken en schoenen te wurmen. Het kantoor van CESE is weliswaar hier vlakbij, maar zelfs duizend meter is ver als je pijnlijke voeten hebt. Gelukkig viel het lopen mee. We gingen voor de zekerheid al om kwart over tien van huis, maar zonder problemen bereikten we het kantoor in twintig minuten. De receptioniste herkende ons van twee jaar geleden. Ze zat te handwerken en liet ons enkele voorbeelden zien van de T-shirts die ze maakte voor de “Ação para Crianças”, de Actie voor Kinderen, het programma van Wilde Ganzen Nederland dat ze aan CESE hadden overgedragen. We kochten er twee omdat we dachten dat Kim en Ben in Oudenbosch, twee van de drie kinderen die met onze hond Pasco spelen, ze misschien wel leuk zouden vinden. José Carlos Zanetti kwam ons begroeten en voorzag ons van een kleintje koffie en een glas water. Even later voegde Eliane Rollemberg, de directeur, zich bij ons en ene Adriano Martins, die het Wilde Ganzen programma onder zijn verantwoording had gekregen, nadat de drie medewerksters van twee jaar geleden, Mariangela, Ana-Carolina en Lia, alledrie CESE hadden verlaten. Was dat toeval? Of had er zich iets afgespeeld? We hebben er niet naar gevraagd, maar vonden het vreemd dat het programma, dat in Nederland juist zijn succes te danken heeft aan de aanwezigheid op TV en radio, in Brazilië niet op de buis was. Zou te duur zijn, zei Adriano. We lieten het erbij, maar vonden het niet bevredigend. Uiteindelijk waren we vandaag niet gekomen voor dit kinderfonds. Ben wilde spreken over de wereldkampioenschappen voetbal en de acties die in heel Brasil op gang komen om de negatieve aspecten ervan ten opzichte van de bevolking aan de kaak te stellen. CESE bleek al vertegenwoordigd te zijn in het “Comité Popular da Copa” en ook de landelijke bijeenkomst te hebben bijgewoond. Adriano had ook contact met Sandra Quintela in Rio en ene Magnolia Saide in Fortaleza. Ze kenden ook Olavo, de cineast, die mogelijkerwijs erbij betrokken gaat worden om een film te maken. Ben praatte op zijn bekende enthousiaste wijze over zijn ideeën, maar kreeg op de een of andere manier de drie niet mee. Er hing een wat bezadigde atmosfeer. Jammer. Ben had zich veel voorgesteld van dit gesprek, omdat juist CESE zoveel contacten heeft met basisgemeenschappen. Ze hebben er meer dan 25.000 in hun kaartenbak zitten die ze ooit financiële steun hebben verleend. Volgens Ben is er geen land op de wereld dat zoveel basisgemeenschappen en bewegingen kent die zich ergens voor inzetten. Voor vrouwen, arbeiders, kinderen, indianen, noem maar op. Stel dat al die organisaties hun neus in dezelfde richting zouden steken en een gemeenschappelijke basis zouden vinden, dan zouden ze samen een maatschappelijke machtsfactor kunnen zijn in de strijd tegen armoede, discriminatie en onrechtvaardigheid en eindelijk de onderlaag van de bevolking uit het slop kunnen trekken. Aan het einde van het gesprek vroegen we ze naar de film die twee jaar geleden door Mariangela en Ana-Carolina met behulp van een cineast in een studio in Pelourinho was gemaakt van Bens leven. Geen van drieën wisten ze er iets van. Zanetti beloofde er bij de dames naar te vragen. Die zouden ons dan wel bellen. Geen bevredigend antwoord, maar we deden het er voorlopig mee. Om kwart over twaalf stonden we weer op straat. Zoals Ben schrijft in zijn dagboek: “Het afscheid was hartelijk maar ook kunstmatig. Met de beste wensen…..”
We wandelden terug, genietend van een prachtige rij bomen waar we onder door liepen. De bomen zijn hier anders. Hoger en massief. Vormen een kring van schaduw op de grond, waar het heerlijk koel is. Duwen met hun wortels wel de stoepen flink omhoog, zodat er vaak bulten, kuilen en grote gaten onder de bomen zitten. Maar daar zitten ze hier niet mee. Bij een kleine supermarkt namen we 5 liter mineraalwater mee, omdat we het leidingwater niet durven gebruiken om zo te drinken, en dat kostte maar liefst R$ 6,69. Bijna 3 Euro. Thuis maakte ik een potje volkorenrijst met worteltjes in kokosmelk en dat bleek een heerlijke combinatie. Ben was meer vermoeid dan hij had verwacht en de gedachte samen naar de stad te gaan moesten we laten varen. Zijn voeten waren opgezwollen en de pijn ging voorlopig gewoon door. Met de pootjes omhoog heeft hij ’s middags en ’s avonds gerust. Ik heb me weer aan de computer gezet om te schrijven. Dat vind ik heerlijk om te doen en op deze manier beleef ik de dingen twee keer!
Dinsdag 1 november 2011. Allerheiligen. Ben ging op deze dag in 1950 aan wal in Rio de Janeiro. Onze hond Rainha werd op deze dag in 1992 geboren.
Ben liep al om vijf uur te spoken. Zijn toch ook licht verbrande borst had hem uit de slaap gehouden en hij was al drie keer uit bed gegaan om een doek met azijnwater erop te leggen. Hoe dit deel van de huid kan zijn verbrand, is ons nog steeds een raadsel. Ben is nauwelijks onder de parasol vandaan geweest, en een groot deel van de ochtend is er niet eens zon geweest. Wat wind en zeelucht al niet vermogen. Ondanks dat we een kussen onder Bens voeten hadden gelegd, waren ze deze ochtend weer meer opgezwollen. Hij probeerde in zijn schoenen te komen, maar dat lukte niet. Dus bleven we gewoon thuis. Dat is ook een vorm van vakantie vieren, zelfs in Salvador met een uitnodigende zee voor je raam. We denken dat Ben deze rust gewoon hard nodig heeft. Vanaf ons inpandige keukenbalkon zagen we dat in het gat voor een nieuwe torenflat een arbeider met een tractor kunstig een brok van duizend kg tot stukken en pulver kreeg. Ik had de grootste bewondering voor de werkkracht van de man. Zijn collega’s stonden er, net als ik, met de armen over elkaar naar te kijken. Later bleken de stukken allemaal weg te zijn. Hij was de rode grond verder aan het uitgraven.
Na een lekkere macaronimaaltijd probeerden we het nog eens met de schoenen. Maar tevergeefs. Dus ben ik maar alleen boodschappen gaan doen bij de Bompreço. Met wat blikjes bier en nog weer eens 5 liter water (die hier trouwens R$ 4,65 kostte – de voormalige Albert Heijn let dus nog steeds op de kleintjes!) was het weer flink sjouwen geblazen tegen de berg op, maar mijn Vierdaagse benen droegen me weer heelhuids naar boven. Daarna belde Ediane om te horen hoe het ging en om te vertellen dat Dieter vandaag ook niet in orde was. Hij gaf over en had diarree. Vervolgens kwam er iemand kijken naar onze keukenkraan die niet meer dicht wilde. Een tijdjelang was ’ie blijven druppelen, maar nu bleef ’ie gewoon lopen. Ik denk dat het de huismeester was. Het bleef echter bij “kijken” en de belofte dat er morgen iemand zou komen om het te repareren. Intussen liep het water gewoon weg in de gootsteen.
Tot nu toe was het goed weer geweest tijdens ons verblijf hier, maar deze middag rond vijf uur betrok de lucht en stak er ineens een storm op. Grote windkoppen op de golven in de verte, wuivende palmen beneden in de tuinen en dichtslaande deuren bij ons binnenshuis vanwege de wind. We moesten alle ramen aan de zeekant sluiten. Volgens insiders is een buitje regen in deze tijd van het jaar heel gewoon, maar deze harde wind is vrij ongebruikelijk. Even na donker belde Johannes, de eigenaar van ons appartement, vanuit Duitsland om te horen hoe het met ons ging. We vertelden van Bens zere voeten en hij vroeg zich af of er niet een dokter zou moeten komen. Dat hadden we met Ediane ook al besproken en vastgesteld dat we het nog tot morgen zouden bekijken. Was er dan nog geen verbetering, dan zouden we een dokter waarschuwen. Johannes liet voor de zekerheid een telefoonnummer van een bevriende arts bij ons achter. Ben viel rond negen uur op de bank in een diepe slaap en ik heb hem pas om één uur wakker gemaakt om samen naar bed te gaan.
Woensdag 2 november 2011. Allerzielen. Het heeft de hele nacht gestormd. De wind gierde door alle kieren van de ramen heen. Tot twee keer toe ben ik eruit geweest om een rammelend raam in de badkamer schoor te zetten. Daarna kon ik enige tijd de slaap niet meer vatten. Wind maakt onrustig, dat zal het wel geweest zijn. Om vijf uur stond Ben alweer naast zijn bed. Hij heeft nog steeds grote pijn in de voeten bij het opstaan. Hij ging een beetje mediteren en wat schrijven op de computer en kwam om half acht terug naar bed, toen ik me nog eens wilde omdraaien. Ik ben toen maar opgestaan. Immers, de loodgieter kon komen, en Ediane kon bellen over de huisdokter. Buiten was het nog steeds geen feest. De storm hield aan en gedurende de nacht was het ook nog eens gaan regenen. Af en toe kletterde de regen in grote striemen tegen de ramen. Naar goed Braziliaans gebruik heb ik toen eerst het huis aangeveegd (Brazilianen zijn meesters in het vegen, op straat, in openbare gebouwen, in huis, altijd en overal wordt er geveegd!), ook al omdat er geen stofzuiger in huis is, en daarna de wasmachine aangezet. Rond half elf stond Ben weer op en gelukkig waren zijn voeten wat beter. We besloten dat we toch maar geen dokter zouden roepen en het nog even zouden aanzien. Er hadden zich blaasjes gevormd onder de huid van de voeten en dat leek me een goed teken. Samen dronken we koffie met een broodje bij wijze van verlaat ontbijt. En nog steeds was er geen loodgieter geweest. Na onze warme lunch hielp Ben even bij het afdrogen, maar dat bekwam hem niet goed. Had zelfs even een koortsgevoel en lichte hartkloppingen, die gelukkig meteen weer verdwenen toen hij ging liggen. Ja, het blijft een kwetsbaar vogeltje op deze leeftijd.
Een uurtje later belde Dieter. Het ging hem gelukkig weer beter. Hij vroeg of het gelegen kwam dat Ediane zo direct even bij ons langs zou komen, samen met haar dochter Sarah, diens man Bernardo en hun vijf maanden oude baby Estela. Zij hadden immers een vrije dag vandaag, zei Dieter. Toen pas besefte ik dat het vandaag 2 november was, Allerzielen, en dat het hier een feestdag is in Brazilië. Geen wonder dat er geen loodgieter is komen opdagen! Tot mijn verbazing riep Ben vanuit zijn bed dat hij zich weer wat beter voelde en hun visite een goed idee vond. Het is met hem ook net Jantje huilt en Jantje lacht ….. Een half uurtje later waren ze er en toen bleek dat hun bezoek een bedoeling had. Schoonzoon Bernardo is journalist en maakt ook video-opnames. Hij was erg onder de indruk geweest van wat Ben allemaal te vertellen had gehad twee jaar geleden en hij wilde graag een video van hem maken en die op Internet plaatsen. Ben had daartegen uiteraard geen bezwaar en we maakten een afspraak voor vrijdagochtend elf uur. Verder amuseerden we ons met hun kindje van vijf maanden, een schatje met een donker kopje haar en we dronken samen thee en een biertje. Vlak voor donker vertrokken ze weer naar 503. Even later kwam er nog weer iemand die gestuurd was door de huismeester om naar onze kraan te kijken. Kennelijk had Ediane hem nog een keer gebeld omdat er niemand was langs geweest. Hij vroeg om een plastic zakje en knoopte dat als een touwtje heel strak om de kraan heen. Daarmee werd in elk geval het stromen weer tot druppelen terug gebracht, en ja, morgen zal er beslist iemand komen! Tot mijn verbazing is het de hele dag blijven waaien en vielen er flinke regenbuien. Het water staat hier en daar op de kozijnen, en loopt af langs de muur, maar daartegen valt weinig te doen. Zo is Brasil nu eenmaal gebouwd. We besloten deze keer allebei vroeg te gaan slapen en om half elf lagen we er al in, terwijl het badkamerraam opnieuw begon te klapperen. Ik besloot het maar zo te laten.
Wordt vervolgd. Er zijn nog zes dagen tot onze reis naar huis. Tjau! Lieve groeten, Patty++
woensdag 26 oktober 2011
16 - Donderdag 13 oktober 2011 – nog in Goiánia
Donderdag 13 oktober 2011. Donderdagmorgen zag mijn wereld er weer zonniger uit. We mestten eerst samen tas no. 4 uit, John’s oude koffertje, gevuld met alleen maar papier. Want je houdt het niet voor mogelijk hoeveel materiaal je op zo’n reis verzamelt. Een folder hier, een boek daar. Een CD hier, een DVD daar. En dan bewaar ik ook nog eens alle bus- en vliegtickets, want je weet maar nooit of er nog eens een “plakboek” van komt. We ontbeten met Irene en Nilton aan de keukentafel. Irene liet gelukkig de formele poespas van gisteren achterwege. We waren voor haar weer gewone mensen geworden. De gesprekken gingen over “vroeger”, maar ook heel veel over het denken van nu. Ben en Nilton liggen daarin aardig op één lijn. Het terras was al gauw weer mijn plekje, met mijn computer op schoot, en de vogels op korte afstand die in de voederkast kwamen eten. Ben zat aan tafel om zijn gesprek van vanmiddag met de bisschop voor te bereiden. Tegen twaalf uur gingen we samen naar de stad, waar Nilton en Irene ons kennis wilden laten maken met de specialiteit van de Staat Goias, maïsproducten. In een “padanheria” kregen we een “pakketje” op ons bord, ingepakt in maïsbladen. De inhoud was een mengsel van wat vlees en kruiden ingebed in polenta. Irene bestelde nog enkele maïspasteitjes èn nog een zoet “pakketje”; dat laatste was iets te veel van het goede en hebben we maar mee naar huis genomen als toetje bij de volgende maaltijd. We reden wat door de stad. Een prettig aandoende stad, vergelijkbaar met Curitiba. Schoon. Geordend. Veel nieuw- en hoogbouw. Er is behoorlijk wat kleine industrie in de omgeving en die biedt goede werkgelegenheid, zodat er geen favela´s zijn. Er is ook plaats voor groen. Bomen in de straten. Enkele parken. We stopten bij een van de parken vanwege de aapjes die er leven. Vergelijkbaar met onze Apenheul. Er leven honderden “Macácos Prego” in vrijheid. Ik weet helaas geen Nederlandse naam. Slanke middelbruine aapjes met een zwart petje. 30 tot 40 cm groot. Ze hebben een zekere schuwheid behouden. Als je al te dicht bij ze komt, trekken ze zich terug. Goochem zijn ze ook. Er zat er eentje op het dak een harde vrucht stuk te slaan, zodat hij ervan kon eten. Er waren enkele groepen scholieren die een begeleide rondtoer kregen in het park. Via de aapjes moest ik even denken aan Mark van Roosmalen, een Nederlandse wetenschapper die zijn leven heeft gewijd aan onderzoek naar apen. Hij heeft in het Amazonewoud meerdere nieuwe apensoorten ontdekt en gecatalogiseerd. Omdat hij er ook enkele in zijn privétuin had, misschien om ze tijdelijk te verzorgen en later weer terug te zetten en ze tegelijkertijd goed te kunnen bestuderen, werd hij van “dierenroof” beschuldigd en kreeg hij 14 jaar gevangenisstraf. Wat zijn de regels in dit land toch tegenstrijdig. Aan de ene kant mag er alles, aan de andere kant mag er niets. Mensen die op grote schaal hun medemens belazeren, gaan gewoon vrijuit. En een excentrieke buitenlander wordt gestraft alsof hij een moord begaan heeft. Hij was genaturaliseerd en daarom kon de Nederlandse overheid hem aanvankelijk niet helpen. Dankzij veel steunbetuigingen in Nederland en daarbuiten (Godzijdank voor het Internet in dit soort gevallen!) heeft hij zijn Nederlandse nationaliteit terug gekregen en heeft hij Brazilië mogen verlaten. Hij woont nu in Amerika, maar zijn geliefde apen in de Amazone zal hij nooit meer kunnen bezoeken. Terug in de auto deed Ben even zijn ogen dicht en was meteen vertrokken. Wat kan die man toch makkelijk slapen wanneer hij echt moe is. Intussen probeerde Irene me uit te leggen hoe haar mobieltje werkte, zodat ik na het gesprek met de bisschop hen kon bellen om ons weer op te halen. Dom Tomás ontving ons, maar was in het begin wat afstandelijk. Ik begreep dat hij even moeite had om Ben te plaatsen. Uiteindelijk is de bisschop ook 88 en was onzeker wie hij nu voor zich had. Ben liet hem een document zien waarop de naam “Brasil op weg” voorkwam. Aaaaahhhh, toen viel het kwartje. Ineens was hij er. Brasil op weg in Utrecht, de ontmoeting met de Dominicanen en de theoloog Edward Schillebeecks in ons huis in Nijmegen, het Russell tribunaal in Den Haag ter verdediging van de Indianen in Amazonië, de inzegening van onze Brasilhoeve in Nijmegen voor de Stichting Tito de Alencar. Allemaal bijeenkomsten waarbij hij en Ben contact hadden gehad met elkaar. Vanaf dat moment werd het gesprek open en vriendelijk en bespraken beide mannen vele onderwerpen en vele wederzijdse interessen. DomTomás had ook Bens boek “Sterven om te Leven” gelezen en het interessant gevonden. We lieten de brief bij hem achter van de Indianen van de Chapada de A en hij gaf ons een naam en telefoonnummer van een pater Franciscaan in de regio Vitória die de Indianen zou kunnen ondersteunen bij hun strijd. Hij noteerde de naam van Casimira Beksta, een oude pater Salesiaan in Manaus die een rijk archief heeft van Indianentalen, door hemzelf in 50 jaar werken onder de Indianen samengesteld, waaraan de congregatie nooit waarde heeft gehecht. Hij kende deze pater en ging zeker contact zoeken met de overste van de Salesianen in Manaus om dit archief voor de toekomst veilig te stellen. We hebben meer dan twee uur bij hem gezeten. Daarna liet hij ons nog het huis en de tuin zien en vroeg het meisje in de keuken, die eigenlijk al op punt stond om naar huis te gaan, om nog wat koffie voor ons te maken. Ik probeerde contact te maken met Irene om te vragen ons op te komen halen, maar had “ruzie” met het mobieltje. Toen pakte de bisschop zelf maar de telefoon en met de boterham in de ene hand en de telefoon in de andere, belde hij Irene. Tja, bisschoppen zijn ook maar gewone mensen. In elk geval zijn beide mannen van 88 aan elkaar gewaagd. Beiden nog alle dagen actief. Dom Tomás nog steeds als adviseur van de CIMI en de CPT en hij mengt zich via Internet nog in allerlei zaken die hij onrechtvaardig vindt, zelfs ten aanzien van water, want begin 2012 reist hij naar Marseille voor een wereldcongres over water. Een indrukwekkende man om te ontmoeten en een hoogtepunt op de reis.
Thuis aten we samen nog wat. Ben ging weer babbelen met Nilton in de TV-kamer; ik trok me terug, met de airco aan (het was er 28 graden), in onze slaapkamer en werkte aan mijn reisverslag. Pas om half één gingen we slapen.
Vrijdag 14 oktober 2011. Om zes uur dook Ben de douche al in. Het was gaan regenen en samen hebben we staan kijken voor de open raam naar een enorme wolk vliegende insecten. Het zouden vliegende mieren geweest kunnen zijn. Er knalden ook enkele onweersslagen door de lucht. Goed voor de boeren die regen en voor ons werd het iets minder warm. We brachten de dag in rust door. Schreven was, praatten wat, aten wat en sliepen wat. Even op adem komen. Om vijf uur stonden de tassen weer gepakt, namen we afscheid van Irene, die niet mee ging naar het vliegveld, en stapten in Nilton’s auto. We stopten bij de Universiteit waar Nilton zo’n 30 jaar had gewerkt om een fotokopie te maken van een document dat we wilden meenemen. Het lijkt wel of alle ex-Salesianen die we op deze reis hebben ontmoet, iets met de universiteit hebben. Bijna allen hebben ze, nadat ze zijn uitgetreden, een goede baan gevonden als leraar of professor op een universiteit en hebben boeken geschreven. Nilton maar liefst vier stuks over het vak waarin hij les heeft gegeven. De priesteropleiding vormt daartoe kennelijk een zeer goede ondergrond. We reden door de stad om naar het vliegveld te komen. Het viel me nog weer eens op hoeveel luxer het leven geworden is in de grote stad sinds ik voor de eerste keer in Brasil kwam. Dat was in 1992. Toen waren er alleen oude roestbakken die hun beste tijd gehad hadden. Nu rijden er allemaal nieuwe auto’s op straat. Zijn de ezelwagentjes bijna uit het straatbeeld verdwenen. Zijn er winkels met dure kleding. Luxe cadeauwinkels. Enorme shopping centers, die we in Nederland gelukkig nog niet kennen. Ook binnenshuis zijn de meeste huizen waar we kwamen, beter afgewerkt. Meer tegels op vloeren en wanden. Overal douches met koud èn warm water. Destijds praktisch overal alleen maar koud water. En was er al sprake van een douche met warm water, dan zaten er boven de douchekop vier elektrische draadjes die met een stukje isolatietape gewoon in de lucht hingen. Nu zijn er mooie chroomknoppen en douchekoppen met verstelbare sproeiers e.d. net als bij ons. Èn, toppunt van alles, in het huis van Nilton mochten we het W.C. papier gewoon doorspoelen in de W.C. pot. Zijn luxe bungalow is daarop berekend! En het emmertje naast de pot mag weer gewoon als prullenmandje dienst doen! Ik herinner me nog dat ik mijn reisverslag van destijds besloot met de zin: “En gelukkig mogen we thuis het W.C. papier weer gewoon doorspoelen”.
We bedankten Nilton voor alle gastvrijheid en vriendschap die we hadden ondervonden van hem en zijn vrouw. En daar stonden we weer. Op een vliegveld. Op weg naar het volgende doel van onze reis, Fortaleza. Om 19u20 vertrok onze vlucht, maar deze ging niet rechtstreeks. We moesten overstappen in Brasilia en daar maar liefst anderhalf uur wachten op de aansluitende vlucht. Je raakt zelfs aan wachten gewend en Bens puzzelboekje Zweeds deed weer even goede diensten. Het was loeidruk op Brasilia airport en de stem van de omroepster meldde iedere paar minuten weer een vlucht naar een andere bestemming. Eindelijk, een half uur te laat, was Fortaleza aan de beurt en in plaats van precies middernacht, arriveerden we pas om half één op onze bestemming. Ben wist zeker dat we onze volgende gastheer, wederom een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, bericht hadden gegeven van onze aankomst. Maar wie er was, geen Ginésio. De telefoonkaart die we ooit op São Paulo hadden gekocht en nog niet nodig hadden gehad, kwam nu van pas. Hij nam meteen op en zei: “We komen eraan!” Was hij het misschien vergeten?? Een half uurtje later stond hij met een grote grijns op zijn gezicht voor onze neus, en zonder enige vorm van excuus loodste hij ons naar de auto van zijn zoon Ricardo. Zelf bleek hij geen auto te hebben. Later legde hij uit dat zijn vrouw had gezegd dat hij beter thuis kon wachten totdat er zekerheid was dat we ook echt zouden komen die nacht. Enfin, ook dit avontuurtje liep goed af en om half twee lagen we in bed in de kamer van Ricardo. Het bed was wél voor ons opgemaakt. Of Gracinha, Ginésio’s vrouw, dat pas had gedaan in het uurtje dat haar man en zoon op weg waren naar het vliegveld, dát vertelt de geschiedenis niet meer. In elk geval bleek later dat we uitermate welkom waren in Huize Gomes da Silva.
Zaterdag 15 oktober 2011. Op zaterdagmorgen stond het ontbijt op tafel en maakten we kennis met de echtgenote, Gracinha. En in de loop van de ochtend lieten vijf van de zes kinderen even hun gezicht zien, want ze woonden allemaal nog bij Moeder thuis. De jongste 24! Ben geniet zichtbaar van dit soort ontmoetingen en in de kortste tijd werd er alweer samen gezongen. De ochtend verliep verder in huiselijke sfeer en Gracinha bereidde een lekkere spaghettimaaltijd. De kinderen liepen ook daarbij gewoon in en uit, schepten een bordje vol en zetten zich ergens op een kruk, wanneer het hen uitkwam. Samen aan tafel hoort ook hier niet echt bij de gewoontes. Na de lunch kwamen Claudionor Evangelista (getrouwd priester en ook ex-Salesiaan) en zijn vrouw Margarida ons ophalen, het echtpaar bij wie we twee jaar geleden enkele dagen hebben gelogeerd, maar die ons nu niet konden hebben wegens een enorme lekkage in hun appartement. Samen gingen we naar een regionale bijeenkomst van de “Movimento das Familias dos Padres Casados”, de landelijke organisatie van Gehuwde Priesters en hun familie. Ginésio ging met ons mee. Het was even zoeken, want de bijeenkomst vond plaats bij een van de leden thuis en Lou, een Nederlander, woonde in een volkswijk ver buiten het centrum. Later zou blijken dat het klooster waar we twee jaar geleden ook nog enkele dagen hadden gelogeerd, hier op een steenworp afstand vandaan lag. Er kwamen 35 personen naar de bijeenkomst, mannen en hun vrouwen, en tot mijn verrassing waren er zeker zes Nederlandse uitgetreden priesters bij. Er stonden twee punten op de agenda, de tweejaarlijkse landelijke bijeenkomst die begin volgend jaar in Fortaleza wordt gehouden en de verkiezing van een nieuwe coördinator van de afdeling Fortaleza. De vorige was afgetreden, omdat hij niet voldoende bijval had gekregen bij zijn voorstel om met meerderen in een favela te gaan werken. Dat tekende voor ons een beetje de sfeer binnen de groep. Meer een ontmoeting van oude bekenden en een gezelligheidsgebeuren onderling, dan een gemeenschap met sociale betrokkenheid en activiteiten onder het volk. Claudionor stond op om onze aanwezigheid te verklaren en vertelde met verve over het werk dat Ben in Brasil gedaan heeft. Daarna vroeg een van de Nederlanders, Giel Absil, of Ben wat wilde vertellen over de ontwikkeling van de kerken in Nederland. Dat gaf hem de kans zijn visie op kerk, geloof , celibaat èn de tijd van nu weer te geven. Aan de reacties was te merken dat een deel van de aanwezigen zich er helemaal in kon vinden, en voor anderen ging het veel te ver. Zijn verhaal werd, zoals bijna altijd weer, afgesloten met enkele liedjes. Ook zonder gitaar komt hij daarmee uit de voeten. Het laatste lied was “Amor”, door Ben eerst in het Portugees gezongen, gevolgd door het Nederlands, dat we dan altijd samen zingen. Dat hebben we in de afgelopen reizen al vele keren gedaan, in zalen, voor groepen, en ook voor de radio. De bijeenkomst werd gevolgd door een gezamenlijke “jantar”, met eigengebakken quiches, hartige hapjes en cakes. We hadden leuke contacten met meerdere deelnemers, ikzelf vooral met de Nederlanders. Gerard Frencken was er ook, zonder zijn vrouw Claudete. Het boek dat hij aan het schrijven was over de geschiedenis van de Paters Lazaristen ligt inmiddels in de boekwinkel en is ook al door hemzelf vertaald naar het Nederlands. In januari a.s. zal het in Nederland worden uitgegeven. Leuk vind ik dat, al die congregaties die het belangrijk vinden dat hun geschiedenis voor het nageslacht blijft bewaard. Daar hoop ik dan mijn steentje aan te mogen bijdragen met mijn boeken over Zr. Pacifique Degen en Pater Piet Neefs. Ben heeft nog verteld over zijn boek “Morrer para Viver”, en ter plekke werden er zeven verkocht dankzij de bemiddeling door Giel Absil. Claudionor bracht ons weer naar het huis van Ginésio en ik dacht dat we de avond in rust zouden doorbrengen, misschien met een biertje aan de overkant van de straat. De dame des huizes, Gracinha, had het echter anders bedacht en eigenlijk wilde ik helemaal niet meegaan. Maar ze had zich opgedoft en in de huiskamer zaten nog twee vrouwen te wachten, een zus en een vriendin, om samen met ons “uit” te gaan. Gelukkig maar dat ik toch ben meegegaan, want het werd een heerlijke avond. Vlakbij hun huis, om de hoek van de straat, was een “Forró”-café, geheten “Dona Chica Forró”. Forró is de Portugese versie van het woord “for all”, geïntroduceerd door de Brazilianen in het Noordoosten voor de Amerikanen die rond de tweede wereldoorlog een vliegbasis hadden in Natal. Ze vonden dat hun muziek van het Noordoosten “for all”, “voor allen”, bedoeld was. Forró is een enigszins eentonige, maar zeer swingende en opzwepende muziek. Omdat het zaterdagavond was, zat er een live band te spelen, drie man, een met accordeon, een met gitaar, en een met een triangel. Erbij werd gezongen, soms door allen, soms door de triangelaar, soms door een zanger. Er werd volop gedanst, in een cha-cha-cha-ritme en het was een feest om naar te kijken. Ginésio en Gracinha waagden zich ook enkele malen op de dansvloer. Ikzelf durfde het niet aan, hoewel ik van dansen houd. Vroeger heb ik met Dick aan stijldansen gedaan, maar met Ben is dat er nooit van gekomen. En om dan ten overstaan van allemaal van nature swingende Brazilianen een beetje harkerig te gaan staan bewegen, nee, dat zag ik niet zitten. Maar ernaar kijken was net zo leuk, want er waren enkele dansers bij die er een geweldige show van wisten te maken. Onze feestvreugde werd verhoogd met enkele flesjes Heineken bier. Een merk dat we thuis nooit kopen, omdat Ben het maar een flauw biertje vind. Maar hier was het een bijzonderheid en ach, een beetje chauvinisme kan ook geen kwaad. Zoals gezegd, het was een heerlijke avond en pas rond middernacht wandelden we, nagenietend, weer naar huis en vielen al snel, ondanks de hitte in de slaapkamer, in diepe slaap.
Zondag 16 oktober 2011. Ginésio, die een beetje “godsdienstfanaat” is, elke dag naar de kerk gaat en de telefoon opneemt met o.a. de opmerking: “pai do Jesus” (Vader van Jezus), was al naar de kerk geweest toen we opstonden. Bij het ontbijt hadden hij en Ben behoorlijke discussies over het geloof. Sociaal gezien is hij behoorlijk progressief, maar wat het instituut kerk betreft, is hij blijven hangen in de middeleeuwen, tot groot verdriet van zijn vrouw, die graag op zondag met hem mee gaat naar de kerk, maar dat dan wél genoeg vindt.
De kinderen vlogen weer uit en in en met een van hen maakten we wat nader kennis. Marie José, kortweg genoemd Mazé, bleek via Internet een vriendje in Holland te hebben. Een Benny Houterman uit Middelburg. Ze hadden elkaar al ontmoet op een weekje samen in Amerika en onderhielden nu contact via de computer. Of het wat wordt tussen die twee valt te bezien. Een zeer moderne jonge vrouw, verpleegster, met eigen auto, die graag reist, en een gezellige familie heeft in Brasil, gaat die zich “begraven” in het koude Zeeland? Hij spreekt geen Portugees, zij geen Nederlands. Enfin, de tijd zal het leren. Na de “almoço” hielp Mazé ons bij het zoeken naar contacten in Fortaleza van de Comité Popular da Copa, aangaande de negatieve aspecten rondom het voetbalgebeuren. Samen speurden we het Internet af en uiteindelijk vonden we een contactpersoon. Met hem werd een afspraak gemaakt voor ’s middags vier uur ergens op een terras in de stad. Mazé bracht ons erheen en Ginésio ging met ons mee. We troffen er drie jonge mensen, André, Livino en Arnoldo, die het Comité vertegenwoordigden in Fortaleza. Ze hadden deze middag juist een bijeenkomst gehad met diverse organisaties die zich verenigen in het Comité, om de boel beter te organiseren. Ben deelde met hen zijn gedachten over het maken van een film, waarin de negatieve aspecten in beeld worden gebracht die de Wereldkampioenschappen Voetbal ten gevolge zullen hebben en die zowel in Brasil als in Europa getoond kan worden. Er werden afspraken gemaakt omtrent communicatie in de toekomst. Op een bepaald moment wilde Ginésio naar huis, want hij zou graag de avondmis bijwonen…. Mazé besloot hem weg te brengen en wij zouden haar bellen zodra ons gesprek was afgelopen. Zo gezegd, zo gedaan en na ons telefoontje kwam ze terug met twee nichtjes, Suze en Ule, dochters van de zus van haar moeder, met wie we gisterenavond waren uit geweest. Gewoon op zijn Braziliaans schoven ze alledrie bij ons aan en Mazé pakte op eigen initiatief al Bens documenten om aan haar nichtjes onze foto’s van zijn leven te laten zien. Pronken met buitenlandse bezoek is altijd leuk! Ik had gehoopt na deze bijeenkomst eerst weer naar huis te gaan, maar Mazé had andere plannen. We reden naar de wijk in de richting van de zee waar een cultureel centrum is gebouwd, met de naam “Dragão do Mar”, de grote draak van de zee. De geschiedenis vertelt dat rond 1880, kort voordat de slavernij in Brazilië werd afgeschaft, een groepje slaven probeerde te ontsnappen in een bootje vanuit de haven van Aracajú, en een van de havenbeambten heeft hen geholpen te ontsnappen. In later jaren werd hij een held en men noemde hem de Grote Draak van de Zee. Twee jaar geleden hadden Gerard en Claudete Frencken ons ook mee genomen naar dit centrum, maar enkele exposities hebben we toen overgeslagen. Met onze drie jonge dames wandelden we nu ook door deze expositieruimtes. De eerste met bijzondere portretten, de tweede met allerhande speelgoed, en de derde met de naam “Vaqueiros”. Er stond bij geschreven dat de eerste koeien ooit vanuit Portugal in Brasil zijn ingevoerd. Ik herinnerde me dat er in Zuid Portugal een plaats is die Vaqueiros heet. Zou dat iets te maken hebben met die eerste koeien? Achter dat naambord bleek een zeer uitgebreide expositie schuil te gaan van de “sertão” (de halfwoestijn) en hoe de “sertanejo”, de inwoner van de sertão, eeuwenlang wist te overleven. Het gereedschap dat hij gebruikte, het leren pak dat hem moest beschermen tegen de doornige struiken, het vee dat hij had, het paard waarop hij reed, en het huisje waarin hij woonde. We vonden het erg interessant en ook de meisjes, als echte stadskinderen, keken hun ogen uit. Tussentijds belde Mazé met haar ouders, maar die bleven deze avond toch maar liever thuis. Intussen wandelden wij verder door het complex, maakten foto’s op z’n Braziliaans met mensen stokstijf naast de bronzen beelden die er stonden, ontdekten een kraam met zgn. “waslijn poëzie” van Francisco Nascimento (kleine boekjes met korte poëzietjes over het leven van alledag, waarover Ben heeft geschreven in zijn dikke boek) en bezochten nog een kleine tentoonstelling over de oude Indianenculturen. Daarna streken we neer op een terras. De temperatuur zal 28 graden geweest zijn. Mazé bestelde een caipirinha voor ons, een grote kan “succo” (vers vruchtensap) voor de drie meiden, en een hele grote pizza voor ons vijven. Suze vertelde dat ze diverse medailles had gewonnen met sport, van Martial Arts hield, aan Kongfu deed en aan Tai-chi, en Chinees studeerde. Ze was ook nog eens erg mooi om te zien. Van Gracinha hoorden we later dat ze een aangenomen dochter is en dat haar biologische moeder niets van haar wilde weten. Die weet niet wat ze gemist heeft door haar af te staan. Een bijzonder meisje. Mazé reed ons allen naar huis toe en dat betekende het einde van weer een dag van onze reis.
Maandag 17 oktober 2011. Het was die nacht in onze slaapkamer 31 à 32 graden volgens mijn thermometertje. De ventilator draaide op volle toeren en deuren en ramen stonden tegen elkaar open. Huize Gomes is een stadshuis in een straat zonder tuinen. Een vierkante blokkendoos van twee verdiepingen. Aan de voorzijde een groot ijzeren dicht hek, met erboven een open strook van misschien 1 meter waardoorheen ik vanuit onze slaapkamer de lucht kon zien. Daarboven de slaapverdieping. Achter het straathek een overdekte ruimte waar twee auto’s konden staan en pal daarachter lag onze slaapkamer met eigen badkamertje ernaast. Achter deze slaapkamer, die kennelijk later is bijgebouwd, liggen huiskamer, keuken en bijkeuken. Zonder zijramen, want daar zitten de muren van de buren. Aan de achterzijde van de bijkeuken een grote hoge betonnen muur, waarlangsheen van bovenaf wel wat licht naar beneden valt, maar waar je vanuit het leefgedeelte geen buitenlucht kunt zien. Er brandde altijd wel ergens een lamp. De benedenverdieping is net een vesting met al die dichte muren en volgens mij niet koel te krijgen. Alle warmte bleef er binnen hangen. Ik ben niet boven geweest, maar kan alleen maar hopen dat daar wel wat licht en lucht naar binnen komen.
Ginésio ging naar de vroegmis en Gracinha ging naar haar werk. Hij is al met pensioen. Zij werkt nog twee dagen per week ergens op een grafisch bedrijf. En dan nog eens moeder zijn van zes volwassen kinderen, waarvan er vijf gewoon nog op moeders goedheid teren. Met wasgoed. Met eten. Met schoonhouden. Ongetwijfeld heel gezellig zo allemaal onder één dak, maar wat een werk! Ik moet er niet aan denken. Na het ontbijt wilde Ben naar de organisatie Anistia 64/68 toe. Een organisatie ter bescherming van de slachtoffers van de dictatuur tijdens de jaren ’64-’68. Hun kantoor bleek anderhalve straat verderop te liggen en was dus gemakkelijk te voet te bereiken. Ook weer zo’n vreemd gebouwd pand, dat ooit een woonhuisje is geweest. Het geheel was niet breder dan 3 meter. Vooraan drie piepkleine kamertjes achter elkaar met rechts een open gangetje naar de straat, en erachter nog eens drie ruimtes met een open gangetje naar de achterliggende straat aan de linkerzijde. Een pijpenla van voor tot achter. Ben sprak er met een van de leiders, in voorbereiding op een geplande bijeenkomst die middag over de mensenrechten. Toen we het kantoortje verlieten, was het alweer etenstijd en omdat Gracinha werkte, belandden we bij een klein eethuisje waar veel studenten van de tegenoverliggende universiteit kwamen lunchen. De prijs was laag: R$ 5,50 inclusief een drankje. Maar de kwaliteit was navenant. Alles was saai en smakeloos. We deden thuis een dutje om de energie op peil te houden en daarna vertrok Ben, samen met Ginésio weer naar Anistia 64/68. Er waren diverse mensen aanwezig op de bijeenkomst, onder wie Mario Albuquerque, de leider, en een gepensioneerde journalist. Ikzelf bleef thuis en heb mijn foto’s geprobeerd te ordenen. Daarnaast heb ik op mijn computer al het materiaal opgesnord over het leven van Pater Piet Neefs, dat ik intussen al verzameld had. Over enkele dagen ga ik hem ontmoeten om meer te weten te komen over zijn leven. Dan moet ik wel weten wat ik al tot mijn beschikking heb.
Na enige tijd kwamen de beide mannen weer naar huis en gingen verder met elkaar in gesprek. Ginésio zou graag een exemplaar hebben van het boekje dat Ben geschreven heeft onder de titel “Olimpíada dos Esquecidos”, de Olympiade van de Vergetenen. Hij vond het boekje dermate interessant dat hij ging onderzoeken of hij er duizend van kon laten drukken.Tot mijn verrassing zat het document op mijn laptop. Ik was vergeten dat vlak voor ons vertrek mijn kantoor-laptop was uitgevallen en John, onze computervriend, alle documenten daarvan had overgezet op een harde schijf behorend bij onze reis-laptop. Ik heb toen het boekje globaal bijgewerkt en op de computer gezet van Ricardo, Ginésio’s zoon. Zelfs inbreken in andermans computer draai ik tegenwoordig mijn hand niet meer voor om.
’s Ochtends hadden we geprobeerd contact te maken met de familie Alencar, de zus en broer van frei Tito de Alencar, om een afspraak te maken voor deze avond. Uiteindelijk was het gelukt. We waren uitgenodigd in het huis van Nildes om zeven uur om daarna samen ergens wat te gaan eten. Mario Albuquerque van Anistia had toegezegd ons erheen te rijden. Om klokslag half zeven stond hij voor de deur. Hij begon te vertellen dat hij net als frei Tito gevangen genomen was tijdens de dictatuur en maar liefst negen jaar gevangen heeft gezeten. Zijn vriendin van toen was zwanger, maar heeft de zwangerschap afgebroken toen ze begreep dat zij gevaar liep te worden gevangen genomen. Zijn broer en zus zaten eveneens in de studentenbeweging en werden ook enige tijd gevangen gezet, allen in verschillende gevangenissen. Hij vertelde dat een tijdlang hun moeder van de ene naar de andere gevangenis trok om haar kinderen te bezoeken. Omdat hij in die negen jaar gevangenschap geleerd had alleen te leven, is het Mario moeilijk gebleken nog met anderen lange tijd samen te leven. Hij is drie keer getrouwd geweest, maar was nu weer heel bewust vrijgezel. Negen jaar van je jonge leven weggegooid en dan ook nog eens voor een eerlijke zaak. Wat doet dat met een mens? Dat kunnen wij ons toch niet voorstellen.
Op mijn speciaal verzoek nam Mario de route langs de boulevard op weg naar Nildes Alencar. Het was er heel druk. Je zou niet zeggen dat het hier nog maar lente is. En dan ook nog eens gewoon op een maandagavond. Het lijkt wel het hele jaar door vakantie te zijn op de boulevard van Fortaleza. De “jangada’s”, de oude platte vissersbootjes met één zeiltje erop, waren er gelukkig nog. De “artesanato”-markt (kunstvoorwerpen en toeristenprullaria) werd weer druk bezocht. Aan het eind van de boulevard was er een vismarkt bij gekomen. Viskramen waar je ter plekke je vismaaltijd kunt laten bereiden om mee naar huis te nemen. Ik hoef er voor mijn vakantie niet heen, naar die wolkenkrabberwereld, maar vond het fijn het weer even gezien te hebben, dankzij Mario. Bij Nildes troffen we ook broer Ildefonso en diens vrouw Eneuda. We praatten een kwartiertje lang wat bij en doken vervolgens de lift weer in op weg naar een hapje eten. Nu hebben we in het verleden al vaker met de familie buiten de deur gegeten, en altijd op een dure locatie. Maar dat was ’s middags. Nu was de afspraak voor een “jantar” en tot mijn verbazing namen ze ons mee naar een Habib’s Restaurant, een grote fastfoodtent met hamburgers e.d., want “daar waren de kabeljauwkroketjes zo lekker”. Welnu, ze kwamen op tafel die kroketjes, evenals een bordje frietjes, een bordje (op mijn verzoek) kaassouflés, en voor de variatie nog twee grote pizza’s. Ik moest wel lachen om mijn eigen reactie. Iedereen wil toch wel eens een frietje met de vingers eten? Waarom dan niet de familie Alencar? Onze gesprekken waren heel geanimeerd en gingen over van alles en nog wat. De boeken die we twee jaar geleden in Fortaleza hadden achtergelaten, bleken alle te zijn verkocht. Ildefonso durfde het wel aan er nog eens vier dozen à 22 stuks van te bestellen. Weliswaar in consignatie dit keer, maar hij verwacht dat de vraag nog steeds behoorlijk is. Vooral op de diverse universiteiten, waar studenten het boek als naslagwerk gebruiken. Hoera, dat betekent dat er bijna 100 boeken naar Fortaleza gaan. En nu maar duimen dat ze ook verkocht worden. Ildefonso bracht ons naar huis, Ben dronk nog een biertje samen met Ginésio en daarna doken we weer de warme slaapkamer in. Mét ventilator.
Dinsdag 18 oktober 2011. Al vroeg stonden alle tassen gereed voor vertrek, want om acht uur zou er nog een journalist aan huis komen van de krant “O Povo”, dezelfde waar Ben twee jaar geleden in een actualiteitenprogramma op TV mocht komen. Ginésio kwam thuis. Hij was weer vroeg naar de mis geweest. Hij had verschillende kerken moeten aflopen, omdat de meeste gesloten bleken. Uiteindelijk was hij beland in een kerk waar een hulpbisschop de mis deed. Hij kwam helemaal opgewonden thuis, dat een bisschop de mis had gelezen. Zijn vrouw Gracinha, die nog niet naar haar werk was, hoorde dit verhaal in stilte aan. Ben was er getuige van en voelde haar ergernis. Hij besloot Ginésio de oren te wassen. Priesters, bisschoppen, koningen, presidenten, het zijn allemaal maar gewone mensen. Alle mensen zijn gelijk. Respect is prima, verering leidt tot wanverhoudingen. Gracinha genoot. En nu maar hopen dat Ginésio wordt wakker geschud. Het ontbijt ging voorbij, maar wie er kwam, geen journalist. Er werd gebeld dat hij om negen uur zou komen. Weer kwam er niemand. Ginésio ging op pad om hem te halen, maar kwam onverrichter zake terug. Mazé ging op pad met de auto om bij te tanken, met onze bagage in de achterbak, maar kwam ook niet meteen terug. Bij ons begon de spanning op te lopen. Uiterlijk half elf moesten we naar het vliegveld voor onze vlucht rond twaalf uur. Op het laatste moment was Mazé weer terug. Maar nog steeds geen bericht van de journalist. Wat is dat toch vervelend in dit land. Als je je afspraak niet houdt, laat het dan even weten. Toch nog op tijd stapten we in de auto en reed Mazé ons naar het vliegveld. Daar namen we afscheid van haar en haar vader Ginésio en sloten we weer een etappe van de reis af.
We checkten zonder problemen in bij GOL, ook al was het tijdstip en het nummer van de vlucht veranderd ten opzichte van de oorspronkelijke boeking, zoals onze reisagent ons per E-mail had laten weten. Daarna liepen we naar de concurrent aan de overzijde van de hal, TAM, om te proberen de vlucht van donderdag naar Aracajú één dag te verzetten. Deze vlucht maakte geen deel uit van onze Airpass, en zouden we dus mogen veranderen. Tot mijn ergernis ging dat niet lukken. Ten eerste moesten we 160 reais boete betalen, maar ten tweede bleek de vlucht zodanig laat aan te komen in Aracajú dat we nooit meer bijtijds naar Propriá zouden kunnen komen die middag. We zagen er dus vanaf en dat was achteraf maar goed ook….. De computer kwam dit keer wel in één keer door de röntgenapparatuur, maar nu twijfelden ze aan onze waterflesjes. Oh, het is voor een interne vlucht, goed, gaat u dan maar…. De vlucht van Fortaleza naar Recife zou niet rechtstreeks zijn. We zouden een tussenlanding maken in Natal zonder te hoeven uitstappen. Vervelend genoeg hadden ze ons twee gescheiden plaatsen toebedacht, eentje halverwege aan het middenpad en eentje op de middenstoel op de een na laatste bank achterin. Even “smoezen” met een steward en een kleine stoelendans leverde toch weer twee keurige plaatsen op en we vertrokken naar Natal. De vlucht verliep probleemloos, maar bij de landing begonnen we een beetje te zeilen. We kwamen ook niet al te zachtzinnig op de grond terecht. Ben maakte er een geintje over: “Zeker de copiloot aan het stuur!” Voor het volgende traject herhaalden we de stoelendans en kwamen weer keurig naast elkaar te zitten. Weer een probleemloze vlucht. Zou het landen nu beter gaan? We vlogen aan op de landingsbaan in Recife en het zeilen begon weer een beetje. We hielden ons hart vast voor de landing. We raakten de grond met dezelfde kracht als in Natal, maar in plaats van te remmen, trok de kist op het moment van de “touch-down” weer op en gingen we weer de lucht in. Alom paniek om ons heen. De jongens naast me sloegen meerdere kruisjes. Er werd heel wat gebeden op dat moment. We hebben zeker nog een twintig minuten door de lucht gecirkeld voordat we toestemming kregen opnieuw de landing in te zetten. Het was doodstil al die twintig minuten. Iedereen in spanning en in eigen gedachten. Er kwam ook geen informatie van de piloot of de crew. We hielden letterlijk ons hart vast en de kruisjes van mijn buurman namen toe. Deze keer ging het goed en eenmaal op de grond kwam er, zij het bescheiden, een applausje om de spanning te breken. Daarna begonnen de mensen door elkaar te praten om af te reageren. Het was godzijdank goed gegaan. Het was half drie, we waren een half uur te laat. Achter de glazen deuren stond Miguel Batista op ons te wachten. De pater econoom van het klooster van de SCJ (het Heilig Hart van Jezus), waar Piet Neefs woont en waar we al twee keer eerder hebben gelogeerd. We vertelden hem van onze dubbele landing en toen besefte hij dat hij een vliegtuig in de richting van de zee had zien vliegen, terwijl ze normaal de andere kant op gaan. Dat moeten wij dus geweest zijn. Miguel is een gezellige dikkerd en we kunnen het goed vinden met elkaar. Binnen een half uur waren we in het klooster. We kregen een kamer toegewezen, die eerlijk gezegd, en later constateerden we dat het voor het grootste deel van het klooster zou gelden, een beetje in verval was. Maar wat wil je, het bruisende klooster van weleer is een oude mannen verzorgingshuis geworden, zonder toekomst. Als de paters overleden zijn, zal het huis wel gesloten worden. De verzorging is in handen van betaalde verpleegsters, verplegers en verzorgenden. De twee jongere priesters die de boel bij elkaar houden, vinden dan elders een plek om te wonen. Werken doen ze al buitenshuis. We lieten onze tassen achter, namen mijn rugzak (met mijn laptop en mijn “kantoortje” erin) mee naar beneden en installeerden ons in de grote zaal vlakbij de slaapkamer van Piet Neefs. Ben nam de gelegenheid te baat om een tukje te doen, ik begon me “in te lezen” in de gegevens van Piets leven. Een uurtje later was Piet wakker en opgefrist en kon ons ontvangen. Het was een blij weerzien. We brachten hem de hartelijke groeten over van zijn zus Zus en zwager Jan Hermans uit Etten-Leur. We vonden dat Piet er beter uitzag dan twee jaar geleden. Hij spreekt ook duidelijker. Het blijkt dat hij van medicijnen is gewisseld en dat heeft hem goed gedaan. Helaas kan hij niet meer uit de fauteuil-rolstoel komen, kan moeilijk schrijven en ook het lezen gaat niet helemaal goed meer. We spraken af hoe we onze “interviews” zouden aanpakken, en ik liet Ben en Piet samen achter om bij te praten. Ze kunnen goed met elkaar en hebben ook over veel zaken dezelfde ideeën. Zelf ging ik terug naar mijn computer, waar ik alle gegevens die ik al verzameld heb over Piets leven in chronologische volgorde heb gezet binnen één document, met de bedoeling die eerst samen met hem door te lopen. Een flinke klus dus. En of we het in anderhalve dag redden, is de vraag. Maar we zullen het ermee moeten doen.
Samen gingen we naar de eetzaal voor de “jantar”. Tot mijn verrassing werd ook Piet in zijn rolfauteuil naar de eetzaal gereden, waar hij gewoon aan tafel mee at. Iets wat twee jaar geleden niet mogelijk was. Hij krijgt een kant-en-klaar bordje vanuit de keuken en met een lepel kan hij dan goed zelf eten. Na het eten zetten Ben en Piet hun gesprek voort, en maakte Ben op mijn verzoek enkele aantekeningen over Piets lijn van denken over bepaalde zaken, die ik straks kan gebruiken in het boek over Piets leven. Ikzelf maakte de klus op mijn computer af. Piet gaat gelukkig niet vroeg naar bed, zodat we de avond nog met een glaasje konden afsluiten. Pas rond half een gingen we naar bed.
Woensdag 19 oktober 2011. Het werd een slechte nacht. Ben kon totaal niet slapen en stond om vijf uur op. Toen kon ik natuurlijk ook niet meer slapen. De warmte (rond 28 graden). De muggen die ook buiten op je dunne lakentje zo luid zoemen dat je denkt dat ze eronder zitten en je gek maken. Tot overmaat van ramp begon ik te ontdekken dat ik in de afgelopen avond veelvuldig bezoek had gehad van de kleine onzichtbare vliegjes die ik al eerder heb beschreven na onze korte wandeling in het Atlantisch regenwoud. Nu weet ik hoe ze heten: MARUIM (ma-roe-ieng). Ik had voor het eerst deze reis een korte broek aangetrokken en gezeten onder de tafel niet gemerkt dat ze er waren, deze kleine monstertjes. Hun liefdesblijken voor mijn blote benen begon ik nu te voelen. Jeuk, jeuk, jeuk. Maar we moesten door, ook al was het begin van de dag geen succes. Moe of niet moe, ik moest aan de bak. Het ontbijt stond beneden klaar. Piet was in afwachting van onze gesprekken over zijn leven. De regen buiten hield op, het weer klaarde op. Zo ook ons humeur.
Na het ontbijt hebben Piet en ik drie uur aan een stuk gewerkt. Soms chronologisch. Soms springend van de hak op de tak. Miguel had ons aan twee nieuwe batterijtjes geholpen, voor het dicteerapparaatje dat ik bij me had. En daarmee hebben we alles kunnen opnemen wat er gezegd werd, terwijl ik ook meetikte op mijn computer. Ben keek het eens aan vanaf een afstandje en besloot zijn slaap van de afgelopen nacht in te halen. Hij zocht een rustig en koel plekje en de hele ochtend hadden we verder geen kind meer aan hem. Om twaalf uur gingen Piet en ik lunchen in de eetzaal, maar Ben ging niet mee. Hij had een afspraak met nog weer een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, ene Luiz Moura. Die kwam hem om kwart voor een ophalen om samen ergens buiten te gaan eten. Piet ging eerst even rusten en was om half twee weer present om verder te gaan met de interviews. We gingen samen terug naar de zaal, maar tegelijk met onze komst zette een van de andere bewoners de televisie luid aan – dat deed hij elke middag, dus ook vandaag – en wij hebben de verdere middag ons best moeten doen om elkaar te verstaan. We werkten tot vijf uur en geloof het of niet, op exact hetzelfde moment dat wij stopten met de interviews, zette onze plaaggeest de televisie uit.
Om half zes kwam Ben terug van een fantastische middag. Luiz Moura had hem meegenomen naar Olinda. Daar hadden ze grote garnalen gegeten en Ben had genoten van de uitzichten langs de kust. Samen waren ze daarna nog naar het graf van Dom Hélder Câmara gegaan. Daar zijn ze onder het touw doorgekropen om dichtbij het graf te kunnen komen en een kus te geven op de letters van het graf. Jammer voor mij dat ik dit uitje gemist heb. Twee jaar geleden waren we ook even in Olinda en ook toen heb ik maar heel weinig ervan gezien. Maar het werk gaat voor het lolletje, zelfs op een reis als deze. Na de “jantar” hebben we nog even wat met elkaar gebabbeld, maar Piet viel al heel snel in slaap. Hetzelfde gold eigenlijk voor ons. Toch heb ik nog een aantal vragen op papier gezet die ik de volgende dag met Piet wilde doornemen. Daarna viel ook ik om half tien, aangekleed, op bed in slaap en heb als een blok geslapen tot half acht. Ben had voor de zekerheid de lamp aangelaten en de ventilator uit. Of er muggen geweest zijn ’s nachts, weten we niet. Ook hij heeft het gebrek aan slaap van de vorige nacht ruimschoots ingehaald.
Donderdag 20 oktober 2011. Ben en ik waren voor kloosterbegrippen pas laat aan het ontbijt. Acht uur. Alle bewoners hadden allang ontbeten. Om negen uur gingen we weer eens in de zaal kijken om te zien hoe het met Piet was. Hij was zo moe geweest gisterenavond dat we ons een beetje zorgen over hem hadden gemaakt. Maar dat was niet nodig. Fris en vrolijk zat hij al op ons te wachten voor het vervolg van het interview. Tot mijn eigen verbazing was het ons gisteren gelukt het gehele chronologische document door te nemen. Restte nu de serie vragen die ik had opgesteld. Omdat er ook geloofsvragen bij waren, had ik Ben gevraagd er bij te blijven. Het werd voor mijn gevoel en heel goed interview en ook van dit gesprek is een opname gemaakt en tegelijkertijd de essentie van de antwoorden uitgetikt. We werkten tot half twaalf en toen stond Miguel te zwaaien dat het tijd was om naar het vliegveld te vertrekken. Het mag een wonder heten dat we alles wat er op mijn verlanglijstje stond, hebben kunnen doornemen. Met Miguel spraken we af dat, mochten er herinneringen bij Piet boven komen die van belang zijn voor het boek, hij ze aan ons zal doormailen. We namen intens afscheid van elkaar. En wensten Piet nog veel gezondheid toe, zodat hij nog jaren bij ons mag blijven.
Op het vliegveld ontdekten we dat onze vlucht naar Aracajú een uur later zou vertrekken dan op ons schema stond. Of het nu te maken had met de zomertijd die in verschillende staten was ingegaan, hebben we niet begrepen. Mijn horloge heb ik in elk geval niet hoeven bijstellen. We wachtten een uurtje op het vliegveld en dat gaf ons de gelegenheid even af te winden van twee enerverende dagen in Recife. Om ons klaar te maken voor het volgende avontuur.
Wordt vervolgd.
Tjau, Patty+++
Thuis aten we samen nog wat. Ben ging weer babbelen met Nilton in de TV-kamer; ik trok me terug, met de airco aan (het was er 28 graden), in onze slaapkamer en werkte aan mijn reisverslag. Pas om half één gingen we slapen.
Vrijdag 14 oktober 2011. Om zes uur dook Ben de douche al in. Het was gaan regenen en samen hebben we staan kijken voor de open raam naar een enorme wolk vliegende insecten. Het zouden vliegende mieren geweest kunnen zijn. Er knalden ook enkele onweersslagen door de lucht. Goed voor de boeren die regen en voor ons werd het iets minder warm. We brachten de dag in rust door. Schreven was, praatten wat, aten wat en sliepen wat. Even op adem komen. Om vijf uur stonden de tassen weer gepakt, namen we afscheid van Irene, die niet mee ging naar het vliegveld, en stapten in Nilton’s auto. We stopten bij de Universiteit waar Nilton zo’n 30 jaar had gewerkt om een fotokopie te maken van een document dat we wilden meenemen. Het lijkt wel of alle ex-Salesianen die we op deze reis hebben ontmoet, iets met de universiteit hebben. Bijna allen hebben ze, nadat ze zijn uitgetreden, een goede baan gevonden als leraar of professor op een universiteit en hebben boeken geschreven. Nilton maar liefst vier stuks over het vak waarin hij les heeft gegeven. De priesteropleiding vormt daartoe kennelijk een zeer goede ondergrond. We reden door de stad om naar het vliegveld te komen. Het viel me nog weer eens op hoeveel luxer het leven geworden is in de grote stad sinds ik voor de eerste keer in Brasil kwam. Dat was in 1992. Toen waren er alleen oude roestbakken die hun beste tijd gehad hadden. Nu rijden er allemaal nieuwe auto’s op straat. Zijn de ezelwagentjes bijna uit het straatbeeld verdwenen. Zijn er winkels met dure kleding. Luxe cadeauwinkels. Enorme shopping centers, die we in Nederland gelukkig nog niet kennen. Ook binnenshuis zijn de meeste huizen waar we kwamen, beter afgewerkt. Meer tegels op vloeren en wanden. Overal douches met koud èn warm water. Destijds praktisch overal alleen maar koud water. En was er al sprake van een douche met warm water, dan zaten er boven de douchekop vier elektrische draadjes die met een stukje isolatietape gewoon in de lucht hingen. Nu zijn er mooie chroomknoppen en douchekoppen met verstelbare sproeiers e.d. net als bij ons. Èn, toppunt van alles, in het huis van Nilton mochten we het W.C. papier gewoon doorspoelen in de W.C. pot. Zijn luxe bungalow is daarop berekend! En het emmertje naast de pot mag weer gewoon als prullenmandje dienst doen! Ik herinner me nog dat ik mijn reisverslag van destijds besloot met de zin: “En gelukkig mogen we thuis het W.C. papier weer gewoon doorspoelen”.
We bedankten Nilton voor alle gastvrijheid en vriendschap die we hadden ondervonden van hem en zijn vrouw. En daar stonden we weer. Op een vliegveld. Op weg naar het volgende doel van onze reis, Fortaleza. Om 19u20 vertrok onze vlucht, maar deze ging niet rechtstreeks. We moesten overstappen in Brasilia en daar maar liefst anderhalf uur wachten op de aansluitende vlucht. Je raakt zelfs aan wachten gewend en Bens puzzelboekje Zweeds deed weer even goede diensten. Het was loeidruk op Brasilia airport en de stem van de omroepster meldde iedere paar minuten weer een vlucht naar een andere bestemming. Eindelijk, een half uur te laat, was Fortaleza aan de beurt en in plaats van precies middernacht, arriveerden we pas om half één op onze bestemming. Ben wist zeker dat we onze volgende gastheer, wederom een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, bericht hadden gegeven van onze aankomst. Maar wie er was, geen Ginésio. De telefoonkaart die we ooit op São Paulo hadden gekocht en nog niet nodig hadden gehad, kwam nu van pas. Hij nam meteen op en zei: “We komen eraan!” Was hij het misschien vergeten?? Een half uurtje later stond hij met een grote grijns op zijn gezicht voor onze neus, en zonder enige vorm van excuus loodste hij ons naar de auto van zijn zoon Ricardo. Zelf bleek hij geen auto te hebben. Later legde hij uit dat zijn vrouw had gezegd dat hij beter thuis kon wachten totdat er zekerheid was dat we ook echt zouden komen die nacht. Enfin, ook dit avontuurtje liep goed af en om half twee lagen we in bed in de kamer van Ricardo. Het bed was wél voor ons opgemaakt. Of Gracinha, Ginésio’s vrouw, dat pas had gedaan in het uurtje dat haar man en zoon op weg waren naar het vliegveld, dát vertelt de geschiedenis niet meer. In elk geval bleek later dat we uitermate welkom waren in Huize Gomes da Silva.
Zaterdag 15 oktober 2011. Op zaterdagmorgen stond het ontbijt op tafel en maakten we kennis met de echtgenote, Gracinha. En in de loop van de ochtend lieten vijf van de zes kinderen even hun gezicht zien, want ze woonden allemaal nog bij Moeder thuis. De jongste 24! Ben geniet zichtbaar van dit soort ontmoetingen en in de kortste tijd werd er alweer samen gezongen. De ochtend verliep verder in huiselijke sfeer en Gracinha bereidde een lekkere spaghettimaaltijd. De kinderen liepen ook daarbij gewoon in en uit, schepten een bordje vol en zetten zich ergens op een kruk, wanneer het hen uitkwam. Samen aan tafel hoort ook hier niet echt bij de gewoontes. Na de lunch kwamen Claudionor Evangelista (getrouwd priester en ook ex-Salesiaan) en zijn vrouw Margarida ons ophalen, het echtpaar bij wie we twee jaar geleden enkele dagen hebben gelogeerd, maar die ons nu niet konden hebben wegens een enorme lekkage in hun appartement. Samen gingen we naar een regionale bijeenkomst van de “Movimento das Familias dos Padres Casados”, de landelijke organisatie van Gehuwde Priesters en hun familie. Ginésio ging met ons mee. Het was even zoeken, want de bijeenkomst vond plaats bij een van de leden thuis en Lou, een Nederlander, woonde in een volkswijk ver buiten het centrum. Later zou blijken dat het klooster waar we twee jaar geleden ook nog enkele dagen hadden gelogeerd, hier op een steenworp afstand vandaan lag. Er kwamen 35 personen naar de bijeenkomst, mannen en hun vrouwen, en tot mijn verrassing waren er zeker zes Nederlandse uitgetreden priesters bij. Er stonden twee punten op de agenda, de tweejaarlijkse landelijke bijeenkomst die begin volgend jaar in Fortaleza wordt gehouden en de verkiezing van een nieuwe coördinator van de afdeling Fortaleza. De vorige was afgetreden, omdat hij niet voldoende bijval had gekregen bij zijn voorstel om met meerderen in een favela te gaan werken. Dat tekende voor ons een beetje de sfeer binnen de groep. Meer een ontmoeting van oude bekenden en een gezelligheidsgebeuren onderling, dan een gemeenschap met sociale betrokkenheid en activiteiten onder het volk. Claudionor stond op om onze aanwezigheid te verklaren en vertelde met verve over het werk dat Ben in Brasil gedaan heeft. Daarna vroeg een van de Nederlanders, Giel Absil, of Ben wat wilde vertellen over de ontwikkeling van de kerken in Nederland. Dat gaf hem de kans zijn visie op kerk, geloof , celibaat èn de tijd van nu weer te geven. Aan de reacties was te merken dat een deel van de aanwezigen zich er helemaal in kon vinden, en voor anderen ging het veel te ver. Zijn verhaal werd, zoals bijna altijd weer, afgesloten met enkele liedjes. Ook zonder gitaar komt hij daarmee uit de voeten. Het laatste lied was “Amor”, door Ben eerst in het Portugees gezongen, gevolgd door het Nederlands, dat we dan altijd samen zingen. Dat hebben we in de afgelopen reizen al vele keren gedaan, in zalen, voor groepen, en ook voor de radio. De bijeenkomst werd gevolgd door een gezamenlijke “jantar”, met eigengebakken quiches, hartige hapjes en cakes. We hadden leuke contacten met meerdere deelnemers, ikzelf vooral met de Nederlanders. Gerard Frencken was er ook, zonder zijn vrouw Claudete. Het boek dat hij aan het schrijven was over de geschiedenis van de Paters Lazaristen ligt inmiddels in de boekwinkel en is ook al door hemzelf vertaald naar het Nederlands. In januari a.s. zal het in Nederland worden uitgegeven. Leuk vind ik dat, al die congregaties die het belangrijk vinden dat hun geschiedenis voor het nageslacht blijft bewaard. Daar hoop ik dan mijn steentje aan te mogen bijdragen met mijn boeken over Zr. Pacifique Degen en Pater Piet Neefs. Ben heeft nog verteld over zijn boek “Morrer para Viver”, en ter plekke werden er zeven verkocht dankzij de bemiddeling door Giel Absil. Claudionor bracht ons weer naar het huis van Ginésio en ik dacht dat we de avond in rust zouden doorbrengen, misschien met een biertje aan de overkant van de straat. De dame des huizes, Gracinha, had het echter anders bedacht en eigenlijk wilde ik helemaal niet meegaan. Maar ze had zich opgedoft en in de huiskamer zaten nog twee vrouwen te wachten, een zus en een vriendin, om samen met ons “uit” te gaan. Gelukkig maar dat ik toch ben meegegaan, want het werd een heerlijke avond. Vlakbij hun huis, om de hoek van de straat, was een “Forró”-café, geheten “Dona Chica Forró”. Forró is de Portugese versie van het woord “for all”, geïntroduceerd door de Brazilianen in het Noordoosten voor de Amerikanen die rond de tweede wereldoorlog een vliegbasis hadden in Natal. Ze vonden dat hun muziek van het Noordoosten “for all”, “voor allen”, bedoeld was. Forró is een enigszins eentonige, maar zeer swingende en opzwepende muziek. Omdat het zaterdagavond was, zat er een live band te spelen, drie man, een met accordeon, een met gitaar, en een met een triangel. Erbij werd gezongen, soms door allen, soms door de triangelaar, soms door een zanger. Er werd volop gedanst, in een cha-cha-cha-ritme en het was een feest om naar te kijken. Ginésio en Gracinha waagden zich ook enkele malen op de dansvloer. Ikzelf durfde het niet aan, hoewel ik van dansen houd. Vroeger heb ik met Dick aan stijldansen gedaan, maar met Ben is dat er nooit van gekomen. En om dan ten overstaan van allemaal van nature swingende Brazilianen een beetje harkerig te gaan staan bewegen, nee, dat zag ik niet zitten. Maar ernaar kijken was net zo leuk, want er waren enkele dansers bij die er een geweldige show van wisten te maken. Onze feestvreugde werd verhoogd met enkele flesjes Heineken bier. Een merk dat we thuis nooit kopen, omdat Ben het maar een flauw biertje vind. Maar hier was het een bijzonderheid en ach, een beetje chauvinisme kan ook geen kwaad. Zoals gezegd, het was een heerlijke avond en pas rond middernacht wandelden we, nagenietend, weer naar huis en vielen al snel, ondanks de hitte in de slaapkamer, in diepe slaap.
Zondag 16 oktober 2011. Ginésio, die een beetje “godsdienstfanaat” is, elke dag naar de kerk gaat en de telefoon opneemt met o.a. de opmerking: “pai do Jesus” (Vader van Jezus), was al naar de kerk geweest toen we opstonden. Bij het ontbijt hadden hij en Ben behoorlijke discussies over het geloof. Sociaal gezien is hij behoorlijk progressief, maar wat het instituut kerk betreft, is hij blijven hangen in de middeleeuwen, tot groot verdriet van zijn vrouw, die graag op zondag met hem mee gaat naar de kerk, maar dat dan wél genoeg vindt.
De kinderen vlogen weer uit en in en met een van hen maakten we wat nader kennis. Marie José, kortweg genoemd Mazé, bleek via Internet een vriendje in Holland te hebben. Een Benny Houterman uit Middelburg. Ze hadden elkaar al ontmoet op een weekje samen in Amerika en onderhielden nu contact via de computer. Of het wat wordt tussen die twee valt te bezien. Een zeer moderne jonge vrouw, verpleegster, met eigen auto, die graag reist, en een gezellige familie heeft in Brasil, gaat die zich “begraven” in het koude Zeeland? Hij spreekt geen Portugees, zij geen Nederlands. Enfin, de tijd zal het leren. Na de “almoço” hielp Mazé ons bij het zoeken naar contacten in Fortaleza van de Comité Popular da Copa, aangaande de negatieve aspecten rondom het voetbalgebeuren. Samen speurden we het Internet af en uiteindelijk vonden we een contactpersoon. Met hem werd een afspraak gemaakt voor ’s middags vier uur ergens op een terras in de stad. Mazé bracht ons erheen en Ginésio ging met ons mee. We troffen er drie jonge mensen, André, Livino en Arnoldo, die het Comité vertegenwoordigden in Fortaleza. Ze hadden deze middag juist een bijeenkomst gehad met diverse organisaties die zich verenigen in het Comité, om de boel beter te organiseren. Ben deelde met hen zijn gedachten over het maken van een film, waarin de negatieve aspecten in beeld worden gebracht die de Wereldkampioenschappen Voetbal ten gevolge zullen hebben en die zowel in Brasil als in Europa getoond kan worden. Er werden afspraken gemaakt omtrent communicatie in de toekomst. Op een bepaald moment wilde Ginésio naar huis, want hij zou graag de avondmis bijwonen…. Mazé besloot hem weg te brengen en wij zouden haar bellen zodra ons gesprek was afgelopen. Zo gezegd, zo gedaan en na ons telefoontje kwam ze terug met twee nichtjes, Suze en Ule, dochters van de zus van haar moeder, met wie we gisterenavond waren uit geweest. Gewoon op zijn Braziliaans schoven ze alledrie bij ons aan en Mazé pakte op eigen initiatief al Bens documenten om aan haar nichtjes onze foto’s van zijn leven te laten zien. Pronken met buitenlandse bezoek is altijd leuk! Ik had gehoopt na deze bijeenkomst eerst weer naar huis te gaan, maar Mazé had andere plannen. We reden naar de wijk in de richting van de zee waar een cultureel centrum is gebouwd, met de naam “Dragão do Mar”, de grote draak van de zee. De geschiedenis vertelt dat rond 1880, kort voordat de slavernij in Brazilië werd afgeschaft, een groepje slaven probeerde te ontsnappen in een bootje vanuit de haven van Aracajú, en een van de havenbeambten heeft hen geholpen te ontsnappen. In later jaren werd hij een held en men noemde hem de Grote Draak van de Zee. Twee jaar geleden hadden Gerard en Claudete Frencken ons ook mee genomen naar dit centrum, maar enkele exposities hebben we toen overgeslagen. Met onze drie jonge dames wandelden we nu ook door deze expositieruimtes. De eerste met bijzondere portretten, de tweede met allerhande speelgoed, en de derde met de naam “Vaqueiros”. Er stond bij geschreven dat de eerste koeien ooit vanuit Portugal in Brasil zijn ingevoerd. Ik herinnerde me dat er in Zuid Portugal een plaats is die Vaqueiros heet. Zou dat iets te maken hebben met die eerste koeien? Achter dat naambord bleek een zeer uitgebreide expositie schuil te gaan van de “sertão” (de halfwoestijn) en hoe de “sertanejo”, de inwoner van de sertão, eeuwenlang wist te overleven. Het gereedschap dat hij gebruikte, het leren pak dat hem moest beschermen tegen de doornige struiken, het vee dat hij had, het paard waarop hij reed, en het huisje waarin hij woonde. We vonden het erg interessant en ook de meisjes, als echte stadskinderen, keken hun ogen uit. Tussentijds belde Mazé met haar ouders, maar die bleven deze avond toch maar liever thuis. Intussen wandelden wij verder door het complex, maakten foto’s op z’n Braziliaans met mensen stokstijf naast de bronzen beelden die er stonden, ontdekten een kraam met zgn. “waslijn poëzie” van Francisco Nascimento (kleine boekjes met korte poëzietjes over het leven van alledag, waarover Ben heeft geschreven in zijn dikke boek) en bezochten nog een kleine tentoonstelling over de oude Indianenculturen. Daarna streken we neer op een terras. De temperatuur zal 28 graden geweest zijn. Mazé bestelde een caipirinha voor ons, een grote kan “succo” (vers vruchtensap) voor de drie meiden, en een hele grote pizza voor ons vijven. Suze vertelde dat ze diverse medailles had gewonnen met sport, van Martial Arts hield, aan Kongfu deed en aan Tai-chi, en Chinees studeerde. Ze was ook nog eens erg mooi om te zien. Van Gracinha hoorden we later dat ze een aangenomen dochter is en dat haar biologische moeder niets van haar wilde weten. Die weet niet wat ze gemist heeft door haar af te staan. Een bijzonder meisje. Mazé reed ons allen naar huis toe en dat betekende het einde van weer een dag van onze reis.
Maandag 17 oktober 2011. Het was die nacht in onze slaapkamer 31 à 32 graden volgens mijn thermometertje. De ventilator draaide op volle toeren en deuren en ramen stonden tegen elkaar open. Huize Gomes is een stadshuis in een straat zonder tuinen. Een vierkante blokkendoos van twee verdiepingen. Aan de voorzijde een groot ijzeren dicht hek, met erboven een open strook van misschien 1 meter waardoorheen ik vanuit onze slaapkamer de lucht kon zien. Daarboven de slaapverdieping. Achter het straathek een overdekte ruimte waar twee auto’s konden staan en pal daarachter lag onze slaapkamer met eigen badkamertje ernaast. Achter deze slaapkamer, die kennelijk later is bijgebouwd, liggen huiskamer, keuken en bijkeuken. Zonder zijramen, want daar zitten de muren van de buren. Aan de achterzijde van de bijkeuken een grote hoge betonnen muur, waarlangsheen van bovenaf wel wat licht naar beneden valt, maar waar je vanuit het leefgedeelte geen buitenlucht kunt zien. Er brandde altijd wel ergens een lamp. De benedenverdieping is net een vesting met al die dichte muren en volgens mij niet koel te krijgen. Alle warmte bleef er binnen hangen. Ik ben niet boven geweest, maar kan alleen maar hopen dat daar wel wat licht en lucht naar binnen komen.
Ginésio ging naar de vroegmis en Gracinha ging naar haar werk. Hij is al met pensioen. Zij werkt nog twee dagen per week ergens op een grafisch bedrijf. En dan nog eens moeder zijn van zes volwassen kinderen, waarvan er vijf gewoon nog op moeders goedheid teren. Met wasgoed. Met eten. Met schoonhouden. Ongetwijfeld heel gezellig zo allemaal onder één dak, maar wat een werk! Ik moet er niet aan denken. Na het ontbijt wilde Ben naar de organisatie Anistia 64/68 toe. Een organisatie ter bescherming van de slachtoffers van de dictatuur tijdens de jaren ’64-’68. Hun kantoor bleek anderhalve straat verderop te liggen en was dus gemakkelijk te voet te bereiken. Ook weer zo’n vreemd gebouwd pand, dat ooit een woonhuisje is geweest. Het geheel was niet breder dan 3 meter. Vooraan drie piepkleine kamertjes achter elkaar met rechts een open gangetje naar de straat, en erachter nog eens drie ruimtes met een open gangetje naar de achterliggende straat aan de linkerzijde. Een pijpenla van voor tot achter. Ben sprak er met een van de leiders, in voorbereiding op een geplande bijeenkomst die middag over de mensenrechten. Toen we het kantoortje verlieten, was het alweer etenstijd en omdat Gracinha werkte, belandden we bij een klein eethuisje waar veel studenten van de tegenoverliggende universiteit kwamen lunchen. De prijs was laag: R$ 5,50 inclusief een drankje. Maar de kwaliteit was navenant. Alles was saai en smakeloos. We deden thuis een dutje om de energie op peil te houden en daarna vertrok Ben, samen met Ginésio weer naar Anistia 64/68. Er waren diverse mensen aanwezig op de bijeenkomst, onder wie Mario Albuquerque, de leider, en een gepensioneerde journalist. Ikzelf bleef thuis en heb mijn foto’s geprobeerd te ordenen. Daarnaast heb ik op mijn computer al het materiaal opgesnord over het leven van Pater Piet Neefs, dat ik intussen al verzameld had. Over enkele dagen ga ik hem ontmoeten om meer te weten te komen over zijn leven. Dan moet ik wel weten wat ik al tot mijn beschikking heb.
Na enige tijd kwamen de beide mannen weer naar huis en gingen verder met elkaar in gesprek. Ginésio zou graag een exemplaar hebben van het boekje dat Ben geschreven heeft onder de titel “Olimpíada dos Esquecidos”, de Olympiade van de Vergetenen. Hij vond het boekje dermate interessant dat hij ging onderzoeken of hij er duizend van kon laten drukken.Tot mijn verrassing zat het document op mijn laptop. Ik was vergeten dat vlak voor ons vertrek mijn kantoor-laptop was uitgevallen en John, onze computervriend, alle documenten daarvan had overgezet op een harde schijf behorend bij onze reis-laptop. Ik heb toen het boekje globaal bijgewerkt en op de computer gezet van Ricardo, Ginésio’s zoon. Zelfs inbreken in andermans computer draai ik tegenwoordig mijn hand niet meer voor om.
’s Ochtends hadden we geprobeerd contact te maken met de familie Alencar, de zus en broer van frei Tito de Alencar, om een afspraak te maken voor deze avond. Uiteindelijk was het gelukt. We waren uitgenodigd in het huis van Nildes om zeven uur om daarna samen ergens wat te gaan eten. Mario Albuquerque van Anistia had toegezegd ons erheen te rijden. Om klokslag half zeven stond hij voor de deur. Hij begon te vertellen dat hij net als frei Tito gevangen genomen was tijdens de dictatuur en maar liefst negen jaar gevangen heeft gezeten. Zijn vriendin van toen was zwanger, maar heeft de zwangerschap afgebroken toen ze begreep dat zij gevaar liep te worden gevangen genomen. Zijn broer en zus zaten eveneens in de studentenbeweging en werden ook enige tijd gevangen gezet, allen in verschillende gevangenissen. Hij vertelde dat een tijdlang hun moeder van de ene naar de andere gevangenis trok om haar kinderen te bezoeken. Omdat hij in die negen jaar gevangenschap geleerd had alleen te leven, is het Mario moeilijk gebleken nog met anderen lange tijd samen te leven. Hij is drie keer getrouwd geweest, maar was nu weer heel bewust vrijgezel. Negen jaar van je jonge leven weggegooid en dan ook nog eens voor een eerlijke zaak. Wat doet dat met een mens? Dat kunnen wij ons toch niet voorstellen.
Op mijn speciaal verzoek nam Mario de route langs de boulevard op weg naar Nildes Alencar. Het was er heel druk. Je zou niet zeggen dat het hier nog maar lente is. En dan ook nog eens gewoon op een maandagavond. Het lijkt wel het hele jaar door vakantie te zijn op de boulevard van Fortaleza. De “jangada’s”, de oude platte vissersbootjes met één zeiltje erop, waren er gelukkig nog. De “artesanato”-markt (kunstvoorwerpen en toeristenprullaria) werd weer druk bezocht. Aan het eind van de boulevard was er een vismarkt bij gekomen. Viskramen waar je ter plekke je vismaaltijd kunt laten bereiden om mee naar huis te nemen. Ik hoef er voor mijn vakantie niet heen, naar die wolkenkrabberwereld, maar vond het fijn het weer even gezien te hebben, dankzij Mario. Bij Nildes troffen we ook broer Ildefonso en diens vrouw Eneuda. We praatten een kwartiertje lang wat bij en doken vervolgens de lift weer in op weg naar een hapje eten. Nu hebben we in het verleden al vaker met de familie buiten de deur gegeten, en altijd op een dure locatie. Maar dat was ’s middags. Nu was de afspraak voor een “jantar” en tot mijn verbazing namen ze ons mee naar een Habib’s Restaurant, een grote fastfoodtent met hamburgers e.d., want “daar waren de kabeljauwkroketjes zo lekker”. Welnu, ze kwamen op tafel die kroketjes, evenals een bordje frietjes, een bordje (op mijn verzoek) kaassouflés, en voor de variatie nog twee grote pizza’s. Ik moest wel lachen om mijn eigen reactie. Iedereen wil toch wel eens een frietje met de vingers eten? Waarom dan niet de familie Alencar? Onze gesprekken waren heel geanimeerd en gingen over van alles en nog wat. De boeken die we twee jaar geleden in Fortaleza hadden achtergelaten, bleken alle te zijn verkocht. Ildefonso durfde het wel aan er nog eens vier dozen à 22 stuks van te bestellen. Weliswaar in consignatie dit keer, maar hij verwacht dat de vraag nog steeds behoorlijk is. Vooral op de diverse universiteiten, waar studenten het boek als naslagwerk gebruiken. Hoera, dat betekent dat er bijna 100 boeken naar Fortaleza gaan. En nu maar duimen dat ze ook verkocht worden. Ildefonso bracht ons naar huis, Ben dronk nog een biertje samen met Ginésio en daarna doken we weer de warme slaapkamer in. Mét ventilator.
Dinsdag 18 oktober 2011. Al vroeg stonden alle tassen gereed voor vertrek, want om acht uur zou er nog een journalist aan huis komen van de krant “O Povo”, dezelfde waar Ben twee jaar geleden in een actualiteitenprogramma op TV mocht komen. Ginésio kwam thuis. Hij was weer vroeg naar de mis geweest. Hij had verschillende kerken moeten aflopen, omdat de meeste gesloten bleken. Uiteindelijk was hij beland in een kerk waar een hulpbisschop de mis deed. Hij kwam helemaal opgewonden thuis, dat een bisschop de mis had gelezen. Zijn vrouw Gracinha, die nog niet naar haar werk was, hoorde dit verhaal in stilte aan. Ben was er getuige van en voelde haar ergernis. Hij besloot Ginésio de oren te wassen. Priesters, bisschoppen, koningen, presidenten, het zijn allemaal maar gewone mensen. Alle mensen zijn gelijk. Respect is prima, verering leidt tot wanverhoudingen. Gracinha genoot. En nu maar hopen dat Ginésio wordt wakker geschud. Het ontbijt ging voorbij, maar wie er kwam, geen journalist. Er werd gebeld dat hij om negen uur zou komen. Weer kwam er niemand. Ginésio ging op pad om hem te halen, maar kwam onverrichter zake terug. Mazé ging op pad met de auto om bij te tanken, met onze bagage in de achterbak, maar kwam ook niet meteen terug. Bij ons begon de spanning op te lopen. Uiterlijk half elf moesten we naar het vliegveld voor onze vlucht rond twaalf uur. Op het laatste moment was Mazé weer terug. Maar nog steeds geen bericht van de journalist. Wat is dat toch vervelend in dit land. Als je je afspraak niet houdt, laat het dan even weten. Toch nog op tijd stapten we in de auto en reed Mazé ons naar het vliegveld. Daar namen we afscheid van haar en haar vader Ginésio en sloten we weer een etappe van de reis af.
We checkten zonder problemen in bij GOL, ook al was het tijdstip en het nummer van de vlucht veranderd ten opzichte van de oorspronkelijke boeking, zoals onze reisagent ons per E-mail had laten weten. Daarna liepen we naar de concurrent aan de overzijde van de hal, TAM, om te proberen de vlucht van donderdag naar Aracajú één dag te verzetten. Deze vlucht maakte geen deel uit van onze Airpass, en zouden we dus mogen veranderen. Tot mijn ergernis ging dat niet lukken. Ten eerste moesten we 160 reais boete betalen, maar ten tweede bleek de vlucht zodanig laat aan te komen in Aracajú dat we nooit meer bijtijds naar Propriá zouden kunnen komen die middag. We zagen er dus vanaf en dat was achteraf maar goed ook….. De computer kwam dit keer wel in één keer door de röntgenapparatuur, maar nu twijfelden ze aan onze waterflesjes. Oh, het is voor een interne vlucht, goed, gaat u dan maar…. De vlucht van Fortaleza naar Recife zou niet rechtstreeks zijn. We zouden een tussenlanding maken in Natal zonder te hoeven uitstappen. Vervelend genoeg hadden ze ons twee gescheiden plaatsen toebedacht, eentje halverwege aan het middenpad en eentje op de middenstoel op de een na laatste bank achterin. Even “smoezen” met een steward en een kleine stoelendans leverde toch weer twee keurige plaatsen op en we vertrokken naar Natal. De vlucht verliep probleemloos, maar bij de landing begonnen we een beetje te zeilen. We kwamen ook niet al te zachtzinnig op de grond terecht. Ben maakte er een geintje over: “Zeker de copiloot aan het stuur!” Voor het volgende traject herhaalden we de stoelendans en kwamen weer keurig naast elkaar te zitten. Weer een probleemloze vlucht. Zou het landen nu beter gaan? We vlogen aan op de landingsbaan in Recife en het zeilen begon weer een beetje. We hielden ons hart vast voor de landing. We raakten de grond met dezelfde kracht als in Natal, maar in plaats van te remmen, trok de kist op het moment van de “touch-down” weer op en gingen we weer de lucht in. Alom paniek om ons heen. De jongens naast me sloegen meerdere kruisjes. Er werd heel wat gebeden op dat moment. We hebben zeker nog een twintig minuten door de lucht gecirkeld voordat we toestemming kregen opnieuw de landing in te zetten. Het was doodstil al die twintig minuten. Iedereen in spanning en in eigen gedachten. Er kwam ook geen informatie van de piloot of de crew. We hielden letterlijk ons hart vast en de kruisjes van mijn buurman namen toe. Deze keer ging het goed en eenmaal op de grond kwam er, zij het bescheiden, een applausje om de spanning te breken. Daarna begonnen de mensen door elkaar te praten om af te reageren. Het was godzijdank goed gegaan. Het was half drie, we waren een half uur te laat. Achter de glazen deuren stond Miguel Batista op ons te wachten. De pater econoom van het klooster van de SCJ (het Heilig Hart van Jezus), waar Piet Neefs woont en waar we al twee keer eerder hebben gelogeerd. We vertelden hem van onze dubbele landing en toen besefte hij dat hij een vliegtuig in de richting van de zee had zien vliegen, terwijl ze normaal de andere kant op gaan. Dat moeten wij dus geweest zijn. Miguel is een gezellige dikkerd en we kunnen het goed vinden met elkaar. Binnen een half uur waren we in het klooster. We kregen een kamer toegewezen, die eerlijk gezegd, en later constateerden we dat het voor het grootste deel van het klooster zou gelden, een beetje in verval was. Maar wat wil je, het bruisende klooster van weleer is een oude mannen verzorgingshuis geworden, zonder toekomst. Als de paters overleden zijn, zal het huis wel gesloten worden. De verzorging is in handen van betaalde verpleegsters, verplegers en verzorgenden. De twee jongere priesters die de boel bij elkaar houden, vinden dan elders een plek om te wonen. Werken doen ze al buitenshuis. We lieten onze tassen achter, namen mijn rugzak (met mijn laptop en mijn “kantoortje” erin) mee naar beneden en installeerden ons in de grote zaal vlakbij de slaapkamer van Piet Neefs. Ben nam de gelegenheid te baat om een tukje te doen, ik begon me “in te lezen” in de gegevens van Piets leven. Een uurtje later was Piet wakker en opgefrist en kon ons ontvangen. Het was een blij weerzien. We brachten hem de hartelijke groeten over van zijn zus Zus en zwager Jan Hermans uit Etten-Leur. We vonden dat Piet er beter uitzag dan twee jaar geleden. Hij spreekt ook duidelijker. Het blijkt dat hij van medicijnen is gewisseld en dat heeft hem goed gedaan. Helaas kan hij niet meer uit de fauteuil-rolstoel komen, kan moeilijk schrijven en ook het lezen gaat niet helemaal goed meer. We spraken af hoe we onze “interviews” zouden aanpakken, en ik liet Ben en Piet samen achter om bij te praten. Ze kunnen goed met elkaar en hebben ook over veel zaken dezelfde ideeën. Zelf ging ik terug naar mijn computer, waar ik alle gegevens die ik al verzameld heb over Piets leven in chronologische volgorde heb gezet binnen één document, met de bedoeling die eerst samen met hem door te lopen. Een flinke klus dus. En of we het in anderhalve dag redden, is de vraag. Maar we zullen het ermee moeten doen.
Samen gingen we naar de eetzaal voor de “jantar”. Tot mijn verrassing werd ook Piet in zijn rolfauteuil naar de eetzaal gereden, waar hij gewoon aan tafel mee at. Iets wat twee jaar geleden niet mogelijk was. Hij krijgt een kant-en-klaar bordje vanuit de keuken en met een lepel kan hij dan goed zelf eten. Na het eten zetten Ben en Piet hun gesprek voort, en maakte Ben op mijn verzoek enkele aantekeningen over Piets lijn van denken over bepaalde zaken, die ik straks kan gebruiken in het boek over Piets leven. Ikzelf maakte de klus op mijn computer af. Piet gaat gelukkig niet vroeg naar bed, zodat we de avond nog met een glaasje konden afsluiten. Pas rond half een gingen we naar bed.
Woensdag 19 oktober 2011. Het werd een slechte nacht. Ben kon totaal niet slapen en stond om vijf uur op. Toen kon ik natuurlijk ook niet meer slapen. De warmte (rond 28 graden). De muggen die ook buiten op je dunne lakentje zo luid zoemen dat je denkt dat ze eronder zitten en je gek maken. Tot overmaat van ramp begon ik te ontdekken dat ik in de afgelopen avond veelvuldig bezoek had gehad van de kleine onzichtbare vliegjes die ik al eerder heb beschreven na onze korte wandeling in het Atlantisch regenwoud. Nu weet ik hoe ze heten: MARUIM (ma-roe-ieng). Ik had voor het eerst deze reis een korte broek aangetrokken en gezeten onder de tafel niet gemerkt dat ze er waren, deze kleine monstertjes. Hun liefdesblijken voor mijn blote benen begon ik nu te voelen. Jeuk, jeuk, jeuk. Maar we moesten door, ook al was het begin van de dag geen succes. Moe of niet moe, ik moest aan de bak. Het ontbijt stond beneden klaar. Piet was in afwachting van onze gesprekken over zijn leven. De regen buiten hield op, het weer klaarde op. Zo ook ons humeur.
Na het ontbijt hebben Piet en ik drie uur aan een stuk gewerkt. Soms chronologisch. Soms springend van de hak op de tak. Miguel had ons aan twee nieuwe batterijtjes geholpen, voor het dicteerapparaatje dat ik bij me had. En daarmee hebben we alles kunnen opnemen wat er gezegd werd, terwijl ik ook meetikte op mijn computer. Ben keek het eens aan vanaf een afstandje en besloot zijn slaap van de afgelopen nacht in te halen. Hij zocht een rustig en koel plekje en de hele ochtend hadden we verder geen kind meer aan hem. Om twaalf uur gingen Piet en ik lunchen in de eetzaal, maar Ben ging niet mee. Hij had een afspraak met nog weer een ex-Salesiaan die hij in Barbacena had ontmoet, ene Luiz Moura. Die kwam hem om kwart voor een ophalen om samen ergens buiten te gaan eten. Piet ging eerst even rusten en was om half twee weer present om verder te gaan met de interviews. We gingen samen terug naar de zaal, maar tegelijk met onze komst zette een van de andere bewoners de televisie luid aan – dat deed hij elke middag, dus ook vandaag – en wij hebben de verdere middag ons best moeten doen om elkaar te verstaan. We werkten tot vijf uur en geloof het of niet, op exact hetzelfde moment dat wij stopten met de interviews, zette onze plaaggeest de televisie uit.
Om half zes kwam Ben terug van een fantastische middag. Luiz Moura had hem meegenomen naar Olinda. Daar hadden ze grote garnalen gegeten en Ben had genoten van de uitzichten langs de kust. Samen waren ze daarna nog naar het graf van Dom Hélder Câmara gegaan. Daar zijn ze onder het touw doorgekropen om dichtbij het graf te kunnen komen en een kus te geven op de letters van het graf. Jammer voor mij dat ik dit uitje gemist heb. Twee jaar geleden waren we ook even in Olinda en ook toen heb ik maar heel weinig ervan gezien. Maar het werk gaat voor het lolletje, zelfs op een reis als deze. Na de “jantar” hebben we nog even wat met elkaar gebabbeld, maar Piet viel al heel snel in slaap. Hetzelfde gold eigenlijk voor ons. Toch heb ik nog een aantal vragen op papier gezet die ik de volgende dag met Piet wilde doornemen. Daarna viel ook ik om half tien, aangekleed, op bed in slaap en heb als een blok geslapen tot half acht. Ben had voor de zekerheid de lamp aangelaten en de ventilator uit. Of er muggen geweest zijn ’s nachts, weten we niet. Ook hij heeft het gebrek aan slaap van de vorige nacht ruimschoots ingehaald.
Donderdag 20 oktober 2011. Ben en ik waren voor kloosterbegrippen pas laat aan het ontbijt. Acht uur. Alle bewoners hadden allang ontbeten. Om negen uur gingen we weer eens in de zaal kijken om te zien hoe het met Piet was. Hij was zo moe geweest gisterenavond dat we ons een beetje zorgen over hem hadden gemaakt. Maar dat was niet nodig. Fris en vrolijk zat hij al op ons te wachten voor het vervolg van het interview. Tot mijn eigen verbazing was het ons gisteren gelukt het gehele chronologische document door te nemen. Restte nu de serie vragen die ik had opgesteld. Omdat er ook geloofsvragen bij waren, had ik Ben gevraagd er bij te blijven. Het werd voor mijn gevoel en heel goed interview en ook van dit gesprek is een opname gemaakt en tegelijkertijd de essentie van de antwoorden uitgetikt. We werkten tot half twaalf en toen stond Miguel te zwaaien dat het tijd was om naar het vliegveld te vertrekken. Het mag een wonder heten dat we alles wat er op mijn verlanglijstje stond, hebben kunnen doornemen. Met Miguel spraken we af dat, mochten er herinneringen bij Piet boven komen die van belang zijn voor het boek, hij ze aan ons zal doormailen. We namen intens afscheid van elkaar. En wensten Piet nog veel gezondheid toe, zodat hij nog jaren bij ons mag blijven.
Op het vliegveld ontdekten we dat onze vlucht naar Aracajú een uur later zou vertrekken dan op ons schema stond. Of het nu te maken had met de zomertijd die in verschillende staten was ingegaan, hebben we niet begrepen. Mijn horloge heb ik in elk geval niet hoeven bijstellen. We wachtten een uurtje op het vliegveld en dat gaf ons de gelegenheid even af te winden van twee enerverende dagen in Recife. Om ons klaar te maken voor het volgende avontuur.
Wordt vervolgd.
Tjau, Patty+++
Abonneren op:
Posts (Atom)